De nagel was daar dwars door zijn vinger heen naar boven gedrukt en afgescheurd.
Het ene moment zag hij dat duidelijk. Het volgende moment was alles bedekt met bloed.
‘Mi gado, je hebt z'n vinger platgedrukt met die deur’, schreeuwde Jozef tegen Bolle.
‘Kijk, bloed, bloed, bloed’, stamelde Michel. Hij werd bleek. Zijn ogen draaiden rond.
Het volgende moment lag hij op de gang, flauwgevallen. Hij kon geen bloed zien.
Nog steeds verbijsterd staarde Rinaldo naar het bloed op zijn rechterhand.
Een stekende pijn schoot omhoog. In zijn linkerhand had hij nog steeds zijn brood.
‘Kom snel mee naar juf’, zei Jozef. Hij pakte Rinaldo bij zijn arm.
Een spoor van bloeddruppels volgde hen. Een groep kinderen liep met grote ogen en open mond achter Jozef en Rinaldo aan. Een ander groepje had zich rondom Bolle en de flauwgevallen Michel verzameld.
‘Juf, juf, kijk wat met Rinaldo is gebeurd!’
‘Mijn hemel! Vlug Rinia, haal wat watten uit het kantoortje. Rinaldo kom, ga hier zitten.
Heb je pijn? Hou je vinger omhoog, ja zo. Iedereen naar buiten.’
Meneer Parisius, het schoolhoofd, kwam ook kijken. Voorzichtig hield hij de bloedende vinger vast en bekeek de wond.
‘Hij moet naar de Eerste Hulp. Die nagel is helemaal afgeknepen. Hopelijk groeit hij weer aan.’
Buiten de klas stonden tientallen kinderen door het gaas te kijken. Juf zette watten onder de wond om het bloed op te vangen. Rinaldo vergat één moment de pijn. Hij vergat even het bloed. Hij voelde zich ergens een held. Hij zat rustig met zijn bloedende vinger omhoog en hapte verder in zijn brood.
Hij moest met meneer Parisius mee. Die zou hem met zijn auto naar de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis brengen. Bolle stond met grote, betraande ogen bij de deur van het lokaal.
‘Ik wist niet dat je vinger daar was. Ben je boos op me? Ik heb het gedaan, ik...’
‘Het was een ongeluk, Bolle. No span’, zei Rinaldo.