Hij zag en hoorde de mannen zuchten en steunen.
‘Hebben jullie een probleem?’, vroeg hij.
De zonen nodigden de moellah uit bij hen aan tafel. Ze vertelden hem wat hun vader had bepaald in zijn testament. De moellah luisterde aandachtig. Toen ze klaar waren met hun verhaal glimlachte hij.
‘Jullie probleem is niet zo groot als jullie denken’, zei hij.
De broers keken nieuwsgierig naar hem op. Wat zou de geleerde hebben bedacht? Zou hij hen werkelijk kunnen helpen de vreemde opdracht van hun vader uit te voeren?
De moellah schoof dichterbij. ‘Heb ik het goed begrepen? Wiens kameel het laatst aankomt, mag de oase besturen?’
De broers knikten. Zo stond het in het testament.
‘Luister’, zei de moellah. ‘Dan is de oplossing eenvoudig. Jullie hoeven niet op je eigen kameel te rijden.’
De zonen keken elkaar aan. Daar hadden ze geen seconde aan gedacht.
‘Jullie moeten van kameel ruilen. Dan probeert ieder zo snel mogelijk in Mekka te komen. De kameel van degene die het eerst aankomt, is het laatst.’
De broers gingen rechtop zitten. Ze lieten de woorden van de moellah tot zich doordringen. Natuurlijk, de ruiter was wel eerst, maar hij reed niet op zijn eigen kameel. Dus zijn kameel was laatst.
De zonen sprongen op. Ieder rende naar de kameel van de ander. De beesten gingen los. Ze mochten weer rennen. Op topsnelheid raceten ze over de weg naar Mekka.
Het was de jongste zoon die als eerst over de streep ging met de kameel van de oudste. De oudste zoon omhelsde hem. Hij zei dat de jongste eerlijk had gewonnen. Hij beloofde hem steeds te ondersteunen bij het beheer van de oase. De moellah kreeg als dank een kameel cadeau. Hij mocht zijn leven lang gratis in de herbergen van de oase verblijven.