S: (Maya keert met haar bakje terug naar Shane). Maya, waar bleef je zo lang?
May: Boy, ik moest helemaal over de achterbank klimmen. Mijn tas lag bij de bagage daar! (Ze zoeken nog even naar schelpen en keren dan terug naar hun ouders.)
P: Ah, daar zijn jullie. Waar zijn de autosleutels?
Ma: Heeft Maya de autosleutels niet teruggebracht?
P: (Geïrriteerd.) De auto's beginnen te rijden. Maya, waar heb je de autosleutels gelaten?
May: (Kijkt beteuterd.) Eh, ik weet het niet.
S: Papa, de auto is open!
P: Shane, check je achter, dan check ik voorop!
V: Meneer Dias, u moet het veer oprijden. Is er een probleem?
P: (Zenuwachtig.) Ja, de autosleutels zijn verlegd, maar we vinden ze wel.
V: Nog vijf minuten en dan gaat de poort dicht. Er is maar één overtocht vandaag.
De volgende is pas morgenochtend.
Ma: (Wanhopig.) Ojé, we kunnen hier niet blijven slapen. Maya, denk goed na wat je hebt gedaan toen je in de auto ging?
S: Je moest toch naar achteren klimmen?
May: Ja, ik ben naar achteren geklommen.
P: En toen...?
May: (Beschaamd.) Ik denk dat ik de autosleutels op de bank heb gelaten.
S: (Zoekt weer op de achterbank.) Ik zie geen sleutels.
Ma: Kijk, die meneer van het veer komt eraan! Mijn gunst, we gaan het veer missen!
P: (Hij schuift Shane opzij en kijkt achter de achterbank tussen de tassen.) Waar zijn die ellendige sleutels?
S: Papa, kijk naast die zwarte reistas! Daar liggen ze! (Opgelucht vist Papa de autosleutels op.)
V: Meneer... we moeten nu echt sluiten, hoor.
P: We komen! Kom mensen, snel instappen! Dank u wel meneer, voor het willen wachten.
S: Dag meneer van het veer! We komen gauw weer terug! Doei, Doei!
(Allen wuiven naar de man, die lachend terug wuift. Papa start de auto en rijdt het veer op.)