Les 18 De wedstrijd
K = Kenneth Ocelot T = Toni Luiaard D = Dennis Raaf
Kenneth Ocelot en Toni Luiaard zijn vriendjes van elkaar. Ze vinden het fijn om vruchten te zoeken in het bos.
K: Gisteren heeft het flink geregend en vandaag ziet het weer er niet beter uit.
T: Ja hoor, ik ruik het vocht in de lucht.
K: Kijk die zwarte wolken daar. Straks komt er een plensbui.
T: Laten we snel wegrennen van hier, want ik wil niet nat worden.’
K: Haha, jij wilt dat we snel wegrennen? Weet je zeker dat je dat kan?
T: Wat denk je wel van mij? Waarom zou ik dat niet kunnen?
K: Je bent een luiaard en luiaards zijn heel traag. Daarom worden jullie ‘luiaard’ genoemd. Het lijkt net of jullie niet willen bewegen. De luiaards en de schildpadden zijn de langzaamste dieren in het bos.
T: O, ik denk dat je mij onderschat. Ik kan veel meer dan je denkt en als je wilt, kan ik het ook bewijzen. Ik durf zelfs te zeggen dat ik sneller ben dan jij.
K: Haha, dat is het belachelijkste wat ik ooit heb gehoord! Laten we een wedstrijd houden. Dan kan ik zien of je werkelijk sneller bent dan ik.
T: Ik neem deze uitdaging meteen aan.
K: Wie wint, krijgt een bosmarkusa.
T: Begin die dan alvast klaar te zetten voor mij.
(Ze geven elkaar een poot. Kenneth neemt een tak en trekt een lijn.)
K: Dit punt is de start. Het eindpunt is bij de kreek naast die holle bruinhartboom.
T: We hebben een scheidsrechter nodig. Ik zie Dennis Raaf daar op een tak zitten. Zullen we hem vragen om de wedstrijd te leiden?
K: Hé Dennis, wat ben je aan het doen? Heb je even tijd om scheidsrechter te zijn? Deze gekke luiaard denkt dat hij van mij kan winnen in een snelheidswedstrijd.
D: Toni, heb je wel goed nagedacht? Waarom wil je het opnemen tegen een ocelot?