Les 27 De regen
's Avonds begint het hard te regenen. Pablo hoort de druppels op het dak kletteren. Mama Cisca sluit de ramen. Dan is er een lichtflits en een harde knal. Dat is onweer met donder en bliksem. Pablo is blij dat hij binnen is.
Hun hond Trix jankt bij de deur, want ze is bang. Pablo laat haar binnen en aait haar tot ze rustig is. Na een tijdje houdt het onweer op.
Maar het regent nog de hele nacht.
De volgende dag is de straat onder water. Pablo kan niet naar school.
Hij trekt laarzen aan. Hij stapt voorzichtig naar het huis van Max.
Het erf van Max ligt hoog. Het is er droog. Max staat op het terras.
‘Zullen we bootjes maken,’ vraagt hij. Ze vouwen drie bootjes van papier.
Liz krijgt er ook één. Ze laten de bootjes op het water in de straat drijven.
Max zet een ijscostokje in zijn boot. ‘Dat is de roeier’, zegt hij.
's Middags is de straat weer droog. Het water is door het riool weggestroomd naar een kanaal verderop in de buurt. Papa Felix kan weer aan het werk. Hij gaat direct, want hij moet centjes verdienen.
Pablo gaat terug naar Max. Zijn moeder helpt hem met werk van school.
Ze legt goed uit. Bij Max kan Pablo ook Nederlands leren.
Hij vindt sommige woorden echt moeilijk. In plaats van ‘ik’ zegt hij ‘iek'.
‘Ik, ik, ik’, roept Max een paar keer.
Pablo zegt hem na. Het gaat een beetje. Ze eten manja's. Max houdt zijn manjapit omhoog en roept: ‘Pit, pit, pit.’
Pablo doet hem na en roept: ‘Piet, piet, piet.’ Max lacht. ‘Je praat als een vogel.’ Pablo probeert het nog een paar keer. Na een tijdje lukt het.
‘Pit, pit, pit.’ Max klapt in zijn handen. ‘Goed zo!’ Pablo eet nog een manja.