Les 28 Een logé
Ook bij Arjan in de buurt heeft het flink geregend. Het erf ligt vol met natte bladeren. Het is regentijd. Het regent elke dag een beetje. Soms regent het hard, zoals gisteren. Nu regent het zacht. Het mot een beetje.
Arjan maakt een puzzel. Rinia speelt met haar pop en Hennie kijkt televisie.
Kazak blaft. Er is iemand op het erf. Wie kan dat zijn zo laat 's avonds en in zulk vies weer? Het is vrouw Asha. Ze woont een stuk verder in een zandweg in een klein krotje. ‘Af, Kazak!’, roept ma. Ze pakt de paraplu van de vrouw aan en laat haar binnen. Vrouw Asha is al oud. Haar haren zijn grijs.
‘Wat doe je in zo'n nat weer op straat?’, vraagt ma. Vrouw Asha vertelt dat het dak van haar huis lekt. Het plafond is verrot. Overal op de vloer staan emmers. Ze moet telkens haar bed verplaatsen, want steeds komt er een nieuw gat bij in het dak. Vrouw Asha huilt. ‘Ik kan echt niet meer.’
Rinia houdt haar pop dicht tegen zich aan. Ma zegt medelijdend:
‘Huil niet hoor. We gaan je helpen.’ Vrouw Asha mag bij de familie Nandoe blijven slapen. ‘Jij bent vannacht onze logé’, zegt Ma. Maar eerst krijgt ze een kom okersoep. Vrouw Asha slurpt als ze de soep eet.
Zo lekker vindt ze het.
‘Zo'n soep geeft je energie’, zegt ze. Ze wordt er vrolijk van.
‘Zal ik een lied zingen?’, vraagt ze. Ze zingt: ‘Het regent bij mij thuis, maar ik word niet nat. Ik ben nog iets vergeten, maar ik weet niet wat.’
Vrouw Asha klapt in haar handen. ‘Kom mijn zusje, dans je mee.
Drie keer in de rondte van je hopsakee.’ Vrouw Asha pakt Rinia bij de hand en danst met haar rond. ‘Ik ken dat lied ook!’ roept pa. Hij zingt en danst met ma. Hennie en Arjan dansen met zijn tweeën. Ze lachen allemaal.