Een bundeltje oorlogsliederen(1914)–Lode Krinkels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Oorlogslied. Germanje, Germanje Hing 't oorlogsvaandel uit! De gansche wijde wereld Verklaart het prijs en buit. Het trekt zijn grooten sabel En buldert luid en gram: ‘Ik wil alom gebieden Al stond heel d'aard in vlam!’ De Keizer, de Keizer Die droeve poesjenel, Wil België annexieren Als inzet van het spel. Maar zie, de klein piotjes Die vinden dat niet net En kittelen hem geweldig Met hunne bajonet. ‘Gij België, Gij België, Gij nietig' kleine land, Sa, maakt voor mij ruimbane En biedt geen wederstand! Laat mij terstond passeeren Eer 'k dorp en stad verwoest!’ Het antwoord van de Belgen Luidt, kort en goed: ‘Verroest!’ In 't Luiksche, in 't Luiksche, ja, daar begon de dans! Daar waagde onvoorzichtig De Pruis zijn eerste kans. Hij zou de kleine Belgen Gauw ruimen uit de baan; Maar 't sloeg hem leelijk tegen: Hij moest er blijven staan. [pagina 5] [p. 5] Te Haelen, te Haelen Daar wou hij, kort en goed, De Belgen overrompelen; Hij gaf niets om hun moed. Maar al zijn legerbenden Die kregen op hun snuit, Zij vielen als de musschen En weken achteruit. De Pruissen, de Pruissen Begeven zich op reis; Zij gaan een tochtje wagen, Een tochtje naar Parijs. Maar, na twee weken sappelen, - Hoe men zich toch vergist! - Begraven zij hun makkers In 't Hageland, bij Diest. Te Hasselt, te Hasselt Daar toonen zij zich vrank, Bevechten daar als helden, De Nationale Bank! Ziet hoe zij onverschrokken Bemeestren met gemak Wel twee miljoenen Franken, Die steken zij in hun zak! Uhlanen, Uhlanen Die rijden dwaas en wild; Hun woeste vaart wordt echter Voor eeuwig dra gestild! Zij die zich mesten wilden Aan krijgsbuit, dik en rond, Zij dienen, - naar verdienste! - Tot mest voor onzen grond. Barbaren, Barbaren! Woord dat niet meer bestond, Het volk der Denkers bracht u Thans weer in ieders mond! Waar mannen men verminkte En vrouwen zijn geslacht, Waar kindren men vermoorde, Daar hield de Duitscher wacht! [pagina 6] [p. 6] O Duitschland, o Duitschland, O roemrijk dichterland! Gij land van Lessing, Schiller, O Goethe's vaderland! Dat dankt gij uwen Keizer En zijn heerschzuchtig bent, Dat men uwe eer bezoedelt En Godvergeten schendt! Vorige Volgende