Het geluid van de regen overstemde alles. Terwijl ze daar stond, zag ze grote bellen komen in het water van het visgat. En ze wachtte maar... Ze hoorde mai niet roepen en ze zag Sundar niet aankomen rennen met z'n hoofd onder een plastic jas.
‘Hier’, hijgde hij, toen hij opeens voor haar stond. ‘Een stuk bouwplastic. Doe het erin, vlug. Het is toch niet nat geworden?’
‘Ik geloof het niet’, antwoorde Susila. ‘Pas op, je handen zijn nat!’
Zag ze daar een paar druppels op de buitenste gezichten? Voorzichtig sloeg ze het stuk plastic om het masker heen.
‘Ik ben koud’, huiverde ze. ‘Wat een regen opeens!’
‘Het was een sibibusi!’, zei Sundar. ‘Dat heb je op het einde van de regentijd!’
‘Het moest allang niet meer regenen.’ Susila keek rond. ‘Waar moeten we het laten?’
‘Daar’, wees Sundar. ‘Op die vertakking, dat is de beste plaats. Morgen brengen we het wel terug, zodra we uit school komen. Dan zijn ze nog niet aan het oefenen en zal niemand iets merken.’
Sundar en Susila legden het plastic pakketje stevig in de boom en zetten er nog een steen bovenop. Toen gingen ze met z'n tweeën onder de jas naar huis. Het zou allemaal wel goed komen.
Ja, zou het echt goed komen?
Nee hoor, het liep helemaal mis. 's Avonds zat báp aan tafel met een somber gezicht. Het masker van Ráwan was weg, vertelde hij en de één gaf de ander de schuld. Het was ook niet duidelijk wie de zorg voor de maskers had.
Susila kroop in elkaar. Ze werd koud van schrik. Rishna durfde niet naar haar te kijken en Sundar zei niks. Maar hij propte zo'n groot stuk roti in zijn mond dat mai hem moest verbieden. Susila begon van zenuwachtigheid te lachen. Hadden ze het moeten zeggen? Ze durfden het niet!
De volgende dag lukte het Sundar om het masker naar de loods te brengen. Het was droog weer en iedereen was op het veld aan het oefenen. Waar zou hij het laten? Op de kast? Dan zou het lijken alsof het daar al die tijd gelegen had!