Les 7 Switi Anansi (1)
Vanaf de straat kon je het gekreun van de Anansi-kinderen horen. Ze hadden honger!
‘Jó, luie donder van een Anansi-vent!’, riep hun moeder Makuba boos tegen haar man. ‘Sta op en ga suiker voor me kopen op de markt. Dan kan ik cassavedokun maken om te verkopen. Wat voor vader ben jij? Als ík niet werk, is er geen geld om eten te kopen!’
Anansi sprong uit zijn hangmat. Als Makuba boos werd, raasde en tierde ze zodanig dat de scheplepels, pannen en potten hem om de oren vlogen.
‘Ja, ja, ik ga al’, riep hij.
Bij het marktplein zag hij Ma Doifi zitten op de stoep van het winkeltje waar ze lekkernijen verkocht. Naast haar zat Paard Suikertand, de schaafijsverkoper.
‘Wat zitten jullie zo te zitten?’, vroeg Anansi.
‘Dus je weet het niet, Anansi?’, zei Paard Suikertand. ‘Baas Tijger heeft zijn suikerloods gesloten. De suiker is op.’
‘Dat kan niet. Suiker moet er altijd zijn. Weten jullie het zeker?’
‘We waren vanmorgen daar, Anansi. Wil je laten we weer gaan kijken?’
Ma Doifi stond op. ‘Ik moet echt suiker hebben, anders ga ik failliet.
Koekjes zonder suiker lust niemand.’
Bij het suikermagazijn was het stil. Het terrein rondom het magazijn was leeg.
Het glijhek stond maar halfopen. ‘Het magazijn is gesloten’, zei de wachter tegen Anansi, Ma Doifi en Paard Suikertand.
Anansi stiet Ma Doifi aan. ‘Kijk!’
Zus Fremusu kwam naar buiten met een grote tas.
‘Wat heb je daar?’, vroeg Anansi dreigend.
‘Niets, niets’, piepte Zus Fremusu angstig, terwijl ze de zak tegen zich aandrukte.
‘Laat zien!’, Ma Doifi trok aan de zak.
‘Doe niet’, huilde Zus Fremusu. ‘Baas Tijger heeft gezegd dat we veel te weinig voor zijn suiker betalen. Hij zegt dat zijn suiker bijna op is.