Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lezen doet je goed. Leerjaar 5c (2023)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lezen doet je goed. Leerjaar 5c
Afbeelding van Lezen doet je goed. Leerjaar 5cToon afbeelding van titelpagina van Lezen doet je goed. Leerjaar 5c

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lezen doet je goed. Leerjaar 5c

(2023)–Ismene Krishnadath–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

Les 22 De siksiyuru die in een man veranderde

Heel lang geleden was er overal op de wereld nog bos. Toen konden dieren zich in mensen veranderen. Dit gebeurde vooral in het oerwoud waar inheemsen woonden. Zo was er een siksiyuru, die graag de gedaante van een jongeman aannam.

Zo bezocht hij de inheemsen in hun dorpen. Natuurlijk kenden de mensen hem niet.

Maar het kwam wel vaker voor dat vreemden een dorp binnenliepen. De siksiyuru vertelde altijd dat zijn dorp ver weg was.

Hij zei dat hij verdwaald was tijdens de jacht en dagen had gelopen.

De inheemsen waren gastvrij. Ze gaven hem eten en drinken, en boden hem een hangmat aan om te slapen. Het leven als mens beviel de siksiyuru goed.

Laat op een middag liep hij weer eens een dorp binnen. De vrouwen van het dorp namen net een bad in de kreek. Vlak aan de kant stond een jonge vrouw. Haar roodbruine huid leek zacht in het licht van de ondergaande zon.

Hij verschool zich achter een boom. Daar werd hij weer een siksiyuru.

Zijn vleugels jeukten. Zacht wreef hij ze over elkaar.

Daarbij floot en tsjirpte hij.

Toen de vrouw de geluiden hoorde, riep ze tegen de anderen.

‘Kom, we moeten snel doen. Straks valt de avond. Horen jullie de siksiyuru niet?’

De siksiyuru bleef de hele nacht in het bos. Hij wilde niet in het donker het dorp binnenwandelen. De dorpelingen zouden denken dat hij een bosgeest was.

Pas toen de zon de volgende dag voorbij zijn hoogste punt was, veranderde hij zich weer in een mens. In het dorp vroeg hij toestemming om een paar dagen te blijven.

Na een week zei hij tegen het dorpshoofd dat hij verliefd was geworden op de jonge vrouw. Hij wilde met haar trouwen. Het dorpshoofd ging in beraad met de oudsten van het dorp en de ouders van de jonge vrouw. Die hadden geen bezwaar. Ze hadden gezien dat de jongeman niet bang was om de handen uit de mouwen te steken.

Hij had de afgelopen dagen geholpen met het herstellen van de daken van verschillende hutten.

[pagina 87]
[p. 87]


illustratie

[pagina 88]
[p. 88]

Het huwelijk werd gevierd. De jongeman en zijn vrouw kregen een kind. Nu moest de jongeman zich echt aanpassen aan het dorpsleven. Het werd droge tijd. Dat is de tijd dat de kostgrondjes opengekapt moeten worden.

Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Je moet een stuk bos openkappen. Dan kan ik daar mijn kostgrondje aanleggen.’

Dit werk had de man nog nooit gedaan. Het ging erg langzaam.

Telkens als hij een struik of boom kapte, sprak hij tot de dieren die er woonden.

Hij zei dat zijn vrouw wilde planten en vroeg ze om op te schuiven en een andere plek te zoeken.

Dat wist de vrouw niet. Ze klaagde: ‘Je werkt zo langzaam. Straks begint de regentijd. Ik moet de cassavestokken in de grond hebben voordat het begint te regenen.’

De man dacht na. Het zou hem nooit lukken de kostgrond op tijd klaar te krijgen.

Hij besloot zijn krekelfamilie om hulp te vragen. Zijn familie was enorm groot.

Na lange tijd veranderde hij zich weer in een krekel. De krekelfamilie wilde hem wel helpen. Ze zouden maar een paar dagen nodig hebben om de kostgrond klaar te maken. ‘Maar’, zei de oudste krekel, ‘als we daar bezig zijn, mag je mensenfamilie ons niet zien. Je moet ze zeggen dat ze niet mogen komen kijken.’

De man ging weer naar zijn vrouw. Hij zei tegen haar: ‘Over een paar dagen is de kostgrond klaar. Maar ik waarschuw je. Zolang ik daar ben, mag je niet komen kijken.’

De vrouw vond het vreemd en vroeg: ‘Moet ik geen eten en drinken voor je brengen?’ De man schudde zijn hoofd. ‘Nee, dat hoeft niet. Ik waarschuw je dat je niet moet komen. Anders zullen er erge dingen gebeuren.’

De volgende morgen ging de man naar de kostgrond. Er waren honderden krekels.

Ze veranderden zichzelf in mensen. Ze waren twee dagen bezig. Twee dagen lang was er druk gefluit en getsjirp te horen in het bos. Toen waren de bomen en de struiken gekapt. ‘Nu moeten we de takken, stammen en bladeren verbranden’, zei de man tegen de krekelfamilie.

[pagina 89]
[p. 89]

Ze staken de boel in brand. Het werd een groot vuur.

Vanuit het dorp zagen de vrouw en haar moeder de rook. ‘Er is brand’, zei de moeder. ‘We moeten het vuur doven.’

‘Ga niet moeder’, zei de vrouw. ‘Je weet toch dat je moet wachten tot je schoonzoon ons komt halen?’

Maar de moeder nam toch een emmer water. Ze liep naar de kostgrond.

Toen de krekelmensen haar zagen komen, veranderden ze allemaal terug in krekels.

Ze vlogen weg.

De moeder ging op een omgehakte boomstam staan. Ze wilde het water uit de emmer op het vuur gooien. Maar ze gleed uit. Ze viel in het vuur en verbrandde.

De man rende naar het dorp.

‘Waarom heb je je moeder gestuurd?’, schreeuwde hij tegen zijn vrouw. ‘Ik had toch gezegd dat je niet moest komen? Je moest je moeder niet sturen.’

Toen de vrouw hoorde dat haar moeder was verbrand, huilde ze dagenlang.

De man kon het niet verdragen. Hij lag in zijn hangmat en voelde zich diepongelukkig.

Hij stond op, ging op een bankje zitten en riep zijn vrouw.

‘Krab mijn rug’, zei hij. ‘Mijn rug jeukt.’

Op het moment dat de vrouw zijn rug aanraakte, veranderde de man in een siksiyuru.

Hij sprong op en verdween in het bos.

 

Toen begreep de vrouw dat ze getrouwd was met een siksiyuru. Ze heeft hem nooit meer teruggezien. Maar telkens als ze om zes uur de krekels hoorde tsjirpen, vroeg ze zich af of hij het was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken