‘Nee’, zeiden de soldaten. ‘Ook koning Saul is bang. Hij heeft beloofd dat de persoon die deze reus verslaat met zijn dochter mag trouwen. Hij en zijn familie hoeven ook nooit meer belasting te betalen.’
‘En bij zo een vette prijs is er niemand die de reus wil verslaan? Wie is die reus dat hij God zo beledigt. Ik zal hem leren’, zei David luidop.
De broers lachten nog luider. ‘Kijk hem, hij is nog klein. Hij weet niet hoe moeilijk het is om met een reus te vechten.’
David antwoordde: ‘Het is helemaal niet moeilijk. Ik heb al met beren en leeuwen gevochten. Die wilden de schapen van onze vader stelen.’
‘Breng hem naar koning Saul’, zeiden de andere soldaten.
‘Hij heeft met beren en leeuwen gevochten. Laat hem het ook proberen tegen de reus Goliath.’
‘Deze jongen wil tegen de reus vechten’, zeiden ze tegen de koning. Saul had niemand anders die het wilde opnemen tegen de reus.
‘Weet je zeker dat je hem aankan?’, vroeg hij aan David.
‘Met de hulp van God zeker wel. Ik zal de reus een lesje leren’, zei David zelfverzekerd tegen koning Saul.
‘Vooruit dan’, zei koning Saul. ‘God zal je helpen, zoals hij je hielp bij de beren en leeuwen.’
‘De Here God zal me de wijsheid geven om deze reus verslaan’, verzekerde David hem nogmaals.
Het lukte David niet om te lopen met zware soldatenkleren. Hij pakte zijn slinger en vijf kleine stenen. Dat was zijn wapentuig. Hiermee zou hij de reus verslaan. Zo hield hij ook roofdieren weg bij de schapen van zijn vader.
De grote reus Goliath en de kleine David stonden tegenover elkaar. De reus boog zich voorover om David goed te kunnen zien.
‘Waar hebben jullie dit ventje vandaan? Hij kan niet eens een schild tillen’, schaterlachte hij.
Terwijl de reus Goliath voorover leunde, legde David een steen in zijn slinger. Hij schoot de steen precies raak tegen de zwakke plek van de reus op zijn voorhoofd. Goliath had die aanval niet verwacht. Hij viel voorover. David kon net op tijd vanonder hem wegrennen. De hele grond trilde van het gewicht van de reus. De soldaten van Israël zagen dat de reus verslagen was. Het vijandig leger sloeg op de vlucht. De strijd was nu snel gewonnen. Iedereen prees David om zijn dapperheid en zijn geloof in de God van Israël.