O: Tja...., daar vraag je wat. De rivier heeft heel veel water.
V: Dit is verschrikkelijk. Dominee, kunnen we niet beter teruggaan naar Nederland?
D: Laten we proberen er het beste van te maken. Als jullie terug gaan, zal je voor de reis moeten betalen en zo goed hadden jullie het ook weer niet in Nederland.
J: Ik ben even gaan kijken bij die hutten. De meeste zijn vervallen, maar een paar zijn wel bewoonbaar. Laten we onze spulletjes pakken en een slaapplek zoeken.
Drie weken gingen voorbij waarin de kolonisten zichzelf probeerden te redden. Toen sloeg het noodlot toe.
M: Ik voel me zwak, want ik heb de hele tijd diarree.
Alles is zo vies hier.
P: En die muggen die je de hele avond steken zijn ellendig.
Kijk, waar ik mijn huid heb opengekrabd, beginnen die wondjes te ontsteken.
V: Moedertje, laat ons niet in de steek. Wat moeten we zonder jou in dit vreemde land? Kijk, ik heb een paar gekookte knollen gekregen van de dominee. Probeer dit toch binnen te houden. Binnenkort komt er weer een schip uit Nederland. Hopelijk brengen de nieuwe kolonisten nieuwe mondvoorraad, want we hebben nauwelijks eten.
M: Roep de dominee, want ik voel dat mijn einde nadert.
D: Lieve God in de hemel, welk zwaar lot heeft mijn mensen getroffen? Dit is al de vijfde zieke die ik deze dag bezoek.
Na een half jaar was de helft van de kolonisten overleden, waaronder moeder Petronella en zoon Paul. De dominee vroeg hulp aan de overheid.
O: Ja, deze plek is inderdaad niet zo goed bewoonbaar en beplantbaar.
V: De grond blijft drassig, omdat er geen afwatering is. Het gewas verrot in de grond.
O: De dominee heeft er ook over geklaagd bij ons. We hebben nu een betere plek voor jullie beschikbaar, Groningen.