Les 23 De bloem van de koning
Er was eens een koning die alles groot wilde hebben.
‘Grote dingen zijn mooier en beter’, zei hij. ‘En groot laat zien hoe belangrijk je bent.’ De koning vond zichzelf de belangrijkste man in het land. Hij woonde dan ook in een groot paleis. Hij droeg een reusachtige kroon op zijn hoofd. Die zat natuurlijk niet erg gemakkelijk. Hij sliep in een enorm bed.
Het was zo hoog dat hij een ladder nodig had om eruit te klimmen.
Zijn tandenborstel was zo zwaar dat twee mannen hem moesten dragen. Zijn horloge was te groot om er goed op te kunnen kijken en zijn koets was zo breed dat hij bijna niet door de straten kon rijden.
De vork en het mes waarmee de koning at, waren zo groot dat ze met touwen aan het plafond moesten hangen. De koning vond het moeilijk om ze te gebruiken.
Hij kon daardoor maar weinig eten. Hij bleef altijd hongerig.
Toch hield de koning vol dat alles groot moest zijn.
Het meeste hield de koning van chocola. Hij stuurde zijn dienaren erop uit om het grootste stuk chocola te gaan zoeken. Zij kwamen terug met de grootste reep die je ooit gezien hebt. Ze hadden die van heel ver gehaald. Er stond ‘chocolate’ op. De reep was zo groot dat hij niet door de poort van het paleis kon. De koning moest naar buiten om ervan te eten.
‘Wat heerlijk’, zei hij. ‘Dit is de lekkerste chocola die ik ooit gehad heb. Precies goed voor een belangrijk man.’
Hij at en at en at totdat...
‘Au! Au! Haal de tandarts! Ik heb zo'n kiespijn’, riep de koning uit.
De tandarts kwam onmiddellijk. Hij trok de kies uit en zei tegen de koning dat hij geen chocola meer mocht eten.
De chocola werd in stukken gezaagd en voorlopig opgeborgen in een koelkast die zo groot was als twee vrachtwagens.
De volgende dag maakte de koning een wandeling in zijn enorme paleistuin.
Ontevreden keek hij naar de bloemperken. Wat waren die fayalobi's toch klein.