Les 9 De broek die te lang was
K = Soekimin Kortram V = verkoopster A = Alida Kortram B = Beryl Kortram O = oma Kortram
Soekimin Kortram loopt door een drukke winkelstraat. In een etalage ziet hij een bord waarop met grote letters staat: UITVERKOOP! Hij gaat de winkel binnen.
S: Ik heb allang een nieuwe broek nodig. Kijk, daar ligt een nette jeansbroek. Die kan ik ook naar het werk dragen. Ze verkopen hem voor de helft van de prijs.
V: Meneer, wilt u die broek niet even passen?
S: Nee, ik neem hem zo mee naar de kassa.
V: Het is een uitverkoopbroek. U mag hem niet meer ruilen als u hem eenmaal heeft gekocht.
S: Ik heb een beetje haast. Op het labeltje zie ik dat het mijn maat is.
(Als Soekimin thuiskomt, trekt hij stilletjes de broek aan en loopt de woonkamer binnen.)
S: Vrouw, kijk eens wat een mooie jeans ik heb gekocht in de uitverkoop.
A: (Verbaasd.) Maar man, wat zie je er toch gek uit! Die broek is wel tien centimeter te lang!
B: Ja, pa. Je trapt helemaal op die zoom. Oma, vind je ook niet dat die broek veel te lang is?
O: Laat ik even mijn bril opzetten. Dan kan ik het beter zien. Ja, van achteren sleept de stof een stuk op de grond.
S: Vrouw, dan moet je de broek voor mij inkorten. Ik kan de broek niet meer terugbrengen.
Het is een uitverkoopbroek.
A: Nee hoor, ik heb het veel te druk met mijn werk. Je had niet zo onverstandig moeten zijn. Je had de broek moeten passen voordat je hem kocht.
S: Moedertje, kan jij het dan doen? Jij hebt het niet zo druk, toch?
O: Ik zou wel willen, mijn jongen. Maar mijn ogen zijn veel te slecht. Zelfs met mijn bril op kan ik het gat van de naald nauwelijks vinden.
S: Beryl, kan jij het dan niet doen? Jij bent toch een flink meisje?
B: O nee papa, ik ben bang dat ik je broek ga verpesten.