Les 25 In de speeltuin
Jinko en Jurgen zijn vrienden. Ze zitten in dezelfde klas en wonen in dezelfde straat.
Vanaf de kleuterklas zijn ze vrienden. Ze gaan naar de speeltuin.
De speeltuin is twee straten verder.
‘Kijk jongens, voor ieder een zakje chips en een flesje koud water. Voorzichtig aan de kant lopen. En niet later dan zes uur thuiskomen’, zegt de moeder van Jinko. ‘Ja mama. Ja mevrouw’, antwoorden de jongens.
Het is druk in de speeltuin. Ze kennen bijna alle kinderen.
Op bankjes, in de schaduw, praten moeders met elkaar.
Of ze zijn druk bezig op hun telefoon. Hun vingers maken vlugge bewegingen op de letters.
Jinko en Jurgen voetballen met een paar jongens. Jinko kan goed voetballen.
Na een half uurtje zijn ze moe. Ze gaan schommelen. Met hun lichaam gaan ze naar voren en naar achteren. De schommel gaat steeds hoger en hoger. Ze gieren het uit van pret.
‘Ik vlieg hoger dan jij!’, roept Jinko.
‘Wat zeg je? Ik versta je niet!’, roept Jurgen terug.
Ineens horen ze een vrouw gillen: ‘Soraya, Soraya, waar ben je?’
Jinko en Jurgen stoppen met schommelen. Ze gaan kijken wat er aan de hand is. Een vrouw vertelt huilend dat Soraya, haar dochtertje van drie jaar, is weggelopen.
Ze zegt dat ze zich even omdraaide om iets in haar tas te pakken. En toen was Soraya weg.
Er staan een heleboel mensen om de huilende vrouw. ‘Hoe ziet ze eruit?’, vraagt iemand.
‘Klein, met vlechten en een rode jurk’, snikt Soraya's moeder.
De mensen kijken rond in de speeltuin. Soraya is er niet.
‘Mevrouw, u moet de politie bellen’, zegt één van de andere moeders.
De moeder van Soraya begint nog harder te huilen. Ze gaat op een bankje zitten om de politie te bellen. ‘Mevrouw, is dit uw dochter?’, vraagt een meneer.
De moeder van Soraya springt op.
‘Soraya gudu, waar was je?’
De meneer zegt dat ze verderop in de straat liep.