Les 16 De trotse kikker (2)
K = kikker M = ma pad P = pa pad KP = kind pad
Op het erf wonen een boomkikker en een paddenfamilie.
KP: Wat was dat...?
M: Is dat pa, die terugkomt van zijn bezoek aan het erf naast?
KP: Nee ma, het is buurman Kikker! Pa springt nooit zo ver! En kijk hoe buurman naar boven klimt in die guaveboom... daar!
M: Ay, daar zie ik hem. Hij kan goed klimmen, hè?
KP: Jaaa...
K: Vrienden, vrienden! Help me, au... au, au, au!
M: Wat is er met jou gebeurd?
K: U! Leren jullie padden het dan nooit! Au, au, au!
KP: Hij bedoelt dat je moet zeggen: wat is er met u gebeurd?
M: Ik ga niet u zeggen. We hebben altijd jij tegen hem gezegd.
KP: Gaat u ons vertellen wat er is gebeurd, buurman Kikker?
K: Ja, luisteren jullie goed. Dan zijn jullie gewaarschuwd.
KP: Ma, laten we pa roepen! Hij gaat vertellen!
M: Wacht even, buurman. Mijn man komt zo en hij wil zeker ook horen wat er met je is gebeurd.
KP: Daar is hij al.
P: Zo, daar ben ik weer. Ik heb een beetje gesport. Wat gebeurt hier?
K: O, mijn beste paddenburen, o, au, au, oe-woe-woe-woe... Ik ben binnen geweest, in HET HUIS. Wat ik daar allemaal heb meegemaakt! Laat me jullie over de mensen vertellen. Au, au,
au... ik heb zo'n pijn!
KP: Heb je pijn, buurman?
K: Wie praat daar zo oneerbiedig?