Les 45 In het vliegtuig
Jupta kijkt door het raampje. Ze ziet haar moeder staan bij het kantoor.
Ze zwaait naar haar. Moeder zwaait terug. Ze roept iets. Jupta hoort niet wat ze roept. Ze vindt het plotseling een beetje eng. Zo zonder moeder op stap. Dan beweegt het vliegtuig. Het rijdt over het gras van de baan.
Jupta ziet moeder niet meer. Het toestel raakt los van de grond.
Jupta pakt de hand van juf vast. Die knikt haar bemoedigend toe.
‘We zijn in de lucht’, zegt ze.
De hutten van Kawemhakan worden steeds kleiner. Ze lijken wel speelgoed van bovenaf gezien. Dan verdwijnen ze uit het zicht. De rivier is als een lang, bruin lint tussen de bomen. Jupta wist nooit dat het bos zo groot was.
Zo ver als ze kan zien, lijkt alles groen. De toppen van de bomen vormen samen een kleed van groene bollen.
Als ze goed kijkt, ziet ze ook gele en paarse bollen.
Dat zijn bomen die in bloei staan. Hun bloemen zijn geel of paars.
De lucht is blauw. Maar er zijn ook wolken. Eén wolk lijkt op een koe, een andere op een vogel. Dan is er een dik wolkenpak. Jupta ziet niets meer door haar raam. Alleen een grijze massa. ‘We gaan door de wolken’, zegt juf.
De passagiers stoppen met praten. Het is stil in aan boord. Juf pakt de hand van Jupta. Ze geeft haar een geruststellend kneepje. ‘We zijn er zo door heen.’ Juf kijkt op haar horloge. Het is één uur. ‘We zijn al dicht bij de stad.’
Ze wijst naar de huizen. Het worden er steeds meer. Jupta heeft wel foto's van de stad gezien, maar dit ziet er toch anders uit. Dan zijn ze boven vliegveld Zorg en Hoop. Jupta ziet een lange, zwarte baan. De grond komt steeds dichterbij. Het wiel van het vliegtuig raakt de grond. Het rolt verder en stopt dan. De passagiers klappen voor de piloot. Ze zijn veilig geland.