Zhen werd boos. Wat voor manieren waren dat? Die vreemde snuiter wilde de spot met hem drijven.
‘Waarom doe je alles wat ik doe?’, riep hij. Hij zag dat de jongen zich ook opwond.
Nog steeds kwam er geen geluid.
Zhen werd steeds kwader. Hij balde zijn vuist. Zijn tegenstander deed hetzelfde.
Toen gaf Zhen hem een harde vuistslag.
De spiegel brak. Plengeleng! Stukken glas lagen op de grond. De vuist van Zhen bloedde.
De scherven hadden zijn vlees gesneden.
Wan Da schrok wakker van het lawaai. Hij kwam aangerend om te kijken wat er was gebeurd.
‘Wat heb je gedaan?!’, riep hij ontdaan. Zijn kostbare spiegel lag in scherven op de grond.
Huilend van pijn zei Zhen: ‘Die jongen in de spiegel maakte me belachelijk.
Alles wat ik deed, deed hij ook.’
Wan Da bracht Zhen naar de keuken. Hij waste Zhens gewonde hand. Daarna deed hij er een verband om.
‘De jongen die je in de spiegel zag, was jijzelf’, zei Wan Da. ‘Het was je spiegelbeeld.’
‘Heb ik mezelf geslagen?’, vroeg Zhen verwonderd.
‘Ja’, zei Wan Da. ‘Laat dit een les voor je zijn. Toen je boos werd, heb je geslagen.
De enige die je daarmee hebt verwond, ben jezelf.’
Zhen keek naar zijn hand in het verband. Die deed behoorlijk pijn.
‘Zo zal het ook zijn in het echte leven’, zei Wan Da. ‘Soms zal je boos worden op mensen. Dat mag, maar wordt niet agressief. Je moet niet gaan slaan of vechten, want dat zal alleen jezelf pijn doen.’ ‘De volgende keer als ik een spiegel zie, zal ik voorzichtig over het glas strijken’, zei Zhen spijtig.
Wan Da zuchtte. ‘Voorlopig neem ik geen spiegel meer mee uit de grote stad.’