Les 11 Pablo uit Cuba
Pablo is een jongen uit Cuba.
Zijn vader heeft een baard en heet Felix.
Hij heeft werk als chauffeur bij een taxibedrijf.
De moeder van Pablo draagt een rode bril en heet Cisca.
Ze ziet er charmant uit met die bril. Pablo heeft ook een zusje.
Zij is nog klein en heet Liz.
Het gezin woont naast Max.
Eerst woonde alleen papa Felix in het huis. Pablo, zijn moeder en Liz zijn er pas een maand.
Max is blij met zijn buurvriend. Hij speelt elke dag met hem.
Pablo spreekt Spaans. Max begrijpt vaak niet wat hij zegt.
Maar ze kunnen goed samen spelen. Max leert Pablo woordjes. Hij wijst en zegt: ‘Bal, doel.’
Hij doet het voor en zegt: ‘Schoppen.’
Ze rennen op het veld met de bal tot ze moe zijn. Dan gaan ze op de trap zitten van het huis van Pablo. Zijn moeder geeft hun ieder een cup gemberstroop en een stuk taart. Er is feest.
Liz is drie jaar geworden. De taart heeft een laag chocola erop.
Max vindt het zalig. Hij smakt met zijn tong.
Pablo zegt dat zijn moeder in Cuba chef-kok was in een hotel.
Zij kan heel goed lekkers maken. Cisca zegt tegen Max:
‘Als Pablo jarig is, moet je komen eten.
Dan maken we kip op de barbecue.’ Mmm, Max lust dat wel.