Les 32 Lekkers uit de boom
‘Pa, wat vond jij nou het lekkerste eten toen je een kind was?’, vraagt Riesje.
Pa hoeft niet lang na te denken. ‘Groene manja met lotis. Ay boy, ik heb die manja's gegeten! Op het erf van mijn opa groeide een manjaboom. Roodborstjes waren het.
Elke middag maakten mijn neef Ricardo en ik lotis. Het water loopt me nog in de mond als ik eraan terugdenk.’
Riesjes broer, Fredje, zegt: ‘We hebben ook een manjaboom. Die heeft groene manja's.
Pa, leer ons lotis maken nò.’
‘Oké’, zegt Pa.
Hij pakt een blaadje en een pen. Hij schrijft daarop wat ze nodig hebben: bruine suiker, donkere ketjap, een verse peper en natuurlijk: groene manja's.
Riesje kijkt rond in de keuken. De ketjap en de suiker staan in de voorraadkast. Een peper vindt hij in de ijskast. Nu alleen de manja's nog. ‘Die hangen aan de boom’, zegt Fredje.
De jongens lopen samen met hun vader naar buiten. Het erf is groot. Er groeien zeker tien verschillende bomen. Ze stoppen even bij de pommerakboom. Hij staat in bloei.
Prachtig is het. Onder de boom ligt een tapijt van fluweelzachte, rozerode bloemsteeltjes.
‘Ruiken jullie eens’, zegt Pa diep ademhalend. De jongens steken hun neus wijd open omhoog. ‘De echte pommerakgeur’, zegt Pa met een verrukt gezicht.
‘Trouwens, weten jullie dat pommerak met zout ook heel lekker is. Gewoon de pommerakken in stukjes snijden en een beetje zout en een beetje azijn erbij doen.’
‘Jammer dat we nog geen rijpe pommerakken hebben’, zegt Fredje.
Pa zucht teleurgesteld. ‘We zullen nog even daarop moeten wachten.’
Ze lopen door naar de manjaboom. Die staat in een hoek van het erf. Pa wijst naar een tros die laag hangt.
‘Die manja's zijn mooi groen, goed voor lotis’, zegt Pa. ‘Het zijn aromanies. Deze manja's zijn groot en zoet als ze rijp zijn Ze hebben geen vezels, zoals roodborstjes of teté.
Aan twee hebben we meer dan genoeg voor ons allemaal.