Maar vastberaden nam hij de trein naar Weelde. Op het station daar aangekomen, vroeg hij de weg naar De Grote Brug. Die was niet moeilijk te vinden. Iedereen kende De Grote Brug. Het was regenachtig weer toen hij voor het eerst over de brug liep.
Hij keek naar het bruine water dat er onderdoor stroomde. De klok van een kerktoren sloeg vier uur. Hij was nat en koud. Hij moest een plek zoeken om te overnachten.
In de dichtstbijzijnde herberg vond hij een slaapplaats. De volgende dag regende het weer. Toch liep hij urenlang heen en weer op de brug. De dag daarna scheen gelukkig de zon. Weer hing hij rond bij de brug.
Onder een afdak tegenover de brug zat een oude bedelaar. Hij had de schoenmaker al de dagen gadegeslagen. Op de derde dag liep hij naar hem toe. Zijn kleren waren versleten en vuil. Zijn oude jas zat onder de vlekken. Zijn baard kwam tot aan zijn borst.
Vanonder zijn verlepte muts keek hij naar de schoenmaker.
‘Waar ben je naar op zoek?’, vroeg hij. ‘Misschien kan ik je de weg wijzen?’
De schoenmaker vertelde hem dat hij gedroomd had. Tot driemaal toe. Hij zou zijn geluk vinden op De Grote Brug in Weelde. De bedelaar vond hem onnozel. Als daar geluk te vinden was, zat hij er niet te bedelen.
Hij vertelde dat hij pas ook drie nachten achter elkaar over hetzelfde had gedroomd.
In zijn droom zag hij een grasveld van een schoenmaker in Werken. Het lag tegenover een kerk. In het veld lag er een ketel met geld begraven onder een paaltje.
Maar niet omdat hij dat gedroomd had, was hij zo gek om daar naartoe te reizen.
De schoenmaker wist niet wat hij hoorde. Maar hij hield zich in.
‘U heeft gelijk’, antwoordde hij. ‘Liever ga ik naar huis.’
Vol enthousiasme nam hij de trein terug. Op het station in Werken aangekomen, wilde hij naar huis rennen. Maar dat zou alle dorpelingen opvallen. Hij besloot rustig naar huis te lopen.
Zijn vrouw was even de deur uit toen hij aankwam. Het was al aan het schemeren.
Hij liep de oude schuur achter zijn huis binnen. Hij pakte zijn schop. Het houten paaltje op het grasveld sloeg hij om en hij begon te graven.