Hun leider, Cronus, hoorde op een dag dat zijn eigen kinderen de Titanen ten gronde zouden richten. Cronus werd zo woedend, dat hij de kinderen opat. Alleen de jongste ontsnapte, omdat zijn moeder hem wist te verstoppen. Dat was Zeus. Zeus groeide op tot een machtige god. Voor straf vergiftigde hij zijn vader. Toen braakte Cronus zijn broers en zusters uit. Zij begonnen een oorlog tegen de Titanen.
‘Nadat we de oorlog hadden gewonnen, moesten we de domeinen verdelen. Zeus kreeg de hemel en alles daarboven, Poseidon de zee, en ik de onderwereld.’
Kore en Hades spraken urenlang. Uiteindelijk moest Hades door naar de berg Olympus en Kore naar haar moeder.
‘Kom je nog eens langs?’, vroeg Kore.
‘Ik verlaat mijn koninkrijk zelden’, zei Hades. Op dat moment deed hij een uitzonderlijke toezegging. ‘Als je zin hebt, mag je de Onderwereld bezoeken.’
Toen hij weer alleen was, miste Hades de jonge godin. Hij voelde iets wat hij niet eerder kende. Hij was verliefd.
Op de berg Olympus ontmoette Hades zijn broertje Zeus. Hij maakte van de gelegenheid om zijn beklag te doen over de halfgod Heracles. Deze was namelijk een zoon van Zeus, die hij verwekt had bij een mens. ‘Heracles meent het goed’, stelde Zeus hem gerust. ‘Vlekje is al terug in de onderwereld.’
Hades was blij met deze woorden. Misschien kon Zeus nog iets voor hem doen.
‘Zeus, ken je Kore, de dochter van Demeter? Ik heb haar uitgenodigd om een bezoek aan mijn rijk te brengen.’
Toen hij de frons op het gezicht van Zeus zag, voegde hij er snel aan toe: ‘Ik wil met haar trouwen, maar haar moeder zal dat waarschijnlijk niet leuk vinden. Kan jij een goed woordje voor mij doen?’
Zeus zag dat zijn broer verliefd was. Hij zei dat hij zijn best zou doen om Demeter zover te krijgen dat ze Kore wilde uithuwelijken.
Hades keerde terug naar de onderwereld. Onderweg zag hij Kore en vroeg haar om mee te komen. Stilletjes glipte ze weg uit haar bloementuin en reed met Hades naar de onderwereld. Hoewel het een enge plaats was, had ze het er naar haar zin met Hades.