Hij wees naar de kleine bruine vrucht. Daarna wees hij naar zijn open mond.
‘Yu wani nyan sapotya?’, vroeg de verkoopster.
Hoewel Ran niets had verstaan, knikte hij. De verkoopster wreef met haar duim over haar wijsvinger.
‘Je moet betalen’, zei Hua. Hij haalde een muntje tevoorschijn.
De verkoopster gaf hem een hoop vruchten. Hij hapte in de vrucht.
De marktverkoopster schaterlachte. Ze nam de vrucht terug en schilde hem. Ze sneed hem doormidden en haalde de pitten weg.
Ze nam zelf een hapje. ‘Switi’, zei ze.
‘Switi’, herhaalden Hua en Ran. Ze dachten dat de vrucht ‘switi’ heette. Na hun eerste kennismaking gingen Ran en Hua vaker naar de markt. Hoewel ze zelf sapotilles hadden op het terrein van de barakken, kochten ze steevast ‘switi’ bij de verkoopster. Haar naam was Elfriede. Ze was een vrijverklaarde mulattin. Ze verdiende de kost met het verkopen van koekjes, stroop en vruchten. Ze had een zoontje van een jaar of tien, Kendrick. Hoewel hij nog niet vrij was, mocht hij van zijn blanke vader bij haar wonen. Hij hielp haar met allerlei klusjes.
Laat op een avond hoorde Ran iemand op het houten raam bij zijn slaapbrits kloppen. Het was Kendrick.
‘Kon, kon, mi mma e kari unu.’ Hij wenkte Ran en Hua om hem te volgen. Ze gingen het bos in. Kendrick scheen de weg goed te kennen.
‘Hoor je dat?’, zei Hua tegen Ran.
Naast de nachtgeluiden van het bos, was in de verte het geluid van drums te horen. Het werd steeds sterker, naarmate ze dichter bij hun bestemming kwamen. Op de open plek sloegen mannen in een opzwepend ritme op hun drums. Mannen en vrouwen dansten. Hun lichamen glansden in het maanlicht. Af en toe werd er gezongen. Ran, Hua en Kendrick keken van een afstandje toe. Ze zagen Elfriede dansen. Plotseling zag ze hen ook. Ze danste naar hen toe. De muziek zwol op. En toen, zonder dat ze er iets aan konden doen, volgden hun lichamen de muziek.
Ran en Hua dansten tot het vroege ochtendlicht. Eén voor één verdwenen de dansers en de muzikanten. Kendrick trok Ran en Hua mee aan hun armen.
‘Kon, ko gwe, den sma no mag si unu dyaso.’