Les 34 Een raadsel van moeder
Maltie zit met ma en pa aan tafel.
Ze knoeit een beetje met haar brood met ei.
Vandaag heeft ze een rekentest op school.
Ma geeft haar nog een glas melk.
‘Je hebt een stevig ontbijt nodig’, zegt ze.
‘Bij de test moet je geen honger hebben.’
Bij rekenen moet je goed kunnen tellen.
Moeder kent een raadsel met getallen.
Maltie kent het antwoord vast wel.
Ik ben geen groot getal. Ik ben kleiner dan tien
Doe nu eens drie erbij. Dan kun je me nog zien.
Ik sta dan op mijn kop. Ra ra, wie ben ik?
Maltie fronst haar voorhoofd.
Welk getal zou moeder bedoelen?
Pa weet het al, maar hij zegt niets
Zijn dochter moet het antwoord geven.
Opeens roept Maltie: ‘Het is een zes.’
Lachend zegt ma: ‘Dat heb je goed geraden.’