Hij klom steeds op het opstapje bij de gang van buurvrouw Rinia en sprong er dan vanaf. Hij probeerde steeds verder te springen. Buurvrouw Rinia had hem al een paar keer gewaarschuwd.
‘Nietdoen, hou op! Je gaat vallen, Nietdoen!’
Dan stopte hij heel even. Maar daarna deed hij precies hetzelfde. En toen ging het mis.
Hij struikelde en viel met zijn gezicht plat op de vloer. Hij gilde van pijn. Zijn mond bloedde een beetje. Buurvrouw Rinia tilde hem op en waste zijn gezicht. Hij hield zijn mond open.
Ojé, zijn lip had een scheurtje en zijn voortand was op de helft gebroken. Toen hij dat zag, gilde hij nog harder.
Nietdoens moeder werd gelijk gebeld. Haar zoontje had een ongelukje gehad.
Misschien moest ze hem naar de dokter brengen. Toen ze aankwam, rende Nietdoen huilend naar haar toe.
‘Mama, mama, kijk mijn lip. Het had bloed en nu is het dik. En mijn tand is ook kapot.’
Zijn moeder keek naar de lip en de tand. Ze leek wel een beetje boos.
‘Ethan’, zei ze, ‘Je hebt weer niet geluisterd. Zie je waarom je moet luisteren?’
Nietdoen stopte met huilen.
Hij keek naar de grond en zei: ‘Ja, mama’.
Ik keek verbaasd naar de moeder.
‘Wie is Ethan?’, vroeg ik.
De moeder wees naar het kleutertje.
‘Hij’, zei ze.
Ik fronste mijn wenkbrauwen.
‘Is zijn naam niet Nietdoen?’
Nu keken buurvrouw Rinia en de moeder verbaasd.
‘Hèn?’, zei buurvrouw Rinia. ‘Wat bedoel je?’
‘Ik wil weten wat zijn naam is’, zei ik. ‘Ik hoor jullie steeds Nietdoen roepen. Pas op,
Nietdoen! Ga zitten, Nietdoen! Nietdoen, kom hier! Luister eens een keertje, Nietdoen!’