Les 10 De geur van mopé
M = mama O = Osei L = Lisa K = Kishan (buurjongen van Osei)
S = sirene N = náni (oma van Kishan)
M: Kijk nou, zo vervelend. Mijn borduurgaren is op. En deze pangi moet morgen klaar zijn. Alleen in de mall verkopen ze deze kleur garen. Osei!!!
O: (Osei komt aangerend.) Ja ma, ik kom al.
M: Je moet op Lisa passen, want ik ga garen kopen.
O: Is goed, ma. Ik let wel op Lisa.
(Als mama weg is, pakt Lisa de pangi.)
O: Nee Liesje, geef die pangi hier. Mama gaat boos worden als je ermee speelt, want ze is nog niet klaar ermee. (Als hij de pangi wegtrekt, prikt een naald Lisa in haar vinger.)
L: Au! Hoe... hoe... Je hebt me pijn gedaan. Ik ga mama voor je zeggen dat je me pijn hebt gedaan. Hoe...
K: (Komt binnen.) Waarom huilt Lisa zo? Niet huilen meisje, want je bent een groot meisje, toch? Lust je mopé? Kijk hier, een lekkere mopé.
(Lisa stopt met huilen en stopt de mopé in haar mond.)
O: De geur van die mopé laat me watertanden, man. Mag ik ook eentje?
K: Alsjeblieft, je hebt geluk. Dit is de laatste die ik bij me heb.
O: Lekker man, maar wel een beetje zurig.
K: Laten we meer halen. Als je moeder ze stooft met suiker, worden ze zoet.
O: Ik kan niet weg, man, want ik moet op Lisa passen.
K: Die mopéboom is vlak om de hoek op het erf van mijn náni. We nemen Lisa mee.
(Als Osei, Kishan en Lisa de straat op gaan, horen ze een sirene.)
S: Ieeeennnngggggg jeee ieeeennnngggggg jeee ieeeennnngggggg jeee...
K: Wat is dat voor drukte in de straat van náni? Het is net voorbij haar huis. Er staat een politiewagen en een ambulance komt aangereden.
O: Er is een ongeluk gebeurd. Een auto heeft een bromfietser aangereden.