Les 25 In het zwembad
Het is acht uur 's morgens. Ramin heeft een zwembroek aan en Annie een bikini. Ze spelen met een bal in het ondiepe bad. Ze mogen niet alleen in het diepe bad. Ze hebben nog geen zwemdiploma. Ze gaan wel één keer per week op zwemles. Over een maand doen ze examen.
Als ze slagen, mogen ze alleen in het diepe bad.
Tante José is ook mee, maar zij zwemt niet. Ze zit aan de kant en leest een krant. Na een uur gaan de kinderen uit het bad. Ze gaan onder de douche staan. Het water van het zwembad heeft chloor.
Dat is een chemisch middel om het water schoon te houden. Het ruikt sterk. Ze spoelen het chloor van hun lijf. Het wordt steeds drukker.
In het diepe bad duikt een man van de hoge springplank in het water.
Een jongen van een jaar of twaalf zit op de rand van het diepe bad.
Opeens valt hij in het bad. Hij gaat een paar maal kopje onder.
Een man in zijn buurt ziet het. Hij zwemt snel naar de jongen toe.
Hij grijpt hem vast en houdt zijn hoofd boven water. De badmeester rent naar hen toe. Hij hijst de jongen aan de kant. De jongen ligt slap.
Hij krijgt mond-op-mondbeademing. Na zo'n vijf minuten opent de jongen zijn ogen. Hij kijkt verbaasd om zich heen. Hij vraagt wat er is gebeurd.
De badmeester vertelt het hem. De jongen zegt: ‘Ik heb nog niet gegeten.
Ik werd ineens zo flauw.’
Tante José kent de jongen. Hij woont in de buurt.
Hij heet André. Hij voelt zich nog een beetje zwak. Tante geeft hem een bol met kaas. Ze zegt dat ze hem naar huis zal brengen.
André is blij, dat hij een lift naar huis krijgt.