Les 4 De prins, de kok en de taart
P = Prins Thomas K = Kokkie, de kok T = taart
Prins Thomas is negen jaar. Hij woont in een groot kasteel met zijn ouders, de koning en de koningin. Hij geniet elke dag van het heerlijke eten dat de kok van de koninklijke familie klaarmaakt. Vandaag neemt hij een kijkje in de koninklijke keuken.
P: Kokkie, moet je nog veel doen? Mijn buik voelt zo leeg aan.
K: Prinsje toch, je bent nog geen half uur geleden van de ontbijttafel opgestaan.
Zit je niet vol van de lekkere roombroodjes met chocola die ik voor je had gebakken?
P: Nee Kokkie, ik heb nog honger.
K: Maar prinsje, die liter warme cacao die je hebt gedronken...
P: Die was heerlijk, ja. Heb je er meer van?
K: (Hij lacht.) Nee, prinsje! Ik wilde je vragen of je daar je buikje niet mee gevuld hebt.
P: Niet genoeg, ik lust nog iets. Wat ga je nu klaarmaken?
K: Lieve prins, je weet toch dat de koning en de koningin vanavond gasten ontvangen voor het diner? Ik moet de taart die ik gisteren gebakken heb nog versieren voor vanavond.
P: Is hij even groot als die van het vorige diner, Kokkie? Mag ik hem zien, please?
K: Nee, prins Thomas, want als je hem ziet ga je hem willen eten en dat kan nu niet.
P: Wie, ikke? Nooooooooit!
K: Ik heb ‘nee’ gezegd, prins Thomas. Er is echt maar één taart.
P: Kom nou, Kokkie, ik wil hem alleen maar zien.
K: (Hij zucht.) Omdat jij het bent, prins Thomas.
(Hij loopt naar de grote koelkast en pakt daar een enorme taart uit. Voorzichtig brengt hij de taart naar een grote keukentafel.)
P: (Met open mond.) Ooooh... deze is nog veel groter dan de vorige.
K: (Trots.) Ja, hier kunnen alle gasten een groot stuk van krijgen. Ik heb er uren aan gewerkt, maar hij is nog niet af, hoor.