Les 46 De Palmentuin
Het nichtje van juf Soesma heet Ayana. Maar iedereen noemt haar Ana
Ze is heel blij dat Jupta er is. Dan heeft ze een vriendinnetje om mee te spelen. Jupta mag bij haar in de kamer slapen. Ze mag ook met haar pop spelen. ‘Heb jij ook een pop?’ vraagt ze aan Jupta. Jupta heeft geen pop.
Thuis heeft ze wel een visnet. Daarmee vangt ze visjes in de rivier.
Ana kijkt haar met grote ogen aan. ‘Bijten die vissen je niet?’ Jupta lacht.
‘Nee, hoor. Ze zijn klein. De grote vissen komen niet zo dicht aan de kant als er mensen in het water zijn.’ Ana zegt dat ze ook een keer bij Jupta thuis wil gaan. Dan mag ze met het net van Jupta vissen.
Juf Soesma gaat uit met de meisjes. Ze gaan naar de Palmentuin.
Juf belt een taxi. Die brengt ze naar het centrum van de stad.
Het is heel druk op straat. Ze staan een poos in een file. ‘Weet je dat hier heel vroeger alleen Inheemsen woonden?’ vraagt juf aan Jupta. z
Ze gelooft het niet. ‘Echt? Waar zijn ze nu dan?’ Ana vindt het ook raar.
Juf lacht.
‘Toch is het waar. Maar het is meer dan drie eeuwen terug. Toen was heel ons land bos.’ De taxi stopt. Ze zijn er. Ze zien een park vol hoge palmen.
In het park is het rustig. Je kan er wandelen. Er zijn bankjes om uit te rusten.
Er is ook een speeltuin. Jupta en Ana gaan eerst op de schommels.
Daarna spelen ze op de wip.
Als ze moe zijn, gaan ze naar de Wakapasi. Dat is een breed pad naast de tuin langs het water van een kreek. Je kan er eten en drinken en leuke spullen kopen. Juf koopt water en broodjes. Ze mogen ook iets uitzoeken bij één van de kraampjes. Jupta kiest een pet. Ana neemt een zonnebril.
Ze geven juf een kus om haar te bedanken.