Les 33 Op vuur
Er zijn veel mensen naar de brand komen kijken.
De omstanders mogen niet dichtbij komen.
Dat is hinderlijk voor de brandweer.
Er zijn geen mensen meer in het huis.
Maar de brandweer moet het vuur nog blussen.
Het huis zelf is niet meer te redden.
‘Wat is de oorzaak van de brand?’, vraagt iemand.
‘Ik hoorde een ontploffing’, zegt een vrouw.
‘Misschien is de gasbom ontploft’, zegt een man.
Niemand weet zeker wat er is gebeurd.
Ze zullen het wel horen op het nieuws.
Een ploeg van een nieuwsdienst is komen filmen.
Na een uur spuiten is het vuur uit.
De brandweer rolt de slangen op.
Hedwig en Wim moeten naar huis.
Daar is ook vuur, maar geen brand.
Het vuur komt van het fornuis.
Oma kookt vlees in een pot op vuur.