Toen de wond schoon was, liet ik haar een grote pleister zien. Ze glunderde toen ik de pleister over haar knie plakte.
‘Dank je wel’, zei ze zacht.
Ze keek rond in de keuken. Op de tafel lagen een paar eieren die ik later met brood wilde eten.
‘Je gaat Pasen vieren, nò?’
Eerst begreep ik haar niet, maar toen zag ik dat ze naar de eieren keek.
‘Nee, die eieren zijn om te bakken. Maar je hebt gelijk. Met Pasen kleuren mensen hardgekookte eieren en die verbergen ze dan.’
‘Waarom doen ze dat?’, vroeg ze.
‘Uit een ei komt toch een kuikentje? Dat is nieuw leven. En in de paastijd is de Here Jezus aan het kruis gespijkerd totdat hij stierf. Later is hij weer levend geworden, net zoals uit een ei leven komt.’
‘Oo’, zei ze.
‘Ga je ook Pasen vieren met eieren?’, vroeg ik.
Ze keek naar de grond.
‘Nee’, zei ze, ‘m'n moeder heeft geen geld om zoveel eieren te kopen.’
‘Wel... luister, overmorgen is het Pasen. Morgenmiddag breng ik vijf eieren voor jullie om Pasen te vieren.’
‘Echt waar?’, vroeg ze opgetogen.
‘Ja, maar dan moet je me wel twee dingen beloven.’
Ze keek me in spanning aan.
‘Ten eerste moet je je broertje niet om de haverklap slaan. Wees een beetje liever voor hem. Ten tweede kom je niet zomaar aan die birambiboom, maar moet je eerst vragen. Afgesproken?’
‘Ja, is goed’, zei ze verlegen. Even later huppelde ze opgewekt naar de boom, nam haar emmertje met birambi's en riep haar broertje.
‘Bento, Bento, waar ben je?’
Bento zijn hoofd verscheen boven de muur.
‘Jo lummel, kon............’
Ze stopte, ze dacht aan haar belofte.
‘Neem die birambi's, breng voor mama’, zei ze daarna op rustige toon. Ze hees zich op, zat op de muur, draaide zich zittend om, en stak haar hand op. Ik deed hetzelfde. Een plof en ze was verdwenen.