Les 42 De uil en de maan
Het is nacht. Marlon en zijn broer slapen. De kippen slapen ook.
Moe van het pikken en kakelen zitten ze met hun kopjes onder de vleugels in hun hok. Op het erf staat een grote knippaboom van meer dan honderd jaar oud. Op zijn takken wonen wel duizend vogels. Ook zij slapen.
De hond ligt voor het huis en slaapt ook.
Het is een heldere nacht met glinsterende sterren. De maan schijnt.
Hij slaapt niet. Vanuit de hemel kijkt hij naar het dorp, de bomen en de slapende dieren. Zijn mond lacht. Dan schuift er een wolk voor zijn gezicht.
De maan ziet niets meer, maar hij hoort wel wat. Oehoe..., oehoe....
De maan weet wie het is. Zijn vriend Uil wil zeker een praatje maken.
Hij blijft 's nachts ook altijd wakker. Overdag slaapt hij. De uil zit hoog in de knippaboom op een uitstekende tak.
‘Hallo vriend Uil, hoe gaat het?’, roept de maan. ‘Oehoe, het wil niet gaan, want ik heb zo'n honger’, roept de uil klagend. ‘Kijk zoveel knippa's aan de boom. Op het erf naast is er nog een boom vol rijpe awara's’, zegt de maan.
‘Knippa? Awara?’ De uil klinkt verontwaardigd. ‘Ben ik soms een aap?
Ik eet alleen fijn vlees, vriend Maan. Oehoe, oehoe.....’ De maan zucht.
‘Je bent te oud om te jagen, mijn vriend. En weet je niet dat een awara veel vet heeft en een knippa vol vitamientjes zit.’
‘Stil, ssst...’, zegt de uil. ‘Je stoort.’ Pijlsnel duikt hij naar beneden.
Als hij terugvliegt, gaat het veel langzamer. ‘Wat!’, roept de maan.
‘Het is je toch gelukt. Je hebt een muis gevangen.’ De uil let niet meer op hem. Hij heeft zijn snavel vol fijn vlees. Tevreden peuzelt hij zijn buit op.
De maan kijkt toe. ‘Fijn vlees’, mompelt hij. Dan schuift er weer een wolk voor zijn gezicht.