Les 30 Xiao Wen en Xiao Li (2)
Xiao Wen en Xiao Li pasten zich goed aan. Er werd goed op ze gelet.
Zeker door Nathalie. Eens kwamen ze verdrietig thuis. Een creoolse jongen van de klas had gezegd: ‘Chinezen eten alleen tjauw min.’
Ik zei toen: ‘Dan moet je zeggen dat creoolse mensen alleen bana met batyaw eten.’
Dat hebben de jongens gedaan. Het gevolg was een vechtpartij. Xiao Wen en Xiao Li kwamen met bloedneuzen en blauwe plekken thuis.
De school was gelukkig dichtbij. Nathalie is met ze teruggegaan naar school.
Die jongens schrokken. Ze wisten niet dat de Chinezen een creoolse zuster hadden.
Ze is flink aan het meppen gegaan.
‘En wie heeft jullie nog meer geslagen?’, vroeg ze steeds.
Ten slotte zei ze tegen de vechtersbazen: ‘Wie wil, kan nog een keer proberen.
Dan zal je zien wat er gaat gebeuren.’
Meestal pakt het verkeerd uit als je met kinderruzies bemoeit. Dit keer ging het wel goed. Na een tijdje waren de zwarte jongens beste maatjes met onze Chineesjes.
Ik denk niet dat de ouders van de kinderen ze slecht hebben behandeld.
Een keertje zei ik voor de grap tegen Xiao Li: ‘Ik ga je baksen.’
Hij antwoordde: ‘Mijn vader heeft me nooit gebakst.’
Hij vertelde dat zijn moeder hem weleens kneep.
‘O’, zei ik, ‘deed ze pingi pingi kasi met je?’
Ik had weleens pingi pingi kasi met hem gespeeld. Dan knijp je een kindje zachtjes.
Op het laatst kietel je totdat het kind begint te lachen. Dat spelletje vond hij leuk.
‘Nee’, zei hij. Zijn mama kneep hem als ze boos was. Dat was geen pingi pingi kasi.
Het was pingi pingi sneysi.
‘Mijn vader eet hond’, zei Xiao Wen een keertje. Zelf lustte hij geen hond. Hij had gezien hoe zijn vader een hond had genomen. Hij had hem op zijn kop geslagen en boven een vuur gehouden.