Les 16 Snowy
‘Snowy, Snowy’, hoort Nancy iemand roepen.
Ze kijkt naar buiten en ziet buurvrouw Marie. Deze buurvrouw is echt een dierenvriend.
Zij heeft zeven honden. Zodra ze thuis is, hoor je haar hun namen roepen. Bruintje, Bruno, Witje, Blackie, enzovoorts. Ze heeft ook vier poezen. Die hebben weer andere namen. Tigri, Leeuwtje, Poes en zelfs Kangoeroe. Nancy moet er vaak om lachen.
Buurvrouw Marie heeft veel straathonden een thuis gegeven. Nu kan dat niet meer, want ze heeft geen plaats meer op haar erf.
Nancy kent de naam Snowy nog niet. Ze ziet een hond met een spierwitte vacht.
Op haar kop heeft zij een donkerbruine vlek. Ze heeft een rode halsband om en ziet er verzorgd uit. Ze lijkt wel een beetje bang. Haar staart hangt omlaag. Voorzichtig loopt ze naar buurvrouw Marie. De andere honden kijken nieuwsgierig toe vanachter de poort.
Snowy is nieuw in de straat. Van buurvrouw Marie krijgt zij brokjes.
Nancy gaat op het balkon staan.
‘Dag Nancy’, groet de buurvrouw.
‘Dag buurvrouw’, antwoordt Nancy. ‘Heeft u een nieuwe hond?’
Lachend antwoordt de buurvrouw: ‘Welnee Nancy. Ik heb er al zeven en deze kan er echt niet bij. Misschien is ze verdwaald. Alleen vandaag geef ik haar wat te eten.’
Nancy vertelt haar broer John wat gebeurd is. Hij zegt dat hij gisteravond ook een witte hond heeft gezien.
‘Zeker was het Snowy’, zegt Nancy.
John en Nancy gaan samen naar de winkel. Zij kopen brood, melk en eieren. Nancy wil brokjes kopen voor Snowy. Dat mag van John. Als ze bij de kassa staan, stapt er een meneer de winkel binnen. Hij groet de Chinese winkelier. ‘Meneer Wong, mi mag plak wan sani dya?’, vraagt hij. ‘Mi lasi mi dagu.’
De man wil een foto van zijn hond opplakken. Zijn telefoonnummer staat eronder. Als iemand haar ziet, kan die hem bellen.’