| |
| |
| |
V.
| |
[Vandetar. (Jehan)]
VANDETAR. (Jehan) - Zie bij dit Artikel vooral op BRUGGE. (Joannes van)
| |
[Veen, of Van Veen, (Adriaen)]
VEEN, of VAN VEEN, (Adriaen) vond ik in de Resolutiën der Staten-Generaal op 30 October, 1602, 2 Julij, 1604, en 9 Mei, 1606, vermeld; ‘Is adriaen van veen, d' heeren Staten gepresenteert hebbende vyf ronde oft bulte Pascaerten, tot een vereeringe daarvooren toegeleeght hondert guldens eens; ende geresolveert, dat men denselven sal verclaren, dat d' heeren Staten verstaen, dat hy op zyn tractement schuldich is, die Gedeputeerde van de Provinciën exemplaria van de voors. Pascaerten te geven, gelyck hem ten tyde van het nemen van de Resolutie op zijn tractement is aangeseet.’ - ‘Is adriaen van veen toegeleeght twee hondert guldens voor de Bultcaerten, die hy d' heeren Staten heeft gepresenteert.’ - ‘Is adriaen van veen, voor de presentatie van syne Bultcaerten toegeleet drie hondert guldens ende goetgevonden, dat men hem sal lasten de resteerende twee caerten binnen zes maenden off te maecken ende te presenteren, ende sal alsdan op syn versoeck naerder geleth werden na behooren.’ - Deskundigen hebben geene, mij voldoende, verklaring kunnen geven, wat men eigenlijk onder Bultkaarten moet verstaan. Het zij verre van mij, hierover te willen beslissen en daarom berust ik in de duidelijke, natuurlijke benaming, welke onze voorvaderen aan hun eigen zaken gegeven hebben. Ik zie er niets anders in dan landkaarten, waarop het land, bergen enz. in het papier hoog opgewerkt zijn, en alzoo voor allen meer duidelijk en begrijpelijk, bijzonder voor hen, die in hunne betrekking over die landen enz. moesten beraadslagen, terwijl zulks op de gewone kaarten voor hen welligt moeijelijk te doen was. Men ziet uit alles, welke bijzondere belangstelling door hen daaraan werd gehecht. Ook wij hebben, in onzen tijd, eene menigte zulke kaarten, zelfs globes gezien. - Lang heeft hij groote voordeelen van zijne vinding genoten, en zelfs een vast, zeer aanzienlijk jaargeld getrokken, dat hem tot 1611 werd uitbetaald; doch toen begreep men, dat daaraan een einde moest worden gemaakt, blijkens Resolutie van 6 Mei, 1611. ‘Is versocht te verstaen de meeninge van de Heeren Staten, off men langer sal betalen het pensioen van vyff hondert guldens tsjaers, dat adriaen veen dus lange geproffiteert heeft, voor syne geinventeerde Bultcaerten. Is verstaen, dat men de betalinge van het tractement van adriaen veen sall doen ophouden.’ - Zooals zijn naam hier staat geschreven, komt hij ook veelmalen in dezelfde Resolutiën met zijne Bultkaarten voor; gelijk men die besluiten mede vindt in het Werk van Jhr. Mr. J.K.J. de Jonge, Geschiedenis van Neêrlands Indiën enz. en die daaruit getrokken zijn. - Waarschijnlijk, behoorde deze adriaen tot de twaalf broeders en zusters van octavio van veen. - Zie aldaar.
| |
[Veen. (Mr. Pieter van)]
VEEN. (Mr. Pieter van) Uit een berigt in De Navorscher, XII, bl. 244, blijkt duidelijk het jaar van zijn overlijden; ‘In de rekening van 's Gravenhage, van 1630, fo. 392, komt voor “Jacoburyna (sic) van Ruyven, weduwe Mr. pieter van veen, Advt. van 's Gravenhage, 300 ℔ over het jaer gagie, waarin haer man gestorven is,” terwyl hy in de rekening van 1629 nog als Advokaat voorkomt.’ - Hieruit wordt klaar, dat het jaartal 1636, hetgeen bij zijn gegraveerd Portret, door mij vermeld, voorkomt, den tijd aanwijst, waarin het gegraveerd is, ‘en werd hij derhalve niet later dan in 1564 geboren, daar dit portret hem voorstelt op zes-en-zestig-jarigen leeftijd,’ waardoor 1570, naar 1636 afgeleid, van-zelf vervalt.
| |
| |
| |
[Velde. (Jan van de)]
VELDE. (Jan van de) Ziehier het octrooi voor zijne platen, voorstellende de Begrafenis van Prins Maurits, door mij reeds als uiterst zeldzaam vermeld. Men ziet er uit, hoe hoog jacob de gheyn, de Oude, bij de hooge Overheid stond aangeteekend, en dat zijn persoon voor haar de censuur was over kunstwerken behoorende tot de Geschiedenis van den Staat. Men leest in de Resolutiën der Staten-Generaal van 5 Julij, 1625: ‘Is geaccordeert aen jan van de velde plaetsnyder tot Haerlem octroy om voor den tyt van acht jaeren alleene te mogen maecken ende vuytgeven die te doene Begraeffenisse van den Prins van Oranje hooger memorie, mits dat hy tselve sal hebben te doen by directie van jacques de gein.’ Na dit octrooi schijnt er iets te hebben plaats gehad, dat niet in den haak was: Immers, uit de volgende Resolutie van 25 Julij, 1626, schijnt mij zulks te blijken. ‘Synde by jan van den velde versocht dat haer Ho. Mo. wilden gelieven te resolveren hoeveel exemplaeren van de Begraeffenisse van den Prince van Orangien, hoochloffelycker memorie, deselve gelieven te hebben, is nyet goetgevonden eenige van dien t'accepteren, maer den suppliant te belasten dat hy niet en sal uytgeven eenige incorrecte caerten, ende die hy alrede soude mogen uytgegeven hebben, wederom in te trecken.’ - Zou dit het gevolg gehad hebben, dat de Exemplaren zoo zeldzaam zijn?
| |
[Velde, (Willem van de)]
VELDE, (Willem van de) de Oude en de Jonge. - Zie nog op TISCHBEIN'S.
| |
[Velde, (Willem van de)]
VELDE, (Willem van de) de Jonge. Nog heb ik in oorspronklijke stukken het bewijs gevonden, dat hij, zooals in zijn levensberigt vermeld wordt, 's lands vloot bij de zeeslagen vergezelde, teneinde die tafereelen naar het leven af te teekenen. Dit bewijs levert de volgende Resolutie der Staten-Generaal, van 15 Julij, 1666: ‘Synde ter vergaderinge gelesen de requeste van willem van de velde, const- ende scheepsteyckenaer, laest met kennisse ende acte van den lieutenant-admirael De Ruyter geweest synde op een vaertuych, omme pertinent aff te teeckenen tgeene in de bataille by den suppliant gemaeckt willen opnemen, ende met hem accorderen over den prys, waervoor hy soo ten behoeve van de taeffel van haer Ho. Mo., als voor den welgemelten raet soude willen aennemen te teeckenen ende te leveren.’ - Deze resolutie is slordig gecopieerd; want achter het woord bataille is iets weggelaten; dit blijkt duidelijk uit de woorden welgemelten raet; die raad toch is nog niet genoemd.
| |
[Veldenaer, (Jermyn)]
VELDENAER, (Jermyn) een onvermeld Belgisch Beeldhouwer, dien ik alleen heb leeren kennen door dat hem de betaling voor zijne geleverde beelden geweigerd werd. Dit stuk komt voor in de Resolutiën der Staten-Generaal op 17 Januarij, 1649. ‘Is ter vergaderinge gelesen de Requeste aen haere Ho. Mo., gepresenteert uyt den naem ende van wegen jermyn veldenaer, ingeseten van Antwerpen, ende Beeltsnyder van syne style, houdende versoeck dat hem suppliant vermits weigeringe van betalinge van den gewesen pastoor ende kerckmeesters des dorps van den Ouden-bosch, in 't marquisaet van Bergen op Zoom, gepermitteert mach worden, de Steene Beelden, by hem gelevert, nyt de kercke in het voorz. dorp te ruymen; waerop gedelibereert synde, is goetgevonden ende verstaen dat des suppliants Requeste met de bylagen daeraen gehecht gesonden sal worden aen den Schoutet van het voorn. dorp, om den voorz. suppliant de steene beelden, by hem in de voorz. kercke gelevert, te laeten volgen.
| |
[Ven (Gerard van der)]
VEN (Gerard van der) is door Immerzeel, met een paar woorden, genoemd. Ik ben in staat gesteld, eenige meerdere berigten over dezen nederigen, verdienstlijken kunstenaar te kunnen meêdeelen. De Heer gerard van der ven is den 10. Junij, 1818, te Rotterdam, geboren, werd voor de kunst gevormd, eerst onder de leiding van nu wijlen zijn vermaarden stadgenoot, willem hendrik
| |
| |
schmidt, en vertrok vervolgens naar Antwerpen, waar hij een geruimen tijd verbleef, om zich verder te bekwamen. - In 1843 was er op de Tentoonstelling-, aldaar, eene schilderij van hem, voorstellende een Gezigt op eene Stad, aan eene rivier, bij maanlicht, dat door aanraden van zijne kunstvrienden dewijl hij eerst huiverig was, daartoe over te gaan, naar die Tentoonstelling gezonden werd. Tegen zijne verwachting, trok zijn tafereel de algemeene aandacht, zoodat de Heer Loos, destijds schepen dier Stad, er spoedig eigenaar van werd; doch nadat Koning Leopold de zalen met een bezoek vereerde en veel genoegen in dit stuk had betoond, heeft de Heer Loos het aan Zijne Majesteit welwillend afgestaan. Kort daarop, terwijl de Tentoonstelling nog open was, is Koningin Victoria, voornoemde Stad met een bezoek komen vereeren, en heeft bij die gelegenheid ook de Tentoonstelling bezocht, vergezeld van Lord Aberdeen, die, door middel van den Heer wappers en anderen, een aanzienlijken prijs voor deze schilderij bood, doch de Koning wilde haar niet afstaan. Niet weinig was de Heer van der ven verwonderd, doch tevens opgebeurd en aangemoedigd, om met ijver dit vak der kunst voort te zetten. - Ook te Keulen heeft hij verscheiden malen van zijne werken op Tentoonstellingen geleverd en verkocht, als, in 1845, een stuk, waarover Profr. Gottfried Kinkel breedvoerig gesproken heeft, in zijn Verslag der Tentoonstelling, aldaar. Zie De Kunstspiegel, 3 Afl., Jaarg. 1845-46. - In bijzondere Kunstverzamelingen te Antwerpen worden verscheiden zijner penseelvruchten, alsmede bij sommige liefhebbers van papieren kunst, te Rotterdam, van zijne teekeningen bewaard. Ook is er eene teekening van hem in het Album, dat aan de Cercle artistique, te Antwerpen, bij gelegenheid van het Congres, in 1861, aangeboden werd. - Voor het overige heeft hij op verschillende Tentoonstellingen, zoowel hier als buiten 's lands, van zijne kunst geleverd. Tot nog toe heeft hij zich aan geen bepaald genre gehouden, want schoon Huislijke tafereelen en Portretten wel zijn hoofdwerk zijn, heeft hij dikwijls toch ook Landschappen en enkele Marinen bij maanlicht en ondergaande zon vervaardigd. Ook heeft hij zeer veel kleine schilderijtjes gemaakt, meestal voorstellende maanlichten en binnenhuizen, met zeer kleine figuren. - De Heer van der ven is, in 1846, te Antwerpen, gehuwd met Mejufvrouw G.M. Pottiew, en heeft zich te Rotterdam gevestigd; sedert 1860, is hij onderwijzer in het handteekenen aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen, aldaar.
| |
[Venakool. (Steven)]
VENAKOOL. (Steven) - Zie in dit Aanhangsel op STADEN. (Jan en Samuël van)
| |
[Venne. (Adriaen van de)]
VENNE. (Adriaen van de) Hier moet ik nog een historisch feit aangaande den dood van Maurits, Prins van Oranje, voorkomende in de Resolutiën der Staten-Generaal, 21 Julij, 1625, meêdeelen: ‘Synde by adriaen van de venne, schilder ende teeekenaer, wonende in 's Gravenhage, gepresenteert d' Afbeeldinge van het doode lichaem van den heere Prince van Orangien, hooger memorie, is hem daervoor toegeleet 36 gulden.’ - Ik ben in het bezit gekomen van eene schilderij, voorstellende Prins Frederik Hendrik, te paard, komende met al zijn gevolg in het leger; eene rijke voorstelling in den trant als die van Maurits, te Nieuwpoort; fraai in 't graauw (camaieux.) geschilderd, en sierlijk beteekend adriaen van de venne fecit, 16...; de volgende nommers zijn onduidelijk; (waarschijnlijk 1629, het beleg van 's Hertogenbosch); h. 1 el 7 dm., br. 1 el 40 dm., Ned. Het is mij niet bekend, of daarnaar eene gravure bestaat.
| |
[Venne. (Jan van de)]
VENNE. (Jan van de) pietersz. Om der Geschiedenis wil, deel ik hier nog mede de volgende extracten uit de Resolutiën der Staten-Generaal. ‘Is jan
| |
| |
pietersz. van der venne, wonende tot Middelburch, geaccordeert octroy, omme voor den tyt van sess jaeren naestcommende, alleene in de Vereenichde Nederlanden met de schilderconste ende plaetsnede te moegen drucken ofte doen drucken ende vuytgeven de Verthoninge van 't Huys der Helden van Nassau, te peerde. Verbiedende alle ende een yegelyk ingesetenen van dese landen, deselve inventie ende Verthooninge in 't cleyne ofte groote forme binnen den voors. tyt van sess jaeren naestcommende nae te maecken, ofte elders naegemaeckt in de Vereenichde Provintien te brengen, omme te vercoopen, sonder des voors. jan pietersz. consent, by pene van verbeurte van sulcke naegemaeckte exemplaren, ende daerenboven van de somme van tweehondert Carolus gulden.’ Resolutie der Staten-Generaal, 26 Junij, 1621. En verder: ‘Is jan pietersz. van der venne, konst ende bouckvercooper, woonende tot Middelburch, geaccordeert octroy, omme voor den tyt van seven jaeren naestcommende alleene in de Vereenichde Nederlanden te drucken ofte doen drucken ende vuytgeven zeeckere Poetische Wercken in de Nederlantsche tale, zynde het eerste stuck van deselve Wercken het Costelyck Mall ende het Haechsche Voorhoudt, gemaeckt by Constantin Huygens; het tweede het Tonneel van de Mannelycke Achtbaerheyt, behelsende de redenen ende tegenredenen over de weygeringe van de Coninginne Vasthi; het derde de Zeeusche Nachtegael, bestaende uyt veelderhande gedichten van verscheyden geesten ende voortreffelycke personagien van Zeelant. Item noch een constich stuck van de Verthooninge van den Elendigen staet van dese landen onder de tyrannie van den hertoge van Albe, ende noch de Afteyckeninge van den doorluchtigen hoochgeboren furst, den Prince van Oragnien, hoochloffelycker memoriën, vader van den doorluchtigen hoochgeboren Prince Maurits enz. Verbiedende alle ende een yegelyck ingeseten enz., op verbeurte van de nagedruckte exemplaren ende daerenboven van de somme van ƒ200.’ Idem 22 Julij, 1622. En nog het volgende: ‘Is geaccordeert octroy aen jan pietersz. van de venne, letter- ende konstdrucker, wonende tot Middelburch, ende adriaen pietersz. van de venne, schilder ende teeckenaer, wonende alhier in den Hage, om voor den tyt van 15 jaren in dese landen alleen te mogen drucken ende uytgeven een nieuw poetisch Werck genaemt het Houwelyck, van den Heer Jacob Catz, bestaende in ses onderscheiden boucken enz., mitsgaders alle andere stucken by denselven Catz geschreven ende noch te schriven.’ Idem, 22 Maart, 1625.
| |
[Vennekool. (Steph.)]
VENNEKOOL. (Steph.) Ik heb op het Artikel jacob vennekool - Zie aldaar. - den Arcus triumphalis voor Koning Willem III, in 1691, te 's Gravenhage, opgerigt, als diens werk beschreven. Later kwam ik in het bezit van eene fraaije gravure van genoemde Eerepoort, door stoopendaal, in fo. plano, waaronder staat: steph. vennekool Autor et Inventor. Is hier aan eene fout in den Doopnaam te denken, daar de prent omstreeks genoemden tijd vervaardigd werd? Ik kan dit niet beslissen, en het zal later moeten blijken, of er twee vennekool's als kunstenaars hebben bestaan; zoo ja, dan is niet jacob, maar steph. de bouwmeester van gemelden Arcus, want in den vermelden strijd, wie de auteur is, wordt geen doopnaam genoemd. - Later zag ik, inderdaad, dat in de Zegepralende Vecht enz., Amsterdam, 1719, in fo., bl. 14, als bouwmeesters dier Buitenplaatsen genoemd worden jan en samuel van staden, steven venakool (vennekool?) simon schynvoet en jac. marot.
| |
[Verheeven, of Verheeuen, (Joan)]
VERHEEVEN, of VERHEEUEN, (Joan), een kunstgraveur, die, in het midden der XVII. eeuw, waarschijnlijk, te Leuven, bloeide. Ik ken alleen van zijn werk een sierlijken Titel, in 4o., door hem fecit, waarop de H. Antonius, de H. Maagd met het Kind, en St. Anna zijn afgebeeld; verder een gebouw,
| |
| |
waarschijnlijk, de Academie, dewijl er onder staat Lovanii, waarnevens, in medaljons, Plato en Aristoteles. Daar de benaming van het Boekwerk hier wit is gebleven, was deze aanduiding noodig. Het geheel is van middelmatige verdienste.
| |
[Verhoesen (Albertus)]
VERHOESEN (Albertus) wordt met een paar woorden door Immerzeel, wien hij onbekend was, en die ook verkeerdelijk m. schrijft, vermeld. Ik kan thans het volgende berigten. albertus verhoesen, zoon van Johannes Marinus Verhoesen, en van Maria de Haart, is den 16. Junij, 1806, te Utrecht, geboren. Zijn eerste leermeester in de kunst was de Heer bruno van straaten, aldaar, en om zich in het vak van beestenschilderen te bekwamen, begaf hij zich onder de leiding der Heeren jan van ravenzwaay en pieter gerardus van os, te Hilversum, en heeft daarna met den landschapschilder barend cornelis koekkoek te zamen gewoond. - Reeds op de Tentoonstelling te Amsterdam, 1826, werd een zijner schilderijen door het Gouvernement aangekocht, en op het Paviljoen, te Haarlem, geplaatst. - In 1834 werd de Heer verhoesen, als Stads-teekenmeester te Amersfoort benoemd, en tevens aangesteld als Onderwijzer der Kadets bij de Artillerie. Hij heeft zijn eervol ontslag uit die betrekkingen verzocht en verkregen 15 Maart, 1853, en zich nog in dat jaar weder te Utrecht gevestigd. - Behalve landschappen met vee, paardenstallen enz., heeft hij een groot aantal pluimgedierten, op eene zeer bevallige wijze, geschilderd, zoo als hij deze op binnen- en buitenlandsche Tentoonstellingen heeft doen zien, en die bij velen als meubelschilderijen wel gewild waren, welke stukken hem veel werk verschaften. Ook mogt hij het genoegen smaken, dat aanzienlijke Verzamelaars, als de Baron Steengracht van Duivenvoorde van Oostkapelle, en verdere familiën enz., van zijne kunst aankochten, terwijl hij ook de eer geniet dat in de bijzondere Verzameling van Z.M. den Koning en van H.M. de Koningin van zijn werk aanwezig is, van welke laatste hij, als bewijs van goedkeuring, in 1853, een prachtig Gouden horologie met ketting, ontving. - Verder heeft hij, op eene verdienstlijke wijze, naar zijn eigen teekeningen, geëtst vier stuks, in 8o. oblong, allen beteekend en in 1827 en 1830 vervaardigd, als: 1. Vijf Rammenhoppen en een Schapenkop. - 2. Een Koekop en twee kleine idem; een Stier- en Kalfskop. - 3. Twee Schapen, en 4. Eene staande Koe, regts gewend, in een landschap, met een dorp in het verschiet. - Verder een Landschap, op den voorgrond, bij een hek en een wilgenboom, vier liggende en twee staande melkkoeijen, waarbij een gevelde boomstam; op den tweeden grond nog eenig vee, en in het verschiet landelijke woningen en een molen; de lucht en het verschiet zijn te zwaar ingebeten, de voorgrond, regts, is zonachtig belicht; h. 243, br. 315 str. Ned.; heeft geen marge, en is niet beteekend; eene fraaije ets, flink en vast behandeld. Deze prent wordt bij de vreemden verkeerdelijk voor werk van den beroemden jan kobell gehouden. - De koperen plaat, met de vier voorgaande platen, heeft do vervaardiger mij gezegd, uit de hand te hebben verkocht, in 1863, en dat hij de groote prent, in 1828 geëtst heeft; trouwens, een mijner kunstvrienden heeft hem die zien vervaardigen. - In 1862 heeft hij andermaal de etsnaald opgevat, zijn geliefdkoosd vak van Pluimgedierte daartoe gekozen, en eene reeks van zes stuks, waarvan er drie genoegzaam voltooid zijn, vervaardigd, die hier volgen, als: 1. een kraaijende Haan, met vijf Kippen, in een landschap, bij een oud stuk muur, met struiken begroeid; de lucht wit, nog niet beteekend; h. 119, br. 155 str. Ned.; heeft geen marge. - 2. Bij een hoek grond, aan een waterplas, staat de tronk van een knotwilgenboom, waarop een Eendenkorf ligt, en waaruit een eend naar twee in het water dartelende eenden ziet;
| |
| |
op den voorgrond twee staande en een liggende eend, bij eene gevlochten heining; de lucht wit; idem, h. 116, br. 154 str. idem. - 3. Twee Kemphanen, bij een heuvelachtigen grond; links eene gevlochten heining; de lucht wit; idem, h. 116, br. 144 str., idem. Deze etsen mag men wel als schoone proeven van uitvoerige en zuiver bewerkte etskunst beschouwen, terwijl het te hopen is, dat zijn voornemen om die kunst te vervolgen, door wel verdiende aanmoediging verwezenlijkt mag worden. - De Heer verhoesen is den 20. Januarij, 1830, gehuwd met Mejufvrouw Henrica Lambooy, van 's Hertogenbosch, die hem den 11. September, 1859, in den ouderdom van 50 jaren, door den dood werd ontrukt, en uit welk huwelijk nog in leven zijn drie zonen en vijf dochters. Een dezer zonen, johannes marinus verhoesen az., geboren 24, April, 1832, te Utrecht, volgt zijn vader op in de kunst, en reeds op de Tentoonstelling, aldaar, in 1861, waren vier schilderijen van zijn penseel aanwezig, die den besten dunk van een veel belovend kunstenaar geven.
| |
[Ver Huell. (Alexander Maurits Carel)]
VER HUELL. (Alexander Maurits Carel) - Bij de Werken, na mijn Artikel verschenen, moet ik nog voegen: Naar 't Leven. Londen in 1862. Geteekend door a. ver huell; op steen gebragt door c.c.a. last. Te Arnhem, bij D.A. Thieme, in fo. oblong. Het bevat 10 platen en een Titel. - Zijn opmerkzame geest heeft, bij het bezoek der groote Tentoonstelling, aldaar, zeker, de volksbeschaving en het genie dezer eeuw bewonderd, doch ook tevens het volkskarakter dat, alsnog zich in het tegenovergestelde te Londen mede vertoont, treffend karakteristiek, op eene wijze, hem-alleen eigen, afgebeeld. - Bij denzelfden uitgever verscheen, ook in dat jaar, Volk en Kunst, in 8o., door hem geschreven, waarvan eene tweede vermeerderde uitgave in hetzelfde jaar volgde. Hierin geeft hij zijne meening duidelijk en bondig te kennen, om de liefde voor de Kunst bij het volk, door eene ware rigting en met gepaste middelen, op te wekken, en welke Werken zeer de aandacht van het publiek getrokken hebben. - En nog bij Thieme, 1864, Hier en daar. Schetsen van a.v.h., in fo. oblong. Dit zijn Invallende gedachten, die bij hem, zoowel in het staatkundig als burgerlijk leven opkwamen, en door hem vol geest en naar zijne diepzinnige beschouwing, met het stift zijn geschetst en toegelicht; deze zullen niet geregeld, maar naar gelang der stof, die zijn geest afspiegelt, in het licht verschijnen.
| |
[Verhulst. (Rombout)]
VERHULST. (Rombout) Ik moet hier nog bijvoegen, dat Immerzeel onder zijne werken het Praalgrof van den Admiraal Marten Harpertsz. Tromp in de Oude Kerk, te Delft, noemt. De loop dier zaak heeft zich aldus toegedragen. Reeds vier dagen na het sneuvelen van genoemden Tromp, op den 10. Augustus, 1653, besloten de Staten-Generaal, een waardig monument te zijner eere te doen vervaardigen, en daartoe wcrden ‘gedeputeerd de Heeren Linteloo, Van der Nieburch en de Schulenburch,’ die den 16 Augustus, 1653. - Zie die Resolutie der genoemde Staten - berigtten, ‘dat de Architect post gelast zijnde, hadde aangenomen daarvan een model te maecken’ enz. Van dit model heb ik later niets meer vernomen, maar wel dat er ook anderen zijn uitgenoodigd, om modellen te leveren, waarouder jacob van campen, rombout verhulst en willem be keyser. - Er schijnt veel tijd verloopen te zijn, alvorens men tot eene keuze is gekomen. Zeker is het, dat den ‘26 Maart, 1654, de Staten geaccordeerd hadden de som van ƒ10,000, voor welke som het maecken der voorschreven Tombe, volgens een van de leggende modellen, den 24. derselver maent ter Vergadering vertoont, ‘aanbesteedt was aen rombout verhulst ende willem de keyser, Beelthouwers, tot Amsterdam, met expres bespreck, dat by aldien by Meesters off luyden hun des verstaende, wederzyts te verkiesen, geoordeelt mochte worden, dat aen 't
| |
| |
voorschrevene werck wel ƒ10,000 verdient was, dat in sulcke gevalle de besteeders boven de voorschreve ƒ10,000 aen de aennemers noch eene goede vereeringe souden geven, niet excederende de somme van duizent guldens; maer in cas het oock geviele, dat het voorschreve werck by de voorschreve Meesters geoordeelt mochte worden, de ƒ10,000 niet weerdig te zyn, dat in sulcke gevallen van deselve ƒ10,000 zooveel ingehouden soude worden, als by de voorschrevene luyden, hun des verstaende, gearbriteert soude worden; waerop gedelibereert synde, hebben haere Ho. Mo. den welgemelten heer van Lodensteyn over de genomene moeyte bedanckt, met versoeck, dat deselve gelieve de verdere moeyte te nemen van ten uiteynde toe in de opsicht van 't voorschreve werck te continueren.’ Zie genoemde Resolutien, 7 April, 1656. Hieruit blijkt duidelijk, dat verhulst de keyser alleen de aannemers waren, om naar het voorliggend model, de Tombe uit te voeren. Vandaar het verschil dat de ééne schrijver verhulst en de andere van campen als vervaardiger noemt. Bleyswyck, in zijn Beschryving der Stadt Delft, enz. Ibid 1667, bl. 182, zegt: ‘de Tombe is geordonneert door den voortreffelycken Bouwkunstenaer jacob van campen... Al het Beeldt-werck, aen dese Tombe komende, is ghemaeckt door rombout verhulst, en het Lystwerk Tropheën, midtsgaders Zees-slagh onderaen door eenen (willem) de keyser.’ Deze verklaring, door een stadgenoot en ooggetuige bij het vervaardigen dier Tombe, zal hier wel het door mij aangevoerde bevestigen. Wat nog verder deze zaak opheldert is, dat in de genoemde Resolutiën van 10 Mei, 1658 voorkomt, dat rombout verhust en willem de keyser, ‘versoeckende betalinge van 't geene by hun verdient ende verschooten is, wegens het maecken van de Modellen der Tombe van wijlen den Lt. Admirael Tromp, soo int reysen als andersints, dat sy luyden hier in den Haege opgehouden syn geweest’ enz. Hierop werd eerst na ingewonnen rapport den 16 September, 1658 besloten, ‘is goed gevonden ende verstaen, beyde de supplianten ter saecke voers. mits desen toe te leggen de somme van 500 guldens eens’ enz. Dit is dus voor het door hen vroeger geleverd model, dat hun even als aan post besteld doch niet gebruikt werd. - Wat betreft het maken der bekende Tombe van Wassenaar Obdam, in de St. Jacobs-kerk, te 's Gravenhage, zoo heeft hij met bartholomeus eggers, van Amsterdam, als in wedstrijd moeten treden, gelijk mij is gebleken uit de volgende Resolutiën der Staten-Generaal van 19 September, 1665. ‘Is gehoort het rapport van de heeren Van Ommeren ende andere Haere Ho. Mo. Gedep. tot de saecke van de zee, achtervolgens derselve voorgaende resolutie gevisiteert ende geinspecteert hebbende de respective modellen van de Tombe, ter gedachtenisse van wylen den heer van Wassenaer op te richten, gemaeckt by de Beelthouwers verhulst en bartholomeus eggers; waerop gedelibereert synde, hebben haer Ho. Mo. de keuze van de voorz. modellen gelaten aen 't goetvinden van de erffgenamen van den overledene, met dien verstande nochtans, by aldien deselve noch eenige veranderinge daer inne souden desireren, dat daervan kennisse gedaen sal moeten worden aen haer Ho. Mo., om daerop soodanich gedisponeert te worden als deselve bevinden sullen te behooren. Des sal de voors. Tombe met den gevolge ende aencleven van dien gemaeckt worden tot coste van 't lant, mits dat daerin niet geexcedeert en werde de somme van twaelff duysent gulden, daervan te syner tyt ordonnantie sal worden gedepecheert, ende sal extract van deze haer Ho. Mo. resolutie gesonden worden aen den Raet van State, mitsgaders aen de voorn. erffgenaemen van den gemelten heere van Wassenaer, om te strecken tot derzelfder respective naerechtinge; sullende de depeches hieruyt resulterende, werden uytgegeven sonder resumptie,’ - Dat het model van eggers gekozen is, vond ik mede bevestigd en
| |
| |
tevens, dat een jaar daarna de Tombe reeds voor een groot gedeelte voltooid, maar de plaats der bestemming nog niet bekend was, en dat de beroemde Mr. nicolaas witsen, Burgemeester van Amsterdam, verzocht werd, zijn oordeel uit te brengen over het tot hiertoe voltooide werk. Een en ander vindt men in de gemelde Resolutiën van 5 October, 1666. ‘Synde gehoort 't rapport van de Heeren Goris ende andere haer Ho. Mo. Gedeputeerden tot de saecken van de zee, achtervolgens derselver resolutie van den 30. September lestleden gevisiteert ende geexamineert hebbende de requeste van bartholomeus eggers, Mr. Beeldhouwer, woonende tot Amsterdam, hebbende aengenomen het maecken van de Tombe van wylen den heer van Wassenaer, versoekende betalinge van den tweeden termyn van syne bedongen penningen, mitsgaders dat commissarissen genomineert mogen werden, die, 't werck by gelegentheyt opnemende, ordre mogen stellen, waer de voors. Tombe gestelt soude werden. Is naer deliberatie goetgevonden ende verstaen dat de voors. requeste gestelt sal werden in handen van den Raet van State, met versoeck, dat haer E. ten behoeve van den suppliant ordonnantie willen doen depescheren ter somme van 4000 guldens, tot betalinge van den voors. tweeden termyn. Ende wert den heere witsen oock mits desen versocht ende gecommitteert, om, tot Amsterdam comende, het voors. werck te gaen inspecteren ende haere Ho. Mo. te syner tyt rapport te doen, hoe verre hetselve al bereyts is geavanceert, oock off het selve volgens het bewuste besteck ofte model is gemaeckt; des sullen de erffgenamen van den gemelten heere van Wassenaer aen de gedachte heeren haer Ho. Mo. Gedeputeerden hebben aen te wysen de plaetse daer de voors. Tombe opgerecht sal worden.’ - Ruim twee jaren daarna was het werk voltooid en in de kerk gesteld, en voor het laatst door Haagsche deskundigen voor goed opgenomen, zoo als blijkt uit een idem Resolutie van 28 November, 1668. ‘De declaratie van vacatiën van pieter post ende Joan van Swieten, door order van de heeren haere Ho. Mo. Gedeputeerden, gevisiteert ende opgenomen hebbende de Tombe van wylen den heer van Wassenaer, is naer deliberatie in handen gestelt van den Raet van State en des Generaliteits Reeckencamer, om te visiteren, examineren ende liquideren volgens ende in conformité van de ordre van 't landt.’
| |
[Vermeulen (Paulus)]
VERMEULEN (Paulus) vond ik als een voornaam, meer dan waarschijnlijk, te Haarlem gevestigd schilder, en verwant aan pieter saenredam, vermeld. - Zie in dit Aanhangsel op GOLTZIUS. (Hubert)
| |
[Verschaeren. (Joannes Antonius)]
VERSCHAEREN. (Joannes Antonius) Bij het reeds vermelde moet ik nu nog laten volgen, dat hij in Junij, 1863, te Antwerpen, overleden is. - Zie De Eendragt, van Gent, 1863, Nr. 25.
| |
[Verspuy. (Gysbertus Johannes)]
VERSPUY. (Gysbertus Johannes) Bij dit levensberigt moet ik nu reeds meêdeelen, dat hij den 30. November, 1862, in zijne geboortestad, Gouda, overleden is. - Zijn laatste etsje, Een gezigt te Overschie, door mij vermeld, heeft hij mij, een paar maanden vóór zijn dood, toen hij te Utrecht een geneeskundig consult kwam nemen, en mij bezoekende, bij de overige, ter completering, aangeboden. - Zijn toestand kwam mij zóó bedenkelijk voor, dat ik in mijn gemoed toen reeds voor altoos afscheid nam van den ijverigen, braven man.
| |
[Versteech. (Willem)]
VERSTEECH. (Willem) Een onvermeld stempelsnijder, die mij is voorgekomen, dat voor den Staat voorname werken heeft vervaardigd, en wel een Penning op de overwinning van de Zilveren Vloot, zoo als die voorkomt in de Resolutiën der Staten-Generaal van 17 Januarij, 1629. ‘Synde geexhibeert by willem versteech, isersnyder van de Munt van Gelderlant, seeckere affteykeninge van de veroveringe van de Spaensche Silvervloot, mette inscriptie ende
| |
| |
circumscriptie tottet maecken van een Triumphpenninck, om daervan te hebben octroy; is nae voorgaende deliberatie goetgevonden ende verstaen, dat men dese affteyckeninge mette circumscriptie ende inscriptie zal stellen in handen van den heer Beaumont, om t'examineren, wat hiervan genomen ende geappliceert zoude connen worden tot den Triumphpenninck by haer Ho. Mo. goetgevonden te doen slaen ende daervan rapport te doen,’ Reeds den 16. Januarij hadden de Staten bepaald, dat een Gedenkpenning op die overwinning zou geslagen worden, en daarvoor had Beaumont eene inscriptie vervaardigd, zoodat hieruit blijkt, dat versteech zich wel spoedig had voorbereid en reeds den volgenden dag eene teekening met verzoekschrift kon overleggen, waaraan gevolg is gegeven, blijkens Resolutie van 17 Maart, 1629. ‘Alzoo de heer Beaumont, presiderende, den 23 January lestleden van wegen haer Ho. Mo. den heer Pieter Heyn, ende den admirael Lonck heeft aengeseyt, dat men hun elcx boven de gouden Ketting, by haer ontfangen, noch zal vereeren elcx met een medaille van gout, weerdich hondert daelders, die haer Ho. Mo. ter gedachtenisse van de veroverde Silvervloot zullen doen slaen; is nae voorgaende deliberatie goetgevonden ende verstaen, by desen te ordonneren den ontfanger generael Doublet, dat hy zal hebben te leveren aen willem versteech, yzersnyder van de munte van Gelderlant, drie hondert gulden aen bequaeme materialen, om by hem de voors. twee medaillen daeruyt gemaeckt te worden.’ - Heeft Piet Hein en Loncq alleen deze medaljes in goud bekomen? Is het een van die bij Van Loon, Ned. Hist. Penningen, II. bl. 173, voorkomen? Of is het een andere met het Portret van Prins Frederik Hendrik, en, op de keerzijde, Je Maintiendrai, zooals die beide zijden aan de keten hangen op Piet Hein's Portretten. Bij zijn groot portret, door w. hondius sculp. 1629, staan op den penning de wapens van Frankrijk, Engeland en Holland; die kan het dus niet zijn.
| |
[Verveer. (Salomon Leonardus)]
VERVEER. (Salomon Leonardus) Nog heb ik het genoegen te melden, dat deze talentvolle kunstenaar in Mei, 1863, door Z.M. den Koning, tot Officier der Orde van de Eikenkroon is benoemd.
| |
[Verwer, (Abraham de)]
VERWER, (Abraham de) een onvermeld kunstschilder, die, in het begin der XVII. eeuw, te Amsterdam, bloeide. Hij schijnt een man van vindingrijken geest te zijn geweest, die, even als vele vaderlanders, zich destijds beijverde, om 's lands vijanden afbreuk te doen. Zoodanig heb ik hem leeren kennen, als iemand, die zijne vinding ter dienste des lands aanbood, waarnaar door de hooge Overheid wel gehoord werd; doch aan zijn eisch en voorwaarden is alleen in zooverre voldaan, als bij den uitslag van het onderzoek bleek, naar billijkheid te behooren. - Om der Geschiedenis wil, laat ik hier de zaak, voor zoover die in de Resolutiën der Staten-Generaal voorkomt, volgen: ‘22 April, 1623. Gelesen de requeste van abraham de verwer, schilder tot Amstelredam, die hem vanteert van zeecker inventie om te sluyten ende beletten de vuyt- ende invaert van Duynkercken ende Oostende, mitsgaders andere havens van den vyandt, datter schuyt noch scheepen vuyt offte in sullen cunnen comen; versouckende, dat eenige souden werden gecommitteert tot ondersoeck van dselve inventie, ende zyn hiertoe gecommitteert de heeren Sonck, Magnus ende Bourmannia, omme den suppliant te hooren ende daervan rapport te doen. - 26 April, 1623. Dheeren Sonck ende Magnus refereren dat zy met abraham de verwer zyn geweest in communicatie op zyn voorgestelde inventie, om te stoppen de havens van Duynkercke ende Oostende sulcx datter nyet eene schuyte en soude kunnen innecommen, maer dat zy van hem nyet hebben kunnen trecken, daerby persisterende dat hy wil hebben d'acte die hy begeert, namentlyck dat
| |
| |
hy sal hebben hondert duysent guldens, eens gereet, ofte sess duysent guldens jaerlycx voor hen ende zyne erfgenamen, de voors. zyne inventie goedgevonden zynde ende aengenomen werdende; daerop goetgevonden is, dat die voors. heeren metten voors. inventeur sullen commen in naerder conferentie, om te hooren ende sien oft zy wat naerders ende meerder van hem sullen kannen trecken. - 27 April, 1623. Dheeren Sonck ende Magnus rapporteren, dat zy naerder gesproocken hebbende metten inventeur van de inventie van de havenstoppinge van Duynkercken ende Oostende, maer dat zy evenwel van hem nyet hebben cunnen trecken voor hy en hebbe zyne versochte acte van dat men hem sal geven jaerlycx vier duysent guldens voor hem ende zyne erffgenamen, by zoo verre als zyne inventie wert goetgevonden ende aengenomen, daerop dselve heeren rapporteurs versocht werden, sulcke acte te willen instellen. - 28 April, 1623. Die Staten-Generael der Vereenichde Nederlanden etc. Alsoo abraham de verwer, wonende tot Amsterdam, aen haere Ho. Mo. heeft te kenen gegeven, by hem gepractiseert te syn een middel, waerdoor de uyt- ende invaert van Duyn-kercken ende Oostende mitsgaders andere havenen van de landen der vyanden, dat schip noch schepen in ofte uyt dselve sullen cunnen varen, sal cunnen beleth ende verbindert werden, tot vermydinge van de swaere equippagie van veele schepen van oorloge deser landen, hetwelck met weynich costen soude cunnen te wege gebracht worden, volgende de memorie daervan by hem overgegeven, ende nae diverse communicatiën, door onse Gedeputeerden met hem gehouden om daervan openinge te hebben, daertoe hy niet heeft willen verstaen, voor ende aleer hy soude weeten wat recompense hem by haere Ho. Mo. soude worden toegeleyt. Soo ist dat wy gehoort hebbende het rapport van onse Gedeputeerden, goetgevonden ende geresolveert hebben, dat de voors. abraham de verwer van den lande daervooren sal hebben ende genieten een pensioen van drie duysent guldens jaerlycx voor hem ende zyne naecomelingen, by soo verre zyne voorgegeven inventie bevonden sal worden van sulck een effect als dselve heeft voorgestelt, ingaende hetselve pensioen als haere Ho. Mo. by proeve, voor de haven van Duynckerken te nemen, bevinden sullen, dselve inventie te wesen goet ende van volcomen operatie, in welcken gevalle naerder sal worden geleth, hoeveel meer oft minder als het voors. pensioen den voors. abraham sal genieten ende toegeleyt worden, alles ter discretie van haere Ho. Mo. ende syn Excellentie. Aldus gedaen etc. op den 28 Aprilis 1623. - 4 Mei, 1623. Dheeren Sonck ende Magnus refereren de naerdere communicatie, die zy gehadt hebben met abraham de verwer, ende wat zy meer van hem getrocken hebben als voor desen, raeckende zyne voergaende inventie totte stoppinge van de havens van Duynkercken ende Oostende; zynde goetgevonden dat die voors. heeren rapporteurs alles aen zyne Excie sullen commnniceren, ende dat men aen den voers. abraham de verwer sal behandigen d'acte hem toegeseit. - 8 Junij, 1623. Opte requeste van abraham de verwer syn gecommitteert d'heeren Van der Meer, Magnus ende Hertefelt om den suppliant naerder te hooren ende met syn Excie daerop te communiceren. - 15 Julij, 1623. Is abraham de verwek, hem gevanteert hebbende, te sullen stoppen de havenen van Duynkercken, toegeleet voer zyn gedaen moeyten ende costen mitsgaders gethoenden yver ende affectie totten dienst van 't landt toegeleet hondert daelders eens. - 19 Julij, 1623. Is gelesen de requeste van abraham de verwer, versouckende octroy tot zyne inventie maer is desselfs versouck affgeslagen.’ - Na de weigering van een Octrooi, heeft hij zich, zes maanden later, andermaal tot de Staten gewend, om op nieuw een onderzoek betreffende zijne vinding te erlangen,
| |
| |
teneinde zijn verzocht octrooi te bekomen, naar luid der volgende Resolutiën: 19 Januarij, 1624. ‘Opt versouck van abraham de verwer, schilder, om te hebben commissarissen tot examinatie van seecker middel, by hem geinventeert, om te beletten de uyt - ende invaert van Duynkercken, syn versocht ende gecommitteert de heeren Van der Meer ende Magnus, die tot dselve saecke voor desen gecommitteert zyn geweest. - 29 Januarij, 1624. De heeren Van der Meer ende Magnus den 19 deses gecommitteert om te hooren abraham verwer, schilder op seeckere middelen, by hem geinventeert tot stoppinge van den in- ende uytvaert van Duynkercken, hebben gerapporteert sulcx by haer E. gedaen te zyn ende oock zyn Excie ende Luitenant Admirael Haultain tselve gecommuniceert te hebben, die tselve soo vreempt niet vinden; dan achten nodich te zyn, dat de voors. abraham de verwer selfs in loco, gae òm oculaire inspectie te neemen ende t' ondersoecken de stroomen, gronden ende diepten, waertoe alsoo hem deselve verwer presenteert, mits dat hy moge reysen op 's landts costen ende brieven hebben aen den commandeur van de schepen aldaer; is daerin geaccordeert; dan zyn de voors. heeren versocht met hem over de voors. costen naerder te spreecken, ende syn Excie te versoucken, de versochte brieven aan den commandeur te schryven. - 30 Januarij, 1624. Synde by den heer Van der Meer gerapporteert dat abraham de verwer tot de reise hem gisteren geaccordeert ten dienste van den lande te doen is eysschende de somme van 90 gulden; is verstaen dat hem dselve sullen werden getelt ende daertoe ordonnantie gedepescheert. - 18 April, 1624. Is binnen gestaen abraham de verwer, schilder, ende heeft rapport gedaen van de gelegentheyt van 't scheurtgen by Duynkercken ende van 't middel by hem voorgeslagen, om deur een fort aldaer te leggen, te behinderen der scheepen uyt- ende invaert in deselve stadt, hebbende daernae overgelevert zyne declaratie belopende over verteringe ende reiscosten ter somme van 63 gulden 11 stuivers boven zyne vacatiën, die hy pretendeert tegens vyff of ses guldens 's daechs; daerop goetgevonden is hem toe te leggen boven 90 gulden by hem den 30 January ontfangen de somme van tseventich guldens eens, mits dat hy copie van de caerte, by hem getoont, sal overleveren, raeckende de gelegentheyt van 't voora. scheurken.’ - Het schijnt, dat hij later nog andere diensten aan den Staat bewezen heeft, tenminste uit het volgende blijkt, dat hij op nieuw betaling voor zijne reizen naar eene andere plaats dan de boven-genoemde, ten behoeve der Staten, heeft gedaan: ‘8 October, 1625. Synde by abraham de verwer overgelevert specificatie van syne costen in 't reysen naer 't Lamsgat gedaen, beloopende ter somme van 175 guldens; is goetgevonden, dat daervan gedepescheert sal werden ordonnantie.’ - Het is meer dan waarschijnlijk, dat de reeds door mij vermelde a. de verwer tot zijn geslacht behoort. - Zie nog op den hier volgende.
| |
[Verwer (N.)]
VERWER (N.) moet een bekwaam zeeschilder geweest zijn, die in de eerste heeft der XVII. eeuw bloeide. In De Navorscher, VI, 1856, bl. 338, komt voor: ‘Uit de Resolutiën van de Vergadering der XVII, is mij de naam van den maker van deze schilderij, - De Zeestrijd voor Gibraltar - behalve dien van vroom, mede bekend geworden. Bij Resolutie van 14 September, 1639 ‘wert de camer van Amsterdam geauthoriseerd, omme te coopen van den schilder n. verwer een stuck schilderye, representerende De slagh van den Admirael Heemskerck voor Gibraltar’ terwijl bij die van den 24. derzelfde maand, ‘na resumptie yan voorgaende resolutie deser Vergadering, werd geresolveert, om den schilder n. verwer voor syn schilderye, representerende De slagh van den Admirael Heemskerck, te bieden twaelff hondert guldens en meer niet, waervoor
| |
| |
hy verwer dan oock gehouden sal syn, vermits syn stuck seer ingeschooten is, tselve wat uyt te trecken, en behoorlyck te fatsoeneren.’ Dit stuk werd daarna aan een der Indische vorsten ten geschenke gezonden, doch daar zulke tafereelen ‘by syne Mayesteit weynich geestimeert syn’ en niet geschikt waren, om hem te verlustigen enz., gelijk den 24. Maart, 1641, vandaar aan de Admiraliteit werd berigt, zoo werd het teruggezonden. Het heeft echter waarschijnlijk, weder op eene andere wijze tot geschenk gediend, en wie weet waar het beland is. - Zou men hier aan de hier voorgaande abraham de verwer, die gelijktijdig, te Amsterdam, bloeide, mogen denken? Het schrijven van namen geeft dikwijls weinig zekerheid, te minder, daar de letter n. veeltijds voor een onbekende doopnaam werd gebezigd; doch met zekerheid is er hier zoo niet over te denken, daar het op geldzaken aankwam.
| |
[Vigne. (Felix de)]
VIGNE. (Felix de) Op dit Artikel moet ik doen volgen, dat deze verdienstlijke kunstenaar den 5. December, 1862, te Gent, overleden is. In het berigt der Eendragt, van Gent, 1862, Nr. 12, staat felix de vigne-avé, zijnde, waarschijnlijk, een aangenomen naam; want in het volgende nommer, waarin een Verslag van zijn Leven en Werken wordt gegeven, komt avé bij zijn naam niet voor. - felix de vigne's dochter is met den verdienstlijken schilder breton gehuwd. Hij liet, behalve haar, eene treurende weduwe en verscheiden minder-jarige kinderen na.
| |
[Vilette. (N.N. de la)]
VILETTE. (N.N. de la) - Zie in dit Aanhangsel op LAVILETTE. (Johan Daniel de)
| |
[Vinckenbrinck. (Albertus)]
VINCKENBRINCK. (Albertus) Bij de vermelde afbeelding van den Predikstoel in de Nieuwe kerk, te Amsterdam, moet ik nog voegen, dat ik later in het bezit ben gekomen van deze prent, doch anders om, en zóó juist, dat, wanneer men zulks niet opmerkt, men stellig misleid wordt, zoo als ik, die haar voor een tweede exemplaar aankocht.
| |
[Vingboons, of Vinckeboons. (Philips)]
VINGBOONS, of VINCKEBOONS. (Philips) Hierbij kan ik nog voegen, dat hij ook Kaarten heeft gemaakt, blijkens eene Resolutie der Staten-Generaal, 4 Mei, 1637. ‘Is gelesen de requeste van philips vikckeboons, borger tot Amsterdam, versoeckende octroy voor een redelycken tyt om seeckere Caerte van Brasyl, uyt veele stucken, nieuws by hem byeen gebracht ende gemaeckt, alleen te mogen laten uytgeven. Waerop gedelibereert synde, is den Suppliant geconsenteert ende geaccordeert octroy voor den tyt van elff jaren, cum solitis clausulis et poenis.’
| |
[Vingboons, of Vinckboons. (Pieter)]
VINGBOONS, of VINCKBOONS. (Pieter) Een onvermeld graveur, meer dan waarschijnlijk, een zoon van philips, die, in de eerste helft der XVII. eeuw, te Amsterdam, bloeide. Ik vond in de Resolutiën der Staten-Generaal, op 27 Januarij, 1633, geboekt: ‘Opt versoeck van pieter vinckboons, caertmaecker, woonende tot Amsterdam, is nae voorgaende deliberatie geconsenteert ende geaccordeert aen hem suppliant octroy voor den tyt van seven jaren, om alleen met seclusie van alle anderen te mogen drucken Caerten op douck, ende dat onder d' ordinaris clausulen ende penen.’ - Zou hij de eerste geweest zijn, die dit in gebruik gebragt heeft? - Een jaar daarna, heeft hij weder octrooi verzocht op eene nieuwe vinding, blijkens Resolutie van 15 Maart, 1634: ‘Synde gehoort 't rapport van de heeren Noortwyck ende Amerongen, achtervolgens haer Ho. Mo. appointement van den 3. deses geexamineert hebbende de requeste van pieter vingboons, burger der Stadt Amsterdam, om te hebben octroy voor seeckere syne inventie van plempwerck (?), is nae voorgaende deliberatie goetgevonden ende verstaen, dat men hierin niet en can treeden.’
| |
| |
| |
[Vinne. (Izaak van der)]
VINNE. (Izaak van der) Bij dit Artikel voeg ik nog, dat hij ook heeft geëtst. Ik heb voor mij liggen 5 sluks etsen, naar die van a. van ostade, niet beteekend, als: De Brilleman; h. 104, br. 86 str. Ned., zonder de marge; zoo ook de volgenden. - De Man voert het kind pap; de vrouw droogt de luijer, waaronder: Tet, soete kintje eet. - Je luertjes syn gereet; h. 117, br. 87 str. - Een oude Vrouw zit, bij eene tafel, uit een boek, te zingen, waarbij een man op de viool speelt; voor de tafel zit een man, met een glas in de hand, die zingt; h. 126, br. 90 str. - Drie Boeren bij eene tafel, waarvan er een in de schenkkan ziet; h. 105, br. 80 str. - Het Schaarslijpertje bij het schoenmakerspothuis; h. 82, br. 75 str. De twee eerste zijn wezentlijk goed naar ostade gevolgd; de echtheid dezer prentjes is door den Heer Van der Vinne van Lee - Zie over deze, op den hier volgende. - opgegeven.
| |
[Vinne van Lee, (Vincent van der)]
VINNE VAN LEE, (Vincent van der) de Jonge. - De door Weigel vermelde rent, in 4o., heb ik voor mij liggen; zij is wel vierkant, doch slechts 64 str. Ned. groot. Het kindje, dat luchtbellen blaast, zinspeelt op de verganklijkheid van 's menschen leven, want op een stapel schedels rust het met zijne voeten; waarschijnlijk, een Vignet voor een Boekwerk; niet beteekend. Achter op staat geschreven: ‘vincent van der vinne van lee, oud 13 jaren,’ en op het volgende prentje staat: v.v.d.v. van lee, geboren 20 September, 1798, oud 15 jaren. De voorstelling is een Boer, zittende een doek bij het vuur te droogen; verder op eene gebukte vrouw, van achter te zien, bij een huisdeur, waar iemand over de onderdeur ligt; verder twee muzijkanten; h. 102, br. 84 str.; niet beteekend. Het schijnt mij toe, eene kopij te zijn naar pieter quast. - De kop van een liggenden Bok, met één poot zigtbaar; h. 47, br. 33 str.; niet beteekend. - Ook heeft hij een aantal zeer kleine houtsneden, met op elk een figuurtje, doch alleen in omtrek vervaardigd. Thans berust nog bij den Heer Van der Vinne van Lee, te Haarlem, een aantal belangrijke zaken, het kunstenaars-geslacht van der vinne betreffende, waarbij het merkwaardige Reisboek van vincent lourensz. van der vinne, met beschrijving en afteekening van steden, monumenten, volksgebruiken en kleederdragten, door hem op de plaatsen-zelve genomen en beschreven.
| |
[Visscher. (Nicolaes)]
VISSCHER. (Nicolaes) Thans kan ik mijn vermoeden, dat deze een zoon was van den meer bekenden claes janszoon visscher, door een oorspronklijk bewijs bevestigen. Ik vond in de Resolutiën der Staten-Generaal, 7 Maart, 1682, het volgende: ‘Is ter vergaderinge gelesen de requeste van nicolaes visscher, konst- ende kaertvercoper tot Amsterdam, versoeckende dat haer Ho. Mo. hem ende syne erffgenamen vergunnen een octroy, om de by hem onder de handen genomen ende noch onder handen te nemen caerten ende prenten, alsmede die alrede soo by syn vader zaliger als by hem selven gemaeckt ende uytgegeven syn, soo van Coninckrycken Landtschappen ende Steden, als anders, alleen te mogen maecken drucken ende uytgeven, sonder dat yemant in de landen onder haer Ho. Mo. gebiet gehoorende, die eenichsints in 't geheel ofte ten deele souden mogen doen naemaecken, drucken ofte uytgeven, voor den tyt van 15 jaren achtereenvolgende, op de verbeurte van d' exemplaeren ende boete als by het octroy van de Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslandt aen den Suppliant verleent ende nevens de voors. requeste gevoecht is, gemelt, ter calange ende applicatie als daermede by gedisponeert staet. Waarop gedelibereert synde, is goetgevonden ende verstaen mits desen te consenteren in 't voors. versoeck, ende dat mitsdien aen den Suppliant octroy voor den tyt van vyftien jaren ten fine voors. sal werden verleent, ende sullen dienvolgens de brieven tsynen be- | |
| |
hoeve werden gedepescheert.’ Hieruit ziet men dat dit verzoek in verband staat met vroegere verzoeken, in het belang van hun kunsthandel gedaan, en waarop zij gunstige beschikking verkregen; welligt, dat het voorgaande octrooi verschenen was en dus vernieuwing behoefde, want de vraag werd voor geene enkele zaak, maar voor alles wat zij uitgegeven hebben of nog zullen uitgeven, gedaan; tevens zien wij hieruit, hoe gunstig het huis van claes janszoos visscher en diens erven bij de hooge Regering stond aangeschreven.
| |
[Vletter (J. de)]
VLETTER (J. de) heeft, in het begin dezer eeuw, de graveerkunst gehanteerd, blijkens de Doorbraak aan den Waaldijk, bij Nijmegen, in Januarij, 1809, door j.l. jonxis ad viv. del., j. de vletter aquâ tinta; gr. fo. plano.
| |
[Vlieger. (Simon de)]
VLIEGER. (Simon de) Bij dit Artikel heb ik nog te voegen eene ets, bij Nagler als eene afzonderlijke prent Nr. 21, eene Heidin, vermeld. Deze prent, in mijn bezit, is mij op de oorspronklijke plaats harer bestemming, voorgekomen, namelijk, in een Boekje, onder don titel van: Het Leven van Konstance; waer op volgt het Tooneelspel de Spaensche heidin. Door M.G.T. (Mattheus Ganzeneb Tengnagel); t' Amsterdam, ghedrucht by Nicolaes van Ravesteyn, voor Johannes Jacott, boeckverkoper by de Beurs, op 't Rockin, in de Vergulde Cronyck, 1643, in 4o. Achter dit Tooneelstuk is gevoegd de, Opdragt met verlof der Ovrigheid aen Daniël Mostaert Raedssecretaris der Stad Amsterdam. Gedagteekend ‘Amsterdam 14 van Hooimaand des jaers 1643.’ (Volgt de naamteekening). In die Opdragt, bl. 169, zegt hij: ‘Voorts de teekeningen, die gy speuren zult, zyn gemaeckt van den voortreffelycken natuerschilder simon de vlieger, van den geestigen pieter quast en den voldoenden izak izaksoon. Het etsen is van pieter nolpe, de Muzijk van Gerrit Bolhamer, die beiden uitmunten, doch elck in 't zyn.’ - Ik heb noodig geacht, deze ontdekking hier te moeten meêdeelen, dewijl een onbekende op mijn Artikel de aanmerking heeft gemaakt, dat ‘die heidin niet door s. de vlieger, maar door simon antonie lamsweerde is geëtst; om Nagler's bewering bekommeren wij ons niet.’ - Zoo is toch Nagler, in Duitschland, zonder het gemelde Boek te kennen, heel wat nader bij de waarheid dan een Hollander, die eerst dit Boek zou moeten gekend hebben, alvorens zulk eene verwaande uitspraak te doen.
| |
[Vlieger, of Vliegher. (Serafyn de)]
VLIEGER, of VLIEGHER. (Serafyn de) Bij mijn berigt moet ik nog voegen, dat op de Gedenkzuil ter Nagedachtenis der Eeclonaren, die den roem hunner vaderstad vergrooten enz., in 1863, op het Kerkhof aldaar opgerigt, ook voorkomt: ‘s. de vliegher, kunstschilder, geboren 1806, overleden te Aelst, 1848.’
| |
[Vliet (Johannes van)]
VLIET (Johannes van) is, waarschijnlijk, dezelfde als vliet, (j.v.(an) - Zie aldaar. - dien ik, in de Resolutiën der Staten-Generaal, van 18 November, 1637, vermeld vind: ‘Synde ter vergaderinge gelesen de requeste van johannes van vliet, plaetsnyder tot Leyden, ende daer neffens vertoont een affdruksel van een loffwerck gesneden in cooper over de Triumphe van Breda, twelck de Suppliant haer Ho. Mo. is dedicerende. Is nae voorgaende deliberatie goetgevonden ende verstaen mits desen het voors. exemplaer aen te nemen ende den Suppliant daervooren te vereeren met 24 guldens, waervan bem ordonnantie sal werden gedepescheert.’
| |
[Vogel, (Johan lodewyk)]
VOGEL, (Johan lodewyk) een onvermeld teekenaar, die, in den trant van c. pronk en j. de beyer, Land- en Stadgezigten, met kleuren teekende. Ik bezit van hem een Gesigt tegen den achterkant van 't Huis, door de breede laan, als boven beteekend, en 1740, 4o. oblong.
| |
[Voorenberch (Jan Baptista van)]
VOORENBERCH (Jan Baptista van) was, waarschijnlijk, wel de persoon, die geroepen werd tot ‘het vercieren ende vergulden van een vel papier, waarin
| |
| |
geschreven sal worden den brief van credentie aan den Grootfurst van Moscovie, voor den Heer Ambassadeur Coenraet Burch,’ en waarvoor hem ƒ35 is uitbetaald. Zie Resolutiën der Staten-Generaal, 6 April en 21 April, 1648. In eene idem, ran 8 Junij, wordt hij voor gelijk werk vermeld en aldaar ‘jan babtista van voorneburch, Meester schilder,’ genoemd.
| |
[Vos, (Marten de)]
VOS, (Marten de) de Oude. Teneinde eene misvatting, vooral in de toekomst, te voorkomen, moet ik doen opmerken, dat de Heer Ed. Fétis, in zijne Musiciens Belges, I, p. 188, 189, zich vergist heeft, door den vermaarden Laurens de Vos, den muzijkmeester, als den vader van onzen schilder marten de vos, den Oude, op te geven. Daar Laurens in 1533, te Antwerpen, werd geboren, zoo zag ook onze marten aldaar, in 1531, het eerste levenslicht; bovendien was de vader van onzen schilder peter de vos genaamd, en mede een schilder. - Zie ook Eugène Gens, Esquisse d'une histoire des Beaux-Arts; Anvers, Ibid., Van Mol van Loy, 1861; gr. 8o.
| |
[Vries. A(driaan) de)]
VRIES. A(driaan) de) Tot meerdere opheldering van mijn Artikel, kan ik er nog bijvoegen, dat mij later ter hand kwam het Journal des Beaux-Arts etc., Belgique, 15 December, 1861, waarin de Heer Julius Hubner, te Dresden, aangaande onzen de vries het volgende meêdeelt, namelijk, dat in de Kunstgalerij, aldaar, lang onder de onbekende schilderijen een Portret van een Burgemeester van Brussel voorkwam, dat voor Werk van a. van dyck, in 1728, door een Hollandsch kunstliefhebber, Schenck, voor 150 ducaten gekocht werd. Van deze schilderij, mag gezegd worden, dat zij door haar karakter, vorm en schoone teekening, den trant van Holbein tegelijk met de zachte harmonische toonen van rembrandt uitdrukt, en, wegens deze laatste overeenkomst, is dit doek te stellen boven een rubens en van dyck. Bij de herziening der tweede uitgave van mijn Catalogus dier Galerij, heb ik met geduld dit stuk onderzocht en de volle beteekening van den schilder, hoewel moeilijk te ontcijferen, toch gevonden. Er staat op: ‘Fecit a. de vries Ao. 1639.’ Het schijnt uit de brieven van Peirese aan Dupuy, zegt Hubner, te blijken, dat aan adr. de vries een zeker getal voorname mannen ter schildering zijn opgedragen voor de Verzameling van Peirese zelve. - Uit het een en ander is voor goed af te leiden, dat hij zich meest buiten 's lands heeft opgehouden; dat zijne portretten zeer zijn verspreid, en veelal vaste plaatsen bekleeden; dat zijn naam als portret-schilder niet bekend was, en er welligt meer van zijn werk op andere namen vertoond wordt. - Ik moet hier nog eene verbetering op mijn vorig Artikel bijvoegen, namelijk, dat de beteekening op het Portret niet met ‘groote,’ maar met zeer kleine letters en wel achter de sponning der lijst verborgen is. - Later is men nog meer wakker geworden op Portretten, die overeenkomst hebben met het ontdekte van onzen de vries. In 1863 is een dito van Adriaen de Vroezen, in 1669 en 1672, Burgemeester van Rotterdam, door a. de vries geschilderd, in het Museum-Boymans, aldaar, geplaatst. Zie Rotterdamsche Courant van 12 October, 1863.
| |
[Vromans. (Isaac)]
VROMANS. (Isaac) Ik heb op jacobus vromans berigt, dat zekere ja. vromans als constschilder te Schiedam, in de Resolutiën der Staten-Generaal van 14 Februarij, 1689, voorkomt: doch ik lees nu in dezelfde Resolutiën duidelijk, dat zekere isaac vromans, konstschilder van Schiedam op dezelfde dagteekening octrooi verzocht, tot het vruchtbaar maken van heiden en moerassen tusschen Tilburg en Loon op 't Zant enz. gelegen. Hier is dus aan eene fout te denken die welligt in de gedrukte Resolutiën is ingeslopen.
|
|