‘Nee Karin, mijn hoofd doet pijn, ik ben moe en het is te warm buiten.’
Karin dacht even na. ‘Mama’, begon ze nu voorzichtig. ‘Als u een tablet neemt, dan is uw hoofdpijn zo weg. En als u moe bent, laten we met de auto gaan.
Dan zetten we de airco aan en is het niet te warm.’
Zo, dat had ze mooi opgelost, vond Karin.
Mama keerde zich om en keek haar aan. ‘Ik heb geen tabletten, overal zijn er files en de airco kost veel stroom. Sorry, we gaan nergens.’
Karin wist niet wat nu te doen. Terwijl ze diep nadacht, liep ze naar de voorzaal.
Ze pakte de remote van de televisie. Omdat ze zo vaak klaagde, bepaalde zij meestal waar ze naar keken. Ze had net een leuk programma gekozen of mama kwam uit de kamer.
‘De teevee staat te luid’, zei mama.
Snel zette Karin het volume lager.
‘Dit is een dom programma’, zei mama nu.
Karin veranderde het station. ‘Dit heb ik al gezien.’
Karin wist niet meer wat te doen. Niets wat ze deed, was goed voor mama.
Ze legde de remote neer en begon hard te snikken. ‘Waarom doet u zo?’
Mama wachtte tot Karin uitgesnikt was. Toen zei ze heel rustig:
‘Zo voelt het voor mama als jij steeds klaagt. Het voelt alsof ik niets goed voor je kan doen. Dat maakt me verdrietig.’
Karin begreep het opeens. Ze had zich zó verdrietig gevoeld. Ze wilde niet dat mama dit ooit zou voelen. ‘Mama, ik zal niet meer zo klagen.’
Ze omhelsde mama stevig.
‘Beloof je dat, pukushani?’
Karin knikte hard met haar hoofd.
‘Oké, waar is jouw lijstje? Wat doen we vandaag?’