Een bundeltje oorlogsliederen(1914)–Lode Krinkels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] De reis naar Parijs. Wie lacht daar met de wakkre Duitschers? Wie spot daar met des Keizers woord? Wie heet hun allergrootst verlangen, Een grove dwaasheid, ongehoord? Hun wensch is immers niet onwijs? 't Is eene wandeling naar Parijs!... Wie kan hun dat nu kwalijk nemen! Parijs is eene schoone stad! Wie zou daar niet van profiteeren Die er gelegenheid toe had! Men heeft er wijn en lekkre spijs: Op dus, ter wandeling naar Parijs! De kosten zullen zij bereeknen Als Wilhelm Rex in d'hoofdstad komt; De franschman zal die zelf betalen, Ofschoon hij daar wat tegen bromt. Zij zien, verdammt, niet op den prijs, Voor hunne wandling naar Parijs! En ziet, hoe zij ontvangen worden Men neemt hen ransel en geweer, Kanonnen, sabels, mitrailleusen, Want dat bezwaart hen al te zeer. En goed bewaakt, heel stil en wijs, Gaan zij op wandel naar Parijs! Men kan dit groote aantal Moffen Niet eens logeeren comme il faut, Daarom zendt men hen nog wat verder: Men sluit hen op tot in Bordeaux; Tot in Algiers zelfs gaat de reis, Na d'eerste wandeling naar Parijs! Wie ons bezoekt gaan wij bezoeken, En, 'wijl de Duitschers ginder zijn, Gaan Belgen, Franschen, Djekken, Russen, Eens kijken naar de stad Berlijn. Daar cijfren we uit den kostenprijs Der Duitsche wandeling naar Parijs. Vorige Volgende