Les 25 Moeders lopen niet weg
Sara werd midden in de nacht wakker. Op haar tenen liep ze naar de deur.
Langzaam, heel langzaam deed ze die open. Ze ging naar beneden. Ze vergat niet die ene krakende traptree over te slaan.
Dit deed ze vaker, midden in de nacht naar beneden sluipen.
Dan keek ze naar de kapotte souvenirs, de scherven en de omgevallen stoelen.
Zo zag het huis eruit als haar ouders hadden gevochten.
In haar kamer hoorde ze hoe ze tegen elkaar schreeuwden. Dan bleef ze boven en drukte haar gezicht in het kussen om ze niet te horen.
's Morgens stond haar moeder voor het fornuis eieren te bakken.
Op haar ‘dag ma, dag pa’ keek haar vader op. Hij glimlachte en streelde haar wang.
Haar moeder zei niets. Sara kon niet tegen de stilte. Snel dronk ze haar melk op en propte haar broodje met ei in haar tas. Ze mompelde iets dat een groet moest voorstellen en rende naar de poort.
Bina, haar beste vriendin, stond al te wachten. Ze groetten elkaar met een high five.
‘Heb je je rekenhuiswerk gemaakt? Ik vond die sommen een beetje moeilijk’, zei Bina.
Sara knikte.
‘Ja, ze waren een beetje moeilijk. Ik heb ze wel gemaakt, maar weet niet of ze goed zijn.
Eigenlijk hou ik niet van staartdelingen. Mijn vader helpt me altijd. Gisteren niet, ze waren weer bezig ruzie te maken.’
‘Ay baya. Alweer.’ Sara zuchtte.
‘Ze maken altijd ruzie als we samen zijn. Ik weet niet waarom, maar het is niet prettig.’
Ze beet op haar onderlip om niet te huilen. Bina wist niet wat ze moet zeggen.
Toen Sara na school thuiskwam, was haar moeder er niet. Dat gebeurde wel vaker.
Toch voelde Sara aan dat iets die dag anders was. Ze zag dat er geen potten en pannen op het fornuis stonden. Dat vond ze vreemd, want mama kookte altijd voordat ze wegging.
Haar oog viel op een papiertje op de eettafel. Sara wist direct dat er iets mis was.
Haar handen beefden terwijl ze het briefje las.