Je kon zo een kogel in je lijf krijgen, zonder dat je er iets mee te maken had.
‘Vergeet niet zijn ouders te zeggen dat hij Amar heet’, riep Vader Toekan, toen Toekanito wegvloog met de baby.
Na een uur vliegen hoorde Toekanito schoten.
‘Ojé Amar, het is goed mis daar!’, riep hij vanuit zijn snavelhoek.
Nieuwsgierig stak Amar zijn hoofd uit het dekentje.
Benggg...
Tot Amars grote schrik begonnen ze hoogte te verliezen. Toekanito was geraakt in zijn linkervleugel. Verwoed probeerde hij met zijn andere vleugel weer omhoog te komen, maar het lukte niet.
‘Daar!’, riep Amar. ‘Probeer te landen in die boom!’
Uitgeput zakte Toekanito neer op een brede tak. Moeizaam zette hij Amar naast hem neer. Na een tijdje hield het schieten op. Toekanito had de ogen gesloten.
Zijn gezicht was vertrokken van pijn.
‘Toekanito’, fluisterde Amar, ‘Ik ben zo bang.’
Langzaam opende Toekanito een oog halfjes. ‘Ik kan niet verder vliegen’, kreunde hij. ‘We gaan doodgaan.’
‘Toekanito, kan ik niet helpen’, snikte Amar.
Ondanks zijn pijn, moest Toekanito lachen. ‘Je kan niet eens lopen, laat staan vliegen.’ Moedeloos keerde Amar zijn hoofdje naar de andere kant. Zijn oor viel op zijn wang. Opeens sperde Toekanito beide ogen open.
‘Amar! Beweeg je oren’, commandeerde hij.
Amar fronste zijn wenkbrauwen maar deed wat hem werd gezegd.
‘Harder’, schreeuwde Toekanito opgewonden. Heftig wapperde Amar met zijn oren.
‘En nu ga je vliegen!’ Toekanito stootte hem uit de boom. Verschrikt gaf Amar een gil.
‘Je oren, domkop’, riep Toekanito.
Snel bewoog Amar zijn oren op en neer. Het ging! Onwennig vloog hij terug naar de boom.