Kook mee
(2011)–Ismene Krishnadath– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Het manjadinerHet gaat regenen. Het is de hele dag snikheet geweest, maar nu schuift er een zwarte wolk voor de zon. De wind is boos. Hij blaast het zand van de straat omhoog. Een lege petfles rolt kletterend over de stoep, een krant fladdert in de goot. De takken van de bomen beginnen te zwiepen. ‘Ik moet rennen,’ denkt Fred ‘er komt een sibibusi.’ Hij voelt de eerste druppels op zijn armen. ‘Daar, onder de luifel van die Chinese winkel kan ik schuilen.’ Met een knetterende donderslag breekt de hemel open. De regen stort in bakken neer. Net op tijd bereikt Fred de stoep van de Chinese winkel. Er staan al een vrouw met een kleuter en een jongen met een fiets. Er zit niets anders op dan te wachten tot de regen ophoudt. Dat kan nog wel een half uur duren. De vrouw met de kleuter gaat de winkel in. Fred kijkt ze na. Dan ziet hij haar! Het mooiste meisje van de wereld! Met gefronste wenkbrauwen kijkt ze naar de regen. De huid van haar gezicht ziet er zo zacht uit, dat hij met moeite de neiging weerhoudt haar wang te strelen. Ze heeft typisch Chinese ogen, zo schuin, omrand met dikke, korte wimpers. Het glanzendzwarte haar hangt als een gordijn langs haar gezicht, raakt nog net haar schouders niet. ‘Wat een regen, hè,’ zegt hij tegen haar. Ze knikt even, dan verdwijnt ze tussen de rijen levensmiddelen. Fred haast zich achter haar aan. In de gang met potten pindakaas en jam, blikjes ham, sardines en worstjes en pakjes hagelslag ziet hij haar weer. Ze is aan het werk, stempelt de prijs op blikjes gecondenseerde melk en regelt die op het rek, naast de potten jam. ‘Ze is van de winkel,’ denkt Fred. Hij loopt wel vaker door deze straat. Het is een drukke straat. De winkel was hem niet eerder opgevallen. Er zijn zoveel Chinese supermarkten. Als hij wat moet kopen, gaat hij meestal naar de winkel van omu Chang. Die is het dichtst bij hun huis. ‘Zoek je iets?’ vraagt het meisje. ‘Hee, ze praat Nederlands.’ ‘Ja,’ zegt Fred en hij grijpt zomaar een pot van het rek. ‘Markusajam.’ Dan valt zijn oog op de prijs. ‘Dit is niet het juiste merk’ Hij zet de pot terug. ‘Daar hebben we van Superster,’ wijst het meisje verder op het rek. ‘Hmmm, hmmm,’ doet Fred nadenkend. Dan trekt hij de stoute schoenen aan. ‘Ben jij van deze winkel?’ vraagt hij. ‘De winkel is van mijn vader,’ antwoordt het meisje. ‘Wonen jullie pas hier?’ ‘Aheng, we woonden eerst op Noord, maar de winkel daar hebben we verkocht.’ Fred doet een gok. ‘Volgens mij heb ik je een keer bij de Elizabethschool gezien.’ Het meisje trapt erin. ‘Nee, ik zit op de Meester Calenderschool.’ Plotseling verschijnt een man aan het eind van de rij. Hij zegt op scherpe toon iets tegen het meisje. Fred verstaat het niet. De man spreekt Chinees. Het meisje richt haar aandacht strak op de blikken. Ze doet alsof Fred niet bestaat. ‘Sjee,’ denkt Fred. ‘Dat is zeker haar vader.’ De volgende dagen zorgt Fred er steeds voor dat hij na school in de buurt van de Meester Calenderschool is. Maar pas als hij een keer vroeg vrij is en nog voor de bel is gegaan bij de poort van de Meester Calenderschool staat, ziet hij haar weer. Ze heeft het blauwe uniform van muloscholieren aan, net als hijzelf. Ze loopt met een vriendin. Hij haast zich naar ze toe. ‘Hi,’ zegt hij. ‘Hi,’ groet ze terug. Haar vriendin kijkt nieuwsgierig naar Fred. ‘Ik ben Fred,’ zegt Fred tegen haar. | |
[pagina 46]
| |
‘Hij was laatst in de winkel,’ zegt zij tegen haar vriendin. ‘San, je kent me nog,’ doet Fred blij. ‘Natuurlijk, je was toch markusajam komen kopen.’ ‘Niet echt.’ ‘O? Wat deed je dan in onze winkel?’ De vriendin moet afslaan. ‘Dag Ling-Si,’ roept ze. ‘Tot morgen en succes met je loverboy.’ Fred loopt met Ling-Si tot de hoek van haar straat. Dan steekt hij over, want Ling-Si is bang dat haar vader hem samen met haar ziet. ‘Ik mag niet met jongens bemoeien,’ zegt ze. ‘Als ik achttien ben, wil hij een Chinees uit China voor me laten halen om mee te trouwen.’ Fred denkt dat ze een grapje maakt.
Fred is tot over zijn oren verliefd op Ling-Si. Zonder dat hij het zelf doorheeft, speelt er steeds een lach om zijn lippen. Als iemand hem aanspreekt, hoort hij het vaak niet. Je moet twee tot drie keer zijn naam roepen voordat hij reageert. Ma heeft het het eerst door. ‘O, o, o,’ roept ze luidop als Fred aan tafel zit te dromen. ‘Wie is ze, Fred? Vertel het ons, wie is ze?’ Alle ogen richten zich op Fred. ‘Wat is er?’ vraagt Lienke. ‘Zeker is het die snesi,’ verklapt Riesje. ‘Ze is geen snesi,’ protesteert Fred beledigd. ‘Ze is wel een snesi,’ houdt Riesje vol en hij trekt zijn ogen schuin. ‘Ze is hier geboren,’ zegt Fred, ‘ze is een Surinaamse Chinees en ze heet Ling-Si Zu-Fan-Yi.’ ‘En wanneer mogen wij kennis met haar maken?’ vraagt Ma. Fred zucht. ‘D'r vader wil niet.’ Hulpeloos kijkt hij voor zich uit. Medelijdend blijven de anderen stil. ‘Weet je wat,’ zegt Ma dan, ‘volgend maand word je vijftien. Dan geven we een feest en dan nodig je haar uit.’ ‘En d'r vader,’ zegt Pa. ‘En d'r moeder,’ voegt Riesje toe.‘We nodigen d'r hele familie uit,’ besluit Lienke gedecideerd. Even is het stil. Ieder is met zijn eigen gedachten bezig. Zal het lukken? Zal vader Zu-Fan-Yi toegeven?
Het plan van de familie Wolfenbuttel is veranderd. Pa is gaan kijken bij supermarkt Zu-Fan-Yi. Het gebouw waarin de winkel is gevestigd is nieuw en hij heeft gezien dat een deel leeg is. Je zou daar een restaurant kunnen beginnen, als er een moderne keuken wordt geïnstalleerd en een grote zaal als eetzaal ingericht. Pa heeft gesproken met meneer Zu-Fan-Yi. Die is de eigenaar van het gebouw, maar hij heeft de hypotheek die op het gebouw rust nog lang niet afbetaald. Hij wil best een deel van het gebouw aan Pa verhuren. En nu heeft Pa de hele familie Zu-Fan-Yi uitgenodigd voor een etentje in het groenwitte huis. Dan kunnen ze proeven wat de Wolfenbuttels in het restaurant willen verkopen. De recepten zijn natuurlijk van oom Otto. ‘Gaan we echt een restaurant beginnen, Pa?’ vraagt Lienke. ‘Ik denk dat dat altijd de wens van oom Otto is geweest. En raad eens wat, ik heb eindelijk het geld van de verzekering gehad. Voor ons huis dat is afgebrand. Met dat geld kunnen we een restaurant beginnen, nu we gratis in het huis van oom Otto mogen wonen.’ ‘Maar heb je gezegd dat Ling-Si ook moet komen?’ piept Fred. ‘Natuurlijk,’ stelt Pa hem gerust. ‘Ik heb gezegd: Meneer Zu, yu musu kon nanga yu frow nanga ala den pikin fu yu, meki den kon tesi den switi sani san wi o seri ini a njan-oso.’ ‘Dan moeten we iets geweldigs koken,’ schreeuwt Riesje enthousiast. ‘Meneer Zu houdt van vis, heeft hij gezegd.’ Pa kijkt serieus. | |
[pagina 47]
| |
‘Jongens, ik maak geen grap. Dit diner moet slagen, anders kunnen we het restaurant bij meneer Zu vergeten.’ ‘En dan kan Fred Ling-Si vergeten,’ bedenkt Riesje met een verdrietig gezicht. Fredje haalt het kookboek van oom Otto uit de la. Hij zwaait ermee. ‘Dit is ons grote geheim, famiri. Oom Otto zal ervoor zorgen dat meneer Zu zijn vingers aflikt als hij bij ons heeft gegeten.’ Het menu is vastgesteld. Ze zullen beginnen met een garnalencocktail. Daarna gestoofde visfilet in een romige kokossaus. De visfilet wordt geserveerd met gele en witte rijst en een exotische groene manjasalade. Als dessert krijgt de familie Zu-Fan-Yi manjataart en hete serehthee met honing. Tijdens het hoofdgerecht kunnen ze kiezen uit vers kokoswater, ijskoude tamarindestroop en een manjasorbet. ‘Een manjadiner,’ noemt Riesje het. Speciaal voor het diner heeft Ma schorten en koksmutsen laten maken, wit met een roodgrijs geblokte rand. ‘Eethuis Otto’ staat er met rode sierletters op de kleding geborduurd. De schorten en mutsen zijn voor Fred, Lienke en Ma. Zij zullen in de keuken bezig zijn. Pa en Riesje krijgen een grijze broek, een wit overhemd en een roodgrijs geblokte das. Op hun hemdzakje is ook 'Eethuis Otto' geborduurd. Zij zullen voor de bediening zorgen.
Het diner is op zondagavond. De familie Zu-Fan-Yi wordt om acht uur verwacht. Alles staat om zeven uur 's avonds al klaar. Pa gaat om vijf voor acht bij de poort staan. Precies om acht uur stappen de gasten uit hun auto, meneer en mevrouw Zu-Fan-Yi, Ling-Si en haar zusje An-Si. Meneer Zu heeft een zwartleren koffertje bij zich. Pa geeft ieder een hand en brengt ze dan naar het balkon, waar Ma, Fred, Riesje en Lienke keurig in uniform naast de voordeur staan. Meneer Zu buigt zijn hoofd als groet. Ze buigen terug. Mevrouw Zu en de meisjes volgen hun voorbeeld. Ling-Si knippert even met haar ogen naar Fred. Hij heeft moeite om zijn lachen in te houden. De tafel in de keuken is gedekt met oom Otto's beste tafellinnen en zijn beste servies. Witte borden met een gouden randje, kristallen glazen die tinkelen als je ertegenaan tikt, glanzend bestek van zilvergrijs staal, waar je je gezicht in kan spiegelen. Schaaltjes met een fajalobi en een takje groen breken het wit van het servies. Pa begeleidt de familie Zu naar de tafel. Riesje schuift de stoelen uit zodat ze kunnen gaan zitten. Meneer Zu zet het leren koffertje naast zich op de grond. Fred vraagt zich af wat erin zit. Mevrouw Zu en de meisjes hebben deftige handtasjes, maar die houden ze op hun schoot. Pa steekt de kaarsen aan. Het grote licht in de keuken is uit. Waar gekookt, gesneden en opgeschept wordt, schijnen een paar spotjes. De keukendeuren zijn wijd opengezet, zodat de gasten uitzicht hebben op de tuin, waar Pa lampionnen heeft opgehangen. Een beetje verlegen kijken de gasten de keuken rond. Riesje geeft ze het menu. Ling-Si en haar zusje moeten vertalen voor hun ouders. ‘Mooi, mooi, mooi,’ zegt meneer Zu beleefd. Het is weer even stil. Je hoort alleen het getik van een lepel tegen de schaaltjes waarin Lienke de garnalencocktail schept. ‘Muziek,’ denkt Pa, ‘we hadden muziek moeten hebben. Met al dat gekook hebben we daar niet aan gedacht.’ Dan zweeft hem plotseling een melodie tegemoet. Het is zachte, perfecte achtergrondmuziek, met Chinese klanken. Er komt een glimlach om de lippen van meneer en mevrouw Zu. Bij het aanrecht kijken Ma, Fred en Lienke elkaar vragend aan. ‘Waar komt die muziek vandaan?’ ‘Hebben zij het meegebracht?’ fluistert Lienke. ‘Ik heb niets gezien,’ fluistert Ma terug. Fred kijkt peinzend voor zich uit. ‘Het is vast oom Otto. Die weet precies wat je nodig hebt.’ Lienke overhandigt Riesje het dienblad met de cocktails. Hij | |
[pagina 48]
| |
houdt het op zijn vlakke linkerhand, zoals hij de hele week heeft geoefend. Pa pakt de schaaltjes op en zet ze neer voor de gasten. ‘Dit is het voorgerecht,’ zegt hij, ‘een knapperige garnalencocktail.’ Afwachtend kijkt hij toe hoe de Zu-Fan-Yi's het zich zullen laten smaken. Maar ze doen niets. Ze kijken naar de cocktail en blijven beleefd wachten. ‘Wat is er aan de hand?’ denkt Pa. ‘Ze zullen toch niet allergisch zijn voor garnalen. Daar hebben ze niets van gezegd.’ Fredje probeert de aandacht van Ling-Si te trekken. ‘Wat is er?’ vormt hij met zijn lippen, terwijl hij zijn handen vragend omhoog brengt. Ze beweegt haar vingers. Meer kan ze niet doen. Haar vader zit tegenover haar. Ze beweegt haar vingers nog een keer. Dan begrijpt Fred het. Ze moeten stokjes hebben. Chinezen eten met stokjes. Maar waar moeten ze in Gods naam de stokjes vandaan halen. Niemand heeft aan stokjes gedacht. Radeloos kijkt hij om zich heen. Dan hoort hij zachtjes tikken. Het geluid komt uit één van de onderste laden bij het aanrecht. Hij trekt de lade open. Er ligt een langwerpig zakje in van rode zijde, met Chinese tekens erop. Fredje voelt aan het zakje. Lange, harde, dunne dingen zitten erin. Hij trekt het zakje open en laat de stokjes in zijn hand glijden. Precies acht telt hij. Triomfantelijk loopt hij naar de tafel en legt de stokjes naast de schaaltjes. Meneer Zu wacht niet langer. Vaardig pikt hij met zijn stokjes een garnaal op en brengt die naar zijn mond. Drie minuten later is zijn cocktail op. Tevreden gaat zijn hoofd op en neer. ‘Heerlijk,’ zegt Ling-Si tegen Riesje, als hij de lege schaaltjes en het glanzende stalen bestek opruimt. Hij vraagt wat ze willen drinken. Ling-Si en haar zusje kiezen voor een manjasorbet. Mevrouw Zu wil tamarindestroop en meneer Zu neemt vers kokoswater met zacht vruchtvlees. Ma heeft intussen de moten vis in de kokossaus laten glijden. Ze moeten even stoven. Zo is het eten het lekkerst, heet uit de pan. Lienke snippert de prei. Die wordt straks over de vis gestrooid. Fred schept de rijst op. Een schaal witte en een schaal gele rijst. Hij is benieuwd of ze de rijst ook met stokjes zullen eten. Het blijkt geen probleem. Er blijft geen korreltje op hun bord liggen. Meneer Zu laat zich alles uitstekend smaken. Hij is in een geanimeerd gesprek geraakt met Pa. Dat restaurant is een goed idee. ‘Wi musu seti ala sani moi,’ zegt hij. De entree moet uitnodigend zijn met een uithangbord met neonlichten, voor 's avonds. Het wordt tijd voor het dessert. Pa vraagt of de gasten op het tuinbalkon willen zitten. Hij doet de schemerlampen daar aan. Mevrouw Zu en de meisjes helpen met het opruimen van de borden. ‘Meki wi yepi yu,’ zegt mevrouw Zu tegen Riesje. Ze gaat bij Ma staan om het kookeiland te bewonderen. Pa is druk pratend met meneer Zu op het balkon gaan zitten. Ma doet haar schort af. Ze gaat samen met mevrouw Zu bij de mannen zitten. Lienke doet rolletjes sereh in heet water om thee te trekken. Ze deelt kopjes en schotels uit. Ling-Si en An-Si brengen die naar het balkon. Fred snijdt de manjataart aan en regelt de stukken op schoteltjes. ‘Hier.’ Hij geeft Riesje in elke hand een schoteltje. Die zijn voor meneer en mevrouw Zu. De manjataart ruikt heerlijk. Fred pakt een stukje dat op het aanrecht is gevallen. Hij steekt het in zijn mond. ‘Bah,’ schreeuwt hij terwijl hij het stukje taart weer uitspuwt. ‘Het is zout! Lienke, het is zout!’ Verschrikt kijkt ze hem aan. Fred reageert bliksemsnel. Hij rent het balkon op en grist de schoteltjes uit de handen van Riesje, net onder de neus van meneer Zu vandaan. Verbaasd ziet Riesje Fred met de schoteltjes de keuken ingaan. Hij gaat achter hem aan. | |
[pagina 49]
| |
‘Wat is er? Waarom heb je mijn taart afgepakt,’ zegt hij met gedempte stem, om de mensen op het balkon niet te alarmeren. ‘De taart is zout,’ fluistert Fred. ‘We hebben zout in plaats van suiker in de taart gedaan. Hoe zijn we zo stom geweest.’ ‘Stress, a schoonpa fu yu e stress unu alamala. Je schoonvader jaagt ons allemaal de kast op,’ zegt Riesje. Fredje wringt zijn handen. ‘Wat moeten we nu? We hebben geen ander dessert.’ ‘Er liggen nog wat dokuns in de ijskast,’ oppert Lienke. ‘Nee meisje, dat past niet bij zo'n deftig diner,’ weert Fred haar voorstel af. ‘Is er een probleem?’ Ling-Si is de keuken binnengelopen. Lienke en Riesje kijken elkaar aan. Fred besluit haar de waarheid te vertellen. ‘We hebben geen dessert. We hebben per ongeluk zout in de manjataart gedaan in plaats van suiker.’ Ling-Si schatert het uit, waarop Fred haar een stomp in haar zij geeft. ‘Lach niet, meisje, dit is serieus. Stel je voor dat je vader in die zoute taart had gehapt.’ Ling-Si lacht nog harder, maar wanneer ze ziet hoe vertwijfeld de Wolfenbuttels erbij staan, trekt ze haar gezicht in plooi. ‘Is de thee klaar?’ vraagt ze. Lienke knikt. Ze wijst op de grote theepot. ‘Schenk ze dat dan alvast in,’ zegt Ling-Si. ‘Ik zal snel een manjatoetje maken. Ik heb manja's, lange vingers of biskwietjes en een spuitbus slagroom nodig.’ ‘Slagroom hebben we,’ juicht Lienke, terwijl ze de ijskast opengooit. ‘En koekjes ook,’ zegt Riesje, ‘die liggen in de kast. Maar de manja's hangen in de boom en het is al donker. Dan mag je geen fruit plukken.’ Fred duwt de theepot in Riesjes handen. ‘Hier, laat die mensen alvast thee drinken. Ik praat wel met de boom. Dit is een noodgeval.’ Hij rent met Ling-Si op zijn hielen via de voordeur de tuin in, naar de boom met aromanies. Hijgend blijft hij voor een laaghangende tak staan. ‘Boom, lieve boom,’ smeekt hij, ‘mag ik alsjeblieft een paar manja's van je plukken. Onze taart is mislukt en nu hebben we geen toetje voor meneer Zu.’ Hij keert zich naar Ling-Si. ‘Dat is de vader van dit meisje, boom.’ ‘Ja boom,’ doet Ling-Si ook een duit in het zakje. ‘Mijn vader wil zo graag een lekker zoet stukje van je manja proeven.’ Fred speelt zijn laatste troef. ‘Alsjeblieft boom, voor het eethuis van oom Otto.’ De wind ritselt door de bladeren en dan zien ze een paar pas gevallen manja's op het gras liggen. ‘Deze zijn perfect,’ juicht Ling-Si zachtjes. ‘Dank je wel boom.’ Ze rennen terug naar de keuken, waar Ling-Si snel een schort omdoet. Fred en Lienke schillen de manja's en snijden het vruchtvlees in blokjes. Die doen ze in kleine kommetjes. Negen kommetjes zijn er. Ling-Si spuit slagroom op het oranje vruchtvlees en steekt in elk kommetje een lange vinger. ‘Alstublieft meneer, mevrouw.’ Met een weids gebaar toont ze Lienke en Fred haar manjadesserts. Lienke zet ze snel op de dienbladen. Ze geeft Fred en Ling-Si elk een dienblad. Dan trekt ze haar schort af en loopt met een tevreden gezicht achter de twee aan. Het diner heeft gesmaakt. Mevrouw Zu pakt haar handtas. ‘Mi abi wan sani gi alasma.’ ‘Fortune-cookies,’ roept An-Si. Iedereen krijgt een in gekleurd papier gewikkeld koekje. Er staat een tekst op de papiertjes. ‘Wat staat er bij jou?’ vraagt Fred aan Ling-Si. Ze laat het | |
[pagina 50]
| |
| |
[pagina 51]
| |
aan hem zien. ‘Your lover is close,’ leest hij. Hij laat haar zijn papiertje zien. ‘She is yours forever.’ Ze kijken elkaar in de ogen. Even vergeten ze alles om hen heen. Dan komt An-Si met het koffertje van meneer Zu. Hij maakt de slotjes open. ‘Matjok,’ roept Riesje. Hij verhuist samen met An-Si, meneer Zu en Pa naar de grote keukentafel, waar na een tijdje de matjokstenen luid tegen elkaar slaan. Lienke gaat naast An-Si zitten, om het matjokken te leren. Ma en mevrouw Zu praten over recepten. ‘Zullen we de boom nog een keertje bedanken?’ vraagt Fred aan Ling-Si. ‘Dat lijkt me een goed idee,’ antwoordt ze. |
|