Les 32 Brand
Na school loopt Hedwig met Wim naar huis.
Opeens horen ze een doordringend geluid.
Een auto van de brandweer rijdt voorbij.
Wim zegt: ‘Ergens woedt een brand.’
Als ze ook rook zien, gaan ze ernaartoe om te kijken.
Een ouderwets, houten huis staat in brand.
Uit het dak komen zwarte rookwolken.
Een brand is altijd heel gevaarlijk.
De brandweer spuit water op de vlammen.
Een man staat bij het raam op de tweede verdieping.
Hij heeft een peuter op zijn arm.
Hij kijkt angstig en schreeuwt: ‘Help! Red ons!’
Een brandweerman kijkt omhoog.
Hij roept: ‘Gooi het kind naar beneden.’
Met acht man houden ze een zeil vast.
Het kind komt goed in het zeil terecht.
Nu is het de beurt van de man.
Hij klimt uit het raam en springt.