Les 18 Klaar
De familie Dias is op weg naar Paramaribo. Ze komen uit Guyana. Ze zijn net met het veer de Corantijnrivier overgestoken. De familie is voor twee weken vakantie in Suriname.
Ze rijden door de polders van het district Nickerie. Shane en Maya zitten op de achterbank. Ze vinden de reis over de weg spannend. Daarnet hebben ze een hele kudde koeien gezien.
Er waren ook grote witte vogels. Koereigers heten die, heeft papa hen verteld.
Die zijn vaak in de buurt van koeien. De koereigers pikken de insecten van de koeien.
De kinderen vinden de polders ook interessant. Het zijn grote stukken land waarop er geplant wordt. Sommige hebben water en sommige zijn mooi groen.
De groene plantjes zijn rijstplantjes. Rijst is belangrijk in Suriname. Alle mensen eten rijst.
In Guyana eten de mensen ook rijst. Daar is rijst ook belangrijk. Papa stopt de auto langs de weg. Ze maken foto's. Op de achtergrond zie je de rijstvelden.
Als ze weer instappen zegt papa: ‘De benzine is bijna op. Ik moet naar een pompstation om bij te tanken.’ De reis naar Paramaribo is een lange trip. Voor de hele rit heb je wel twee tanks met benzine voor de auto nodig.
Naast het pompstation is er een warung waar je eten kan kopen. Het is inmiddels al één uur 's middags. Het is tijd voor lunch, het middageten. Shane's maag rommelt van de honger. Hij begint te watertanden van de geur van de versgebakken loempia's.
Mama bestelt soep, loempia's, bami en dawet.
‘Zijn er ook bakabana's?’, vraagt papa als hij de warung binnenkomt.
De dame achter de toonbank schudt haar hoofd. ‘Bakabana is klaar, meneer’, zegt ze tegen papa.
‘Prima’, zegt papa. ‘Mogen we zes stuks? Met pindasaus graag.’
Weer schudt de dame haar hoofd. ‘Is klaar, meneer!’
‘Ja, dat is goed’, antwoordt papa glimlachend. ‘Als ze klaar zijn, dan zijn ze lekker warm. Graag zes stuks’, herhaalt hij.
‘Nee, meneer. De bakabana is klaar, a klari keba!’