‘Oppassen, niet aanraken’, roept de gids.
Maar de schorpioen schrikt zelf van de mensen en verdwijnt vlug met zijn staart omhoog onder de bladeren.
‘Zo, we zijn bij onze eerste stop’.
De gids blijft bij een gebouwtje staan. Maya loopt naar voren, want ze wil de vlinders van dichtbij zien. Maar de gids haalt een paar rupsen uit een kast en laat die aan de kinderen zien. Maya griezelt. Ze loopt snel weer naar achter tot ze naast mama staat.
De gids legt uit hoe de rupsen later vlinders worden, maar Maya luistert niet.
‘Ik wil weg. Ik ben bang.’
Ze praat heel zacht tot mama. Ze vindt de rupsen vies.
‘We zouden toch naar vlinders kijken. Waar zijn die dan?’
‘Die zien we zo, gudu.’
Mama geeft Maya een aai over haar hoofd.
Als de groep verdergaat, is Maya blij dat ze van de enge rupsen weggaan.
Eindelijk komen ze bij de vlinders. De kinderen lachen en praten allemaal door elkaar.
‘Zo mooi, wauw! Kijk daar!’
Ze blijven naar de vlinders wijzen. De ene is nog mooier dan de andere. Er zijn bruine, rode, oranje, zwarte, grote en ook heel kleine. Maya geniet en denkt niet meer aan de enge rupsen. Een grote rode vlinder met een bruine rand komt op haar hoofd zitten.
Mama maakt snel een foto als Maya de vlinder probeert te pakken.
‘We moeten verder, want er is nog veel meer te zien’, zegt de gids.
Ze lopen naar een groot hok met een heleboel grote en kleine schildpadden. De gids legt een schildpad op zijn rug. Dat vinden de kinderen niet leuk. Aan hun commentaar hoort hij dat ze het niet leuk vinden.
‘Och’ en ‘ach’ en ‘wat zielig’, roepen ze.
Als de anderen verder lopen, blijft Maya even achter. Ze vindt het leuk om naar de schildpadden te kijken.