Les 40 Bersaba
‘Pa, zijn we er nog niet?’, vraagt Xavier. Het is vakantie. Hij gaat met zijn pa, ma en zus een paar dagen bij familie logeren.
Ze gaan naar een oom in Bersaba. ‘Nee, we zijn net voorbij Lelydorp’, zegt pa. ‘Hier zijn we nog in het district Wanica. We gaan naar Para.
Straks zal je het bord wel zien.’ Na drie kwartier slaat hij rechtsaf.
Luid toeterend rijdt hij de straat waar zijn broer woont in.
Oom Rasta, tante Jo, neefjes en nichtjes staan bij de poort.
‘Welkom, welkom! We zijn zo blij dat jullie er zijn. We gaan het gezellig met elkaar maken’, roept oom. Met z'n allen halen ze de bagage uit de auto.
De grote mensen gaan op het balkon zitten. Oom Rasta snijdt een meloen open. Ieder krijgt een stuk. De vrucht is mooi rood en smaakt heerlijk.
De kinderen lopen naar het afdak op het erf. Lucy wil gaan zwemmen.
Pa heeft gezegd dat ze dat morgen nog de hele dag kan doen. Er loopt een brug over de kreek naar het bos. ‘Laten we awara's gaan zoeken’, stelt neef Quincy voor. Ze gaan over de brug. Er is een smal pad. Het ruikt naar bos.
Een geur van nat hout vermengd met de geur van bladeren. Bij elke stap hoor je dorre takken kraken.
‘Zijn er slangen in het bos?’, vraagt Xavier.
‘Ja, heel veel’, zegt Michel. ‘Maar ik heb een stok. ‘Als ik een slang zie, dan sla ik hem dood’, zegt hij stoer.
‘Kijk awara's’, roept nicht Chantal. Ze gaan van het pad af om de vruchtjes op te rapen. ‘Au, au, iets bijt me.’ Met een pijnlijk gezicht grijpt Xavier naar zijn voet. Michel snelt hem te hulp. ‘Was dat een slang?’, vraagt Quincy.
‘Nee man. Kijk, het is een grote, zwarte mier.’ Ze lachen om de aanstellerij van Xavier. Met een zak vol vruchten gaan ze weer naar huis.