Een bundeltje oorlogsliederen(1914)–Lode Krinkels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] O qualis artifex! Aan SUS VAN AERSCHOT. Onovertroffen kunstenaar, Hoort men den Keizer noemen. Men weet niet in welk vak voorwaar Men 't meest hem dient te roemen: Hij schildert, dicht, en schrijft en zingt; Hij kan ook componeeren; Hij predikt, vliegt en danst en springt; Zoo'n kunstnaar moet men eeren! Hij schildert!... Ach, maar wat zijn hand Penseelt, is arm aan kleuren! De bloedkleur is de dominant Waarmee hij 't liefst wil smeuren. Bij voorkeur maalt hij roof en moord En diefstal, brand, verkrachting, Hij is daar knap in, op mijn woord, Ver boven de verwachting! Hij komponeert......... Zijn melodien Ach, zijn geen blijde zangen; Bij 't zingen stroomen arme lien De tranen langs de wangen. 't Zijn wanhoopszuchten, droef en naar, 't Zijn kreten om erbarmen, En van ellende, diep en naar, Die rijken drukt, en armen!... Hij predikt...... Godes heilgen naam Misbruikt hij in zijn preeken! Hij spreekt........ om roekeloos, infaam, 't Woord dat hij gaf te breken! Hij zingt een krassend, klagend lied; Men moet het vergelijken Bij 't koor der raven, die men ziet Zat vreten zich, aan lijken. Hij vliegt!... Ah, welk een vliegenier! Wie zal hem evenaren! Hij vliegt aldaar, hij vliegt alhier; Hij vliegt uit 't rijk der Tzaren; [pagina 4] [p. 4] Hij vliegt uit Frankrijk, bont en blauw Geklopt door Gallië's telgen, En weldra vliegt hij, rap en gauw, Het land ook uit der Belgen!.... Vorige Volgende