onder de les, hetzij daarna, zoals zulks gebruikelijk is, om nadere uitleg vragen.
Een goed leerling houdt zich gedurende de studietijd aan het dan opgegeven werk; zo b.v. leest hij dan geen verboden boek of maakt hij geen werk voor andere lessen.
Moet hij zich even verwijderen, dan doet hij dit, na bekomen verlof, zo ongemerkt en zacht mogelijk; hij blijft bij niemand staan, maakt de deur zonder geraas open en dicht, enz.
5. Een goed scholier houdt ook zijn lessenaar, schriften, boeken, enz. in orde.
In de lessenaar heeft alles een vaste plaats, zodat hij niet behoeft te zoeken, waar iets ligt.
Hij stapelt de boeken en schriften niet voor zich op, als wilde hij er zich achter verschansen om zich aan het toezicht te onttrekken.
Zijn boeken zijn niet verscheurd of smerig; de bladen staan alle vast. De omslag is net en geschikt om de band te bewaren.
Hij schrijft ook niet in zijn boeken, tenzij en voor zover dit voor een bepaald vak door zijn onderwijzer verlangd wordt; hij bewaart ze zorgvuldig voor inktvlekken en nodeloze tekeningen.
Een tegengestelde handelwijze bederft de zin voor het schone, veroorzaakt afleiding bij de studie en pleit niet voor de orde van den eigenaar. De schriften moeten ook onberispelijk zijn ingericht volgens de voorschriften van den onderwijzer.
6. Een bijzondere zorg wijdt de leerling aan zijn schriftelijk werk. Hij schrijft het met zwarte en niet met gekleurde inkt, duidelijk leesbaar, met smaak, zonder overdrijving, zonder doorhalingen en in zo mooi schrift als mogelijk is. Hij laat een witte rand