| |
L.
| |
[Laar. (Petrus Marinus van de)]
LAAR. (Petrus Marinus van de) ‘Den 17. Maart, 1862, overleed, te 's Gravenhage, waar hij den 19. October, 1824, was geboren, petrus marinus van de laar, een kunstenaar, wiens ernstig streven en ijverige inspanning, door allen, die hem kenden, op prijs werd gesteld. Als leerling van wijlen den Directeur der Haagsche Teekenakademie, j.e.j. van den berg, en na later de lessen des schilders dawaille, te Rotterdam, en die des grooten ary scheffer's, te Parijs, genoten te hebben, zweefde hem een schoon ideaal voor oogen.’ Zie Kunstkronijk, 1862, bl. 48.
| |
[Lachair. (Salomon)]
LACHAIR. (Salomon) Eene zinnebeeldige voorstelling op 't Vreê-verbondt, gesloten tusschen da Vereenigde Nederlanden en de Republycke van Engelandt,
| |
| |
15 April, 1654, is door hem fecit, in fo. Toen woonde hij op den Achterburgwal, in de Koning Salomon, te Amsterdam. Zij is vrij goed geëtst maar ellendig geteekend.
| |
[Lamme. (Arie Johannes) - Zie nog in dit Aanhangsel op Fodor. (Carel Joseph)]
LAMME. (Arie Johannes) - Zie nog in dit Aanhangsel op FODOR. (Carel Joseph)
| |
[Langweer. (P.)]
LANGWEER. (P.) Alleen de Titel van het Werk, Tapytje der Geestelycke ende Wereldlycke Heerschappye enz. door D.v.B. Tot Steenwyck, by H. Stuyfsandt, 1661, in 12o., leerde mij hem als kunstenaar en graveur kennen. Het geheel is met zinnebeeldige figuren, voor een boekwerk, vrij wel uitgevoerd.
| |
[Lastman. (Pieter)]
LASTMAN. (Pieter) Hierbij voeg ik nog, dat er een Portret van hem moet bestaan, dewijl J. van Vondel een zesregelig vers op de Beeldtenis van pieter lastman, door thomas de keyzer geschilderd, heeft gemaakt.
| |
[Lathem. (Jan van)]
LATHEM. (Jan van) - Zie op WYCK. (Jan van der)
| |
[Latour. (Eduard de)]
LATOUR. (Eduard de) Deze verdienstlijke Belgische kunst- en miniatuurschilder is den 17. Mei, 1863, in 46jarigen ouderdom, te Schaarbeek, bij Brussel, overleden. Hij was Ridder van de Leopolds Orde en van die der Eikenroon.
| |
[Laurentius.]
LAURENTIUS. In een Ms. van 1580, zijnde het Leven van de Abten van Lidlum, door Sibrandus Leo, komt voor, dat Ids. Hermana, de X. Abt van dat klooster, in Friesland, van 1298 tot 1309, vorschillende schilderstukken door de kunst van laurentius deed vervaardigen, als, een Tafereel gemaakt en verguld, hetwelk hij in het groote Altaar der kerk van het klooster Lidlum heeft geplaatst. Medegedeeld door den Heer A.J. Bruinsma, te Leeuwarden.
| |
[Lavillette. (Johan Daniel de)]
LAVILLETTE. (Johan Daniel de) Op mijn Artikel n.n. de la villetten zijn mij de volgende inlichtingen geworden. Zijn naam is johan daniel de lavillette (waaruit blijkt, dat de n.n., bij Terwesten vermeld, voor onbekend moet gelden); dat hij geen Franschman, maar een Hes, uit Cassel, was, dewijl hij onder zijn eigen naamteekening Hasio-Casellanus schreef. Dit alles komt voor in zijn Album, in 1718 aangelegd, en dat berust in de rijke Verzameling van den Heer F.A. Ridder van Rappard, Oud-Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Oorlog, te 's Gravenhage, en mij welwillend medegedeeld, met het verdere berigt, dat in dit Album een aantal bladen voorkomen met de naamteekeningen van groote geleerden, als van Boerhaave, 's Gravesande, de Schulten's, de Valkenaar's enz. P. Burmannus noemt hem Artifex egregius. (een uitmuntend kunstenaar.) - Tegenover eene Voorstelling, Apollo met de negen Musen op den Zangberg, schreef Gerard Roeters, te Londen, 14 November, 1721, dit versje: ‘Op de schilderkonst van Heer jan daniel de la villette. Dus oeffent sich dees' Heer, in konstigh tydverdryff - En oeffent geest en pen, soo wel als ziel en lyff. - Die klimmen wil om hoogh, moet van omlaag beginnen, - Die konstig werk begint, voet geest, lyff, ziel en sinnen.’ - Verder was op eene Verkooping, te Amsterdam, in 1736 gehouden, aanwezig Een groot Portret van een Vorst, zeer kunstig door lavillette op paarl d'amour geschilderd, in eene ovale lijst van ebbenhout.
| |
[Ledeboer. (Izaak)]
LEDEBOER. (Izaak) Op dit Artikel zijn mij later welwillend eenige bedenkingen medegedeeld, namelijk, mijne meening, dat de Portretten, door mij genoomd, van zijne ouders zijn, wordt bevestigd. - Zij huwden in 1687. - Hij is, waarschijnlijk, in 1691 geboren, en bejaard en ongehuwd overleden. - Ook van zijne broeders bestaan geen afstammelingen. Het is waar, zoo als de opmerking wordt gemaakt, dat hij beter werk heeft vervaardigd, dan het door mij genoemde, en wel het Portret van Pieter van den Broecke, naar f. hals, door hem gegraveerd, voorkomende in Valentyn, Bes. v. Oud en Nieuw Oost-Indiën; doch op verre na niet als van het burin van p. tanjé, zooals ik reeds heb
| |
| |
gemeld. - Nog kan ik er bijvoegen, dat zijn vader Ernst Jan, in 1663, te Weerselo, in Twente, waar diens vader Johan predikant was, geboren is. Zie De Navorscher, XI; Omslag, Nr. 2 en 4.
| |
[Leeman (Jan)]
LEEMAN (Jan) vond ik in den Catalogue du Musée d'Anvers, 1857, bl. 368, als een figuurschilder en restaurateur van schilderijen vermeld, die 1 Mei, 1855, overleden is.
| |
[Leemputte (Jan Pieterssen van)]
LEEMPUTTE (Jan Pieterssen van) is reeds zonder voornamen vermeld, en ik kan die nu opgeven, blijkens het Byvoegsel van Autentike stukken tot de Historie van P. Bor, 1679, in fo. In de Eerste afdeeling, bl. 127, komen de namen der door den Hertog van Alva, te Utrecht, gevonnisden voor, waar-onder ‘jan pieterssen van lemputte, schilder, in de Sleutel;’ en op bl. 129 wordt hij met anderen beschuldigd, ‘dat zy beelden gebrooken en boeken, in het klooster der Jacobijnen aen stucken gesneden, en den Heer van Brederode te Vianen tegen syn Majesteit voor soldaten gediend hebben.’
| |
[Leeuw. (Jacob Lambertsz.)]
LEEUW. (Jacob Lambertsz.) - In de Resolutiën der Staten-Generaal, 13 Augustus, 1608, vind ik het volgende: ‘Te depescheren ordonnantie opten Ontfanger-Generael voor jacob lambertsz. leeuw glaesmaecker tot Utrecht, van de somme van zes ende dertich guldens voor een doorgaend glas onder ende boven, by hem gemaeckt ten huyse van Gerrit Croysen, weert in den Hulck tot Utrecht, met ordre ende consent van de Heeren Staten-Generael.’
| |
[Legillon (....)]
LEGILLON (....) was een jong edelman, die te Brugge als liefhebber de kunst beoefende, en, zoo men zegt, in Zwitserland overleden is. Hij schilderde zeer natuurlijk en uitvoerig landschappen. In het Museum, te Brugge, is een zijner fraaiste werken aanwezig, Het inwendige van een Zwitserschen stal, met figuren en beesten gestoffeerd, en in de Kunstverzameling van Jonkhr. r. eugène van maldeghem, te Brussel, die mij dit berigt meêdeelde, twee zijner Landschappen, met zijn naam en 1783 beteekend.
| |
[Lely, (Jarich Gerrits van der)]
LELY, (Jarich Gerrits van der) een vermaard Friesch kunstdrijver, die, in de tweede helft der XVII. eeuw, te Leeuwarden, bloeide. Tijdens den inval van het Fransche leger van Koning Lodewijk XIV, in 1672, in de Nederlanden, is, zeker, door een of ander legerhoofd, de aandacht op dit talent gevestigd: althans omtrent dit jaar werd hij naar Parijs ontboden, om als drijver voor het Hof werkzaam te zijn. Nadat hij onderscheiden werken tot genoegen van den Koning vervaardigd, en aldaar den grond gelegd had tot een voor dien tijd niet onaanzienlijk vermogen, hetwelk hij heeft nagelaten, keerde hij, na eene afwezigheid van omstreeks drie jaren, naar zijne oude woonplaats, Leeuwarden, terug, en oefende daar zijn vorig bedrijf van goud- en zilversmid, tot zijn dood toe, uit; doch het jaar van zijn overlijden is niet bekend. Het is vreemd, dat er van dezen kunstenaar, voor zoover ons bekend, nergens melding wordt gemaakt. Ten tijde van Lodewijk XVIII. bevond zich nog eenig gedreven zilverwerk, dat door van der lely was vervaardigd, onder het kroonzilver aan het Fransche Hof. Tegenwoordig is de familie Bruinsma, te Leeuwarden, die vroeger aan het geslacht van Van der Lely vermaagdschapt was, nog in het bezit van eenig door hem gedreven zilverwerk, dat van zijne buitengewone bekwaamheid getuigt, en waaronder uitmunt een zilveren zoogenaamde Proefband, die later tot een Beker veranderd is. Dit stuk, van hooge kunstwaarde, is verdeeld in drie vakken, waartusschen Medusa-hoofden zijn geplaatst; op ieder vak komt een keurig gedreven beeld van 5 Ned. duimen voor, voorstellende Saul, Petrus en Paulus; uit het geheel kan men den kunstenaar kennen. Na zijne terugkomst in Friesland, schreef hij zich van der lely, zooals ook al
| |
| |
zijne afstammelingen, welken naam wij vermoeden, dat hij reeds in Frankrijk aangenomen had. - Hij was gehuwd met Petronella N., en heeft vier zonen en eene dochter nagelaten, van wie frederik, arent en tjaerd van der lely in het kunstvak van hun vader zijn opgeleid. - frederik huwde, te Leeuwarden, met Johanna Bruinsma; eene doohter uit dit huwelijk, Petronella Maria van der Lely, huwde (9 Julij, 1707) met gerard wigmana. - Zie aldaar. Medegedeeld door Jonkheer Mr. S.M.H.A. Beyma thoe Kingma, te Leeuwarden.
| |
[Lely (Willem van der)]
LELY (Willem van der) is reeds zonder doopnaam vermeld. - Eene teekening in fo., genomen naar een Kerkglas in de kerk te Helvoet, door de O.I. Comp., Kamer te Rotterdam, in 1689 geschonken, is beteekend wm. van dr. lely delin.
| |
[Leroy.]
LEROY. - Zie op ROY. (Le)
| |
[Lesire. (P.)]
LESIRE. (P.) - Zie op LESIVE, (P.) die volgt.
| |
[Lesive. (P.)]
LESIVE. (P.) - Zie ook op LESIRE, (P.) want ik heb ontdekt, dat het een-en-dezelfde persoon is, wiens naam onduidelijk voorkomt. - Hij heeft ook geschilderd, als, De geboorte van Christus, en, De Aanbidding der drie Koningen, door p. lesive; h. 1 vt. 4½ dm., br. 1 vt. 6 dm. Rijnl. Zie Nr. 19 van den Catalogus van de Vrouwe van St. Anneland; 's Gravenhage, 1725; deze stukken werden toen met ƒ180 betaald.
| |
[Lessich (Thomas)]
LESSICH (Thomas) vond ik als Glasschilder vermeld in de Resolutiën der Stalen-Generaal, op 26 Februarij, 1603: ‘Is geaccordeert dat men voor thomas lessich, glaesmaecker tot Groeningen, sal depescheren ordonnantie van seven daelders, tot dertich stuyvers tstuck, voor het maken van seker glas in de kercke tot Coeverden mette wapenen van de heeren Staten-Generael, hem aenbesteet by de Burgermeesteren ende Kerckvoochden tot Coevorden.’
| |
[Leyden. (Lucas van)]
LEYDEN. (Lucas van) - Zie over de later gevonden bescheiden, in dit Aanhangsel, op zijn vader JACOBSZ. (Huigh) - Bij het vermelden van zijne reeds vroeg zeldzaam geworden prent, genaamd Uylenspiegel, kan ik den prijs, dien lucas zelf er voor stelde, wegens de curieuse geldwaarde van dien tijd, nog bijvoegen. albrecht durer zegt, in zijn Reisverhaal enz., Amsterdam, 1780, bl. 25: ‘Ik heb voor twee Buffelhoornen drie stuivers, en voor twee Uilenspiegels één stuiver gegeven,’ en dit wel uit handen van lucas zelf, te Antwerpen, gekocht. Behalve het reeds vermelde Laatste Oordeel van lucas' penseel, uit den beeldenstorm gered, zijn er echter nog andere van zijne hand verloren gegaan; als kostelijke schilderijen, waaronder eenige van lucas van leyden, in het Witte Nonnenklooster te Leyderdorp. Zie Kerk-Archief, door Kist en Moll, III, bl. 440.
| |
[Leys. (Hendrik)]
LEYS. (Hendrik) Als vervolg op mijn Artikel, kan ik hier nog meêdeelen: ‘De Heer leys is door de Regering, in overeenstemming met het Bestuur van Antwerpen, belast, om in het Stadhuis, aldaar, eene reeks van muurschilderijen te vervaardigen, welke de belangrijkste voorvallen der Antwerpsche Geschiedenis zullen voorstellen.’ Handelsblad, 11 Maart, 1861. - Dat de reeds vermelde schilderij, de Instelling der orde van het Guldenvlies, in 1862 was voltooid, bewijst de groote Tentoonstelling te Londen van dat jaar, waarop zij met algemeene bewondering werd beschouwd. Zijn schitterend talent is toen ook door zijn Vorst gehuldigd, daar deze hem verhief tot Baron.
| |
[Liefland (Joannes van)]
LIEFLAND (Joannes van) en niet zonder van, zooals Immerzeel hem heeft vermeld. - Ik moet hier doen volgen, dat hij den 30. Junij, 1861, te Utrecht, ongehuwd, is overleden. Met onvermoeiden ijver was hij steeds, in verschillende rigtingen, op het kunstterrein werkzaam, en heeft veel Stadsgezigten verdienst- | |
| |
lijk vervaardigd, welke hij soms in historischen zin, als in de XVI. eeuw, voorstelde; bijv. Een gezigt op de Oude gracht, naar de Lijnmarkt, en op den Domtoren te zien, dat de goedkeuring mogt wegdragen van ook op de Wereld-tentoonstelling te Parijs, in 1855, te worden toegelaten. - Bij de toenemende zucht voor Oudheden opende zich ook voor hem eepe nieuwe bron, aangaande die van Utrecht, welke hij nog naar bestaande of naar oude afbeeldingen afteekende en in Lithographie, bij Afleveringen, en, zoo ver hij dit vermogt, met toelichtende beschrijving uitgaf, onder den titel van: Utrechts Oudheid, in Afbeeldingen en Beschrijving, door joannes van liefland, Arnhem, bij Josué Witz, in 4o., 62 pl. - Ook heeft hij in eenige Jaargangen van de Astrea, bijdragen over Kunst, als Kronijk van die jaren, geleverd, en in 1858 zelf uitgegeven, Kronijk voor Utrechts Beeldende Kunst en Nijverheid, tot 1860 vervolgd, gedrukt bij P.W. van de Weijer, te Utrecht, in 8o. Hij was een humorist, die soms geestige beschouwingen uit zijne pen deed vloeijen: onder anderen de Utrechtsche Vinkenvangers, met eene afbeelding, in het Nederlandsch Magazijn, 1845, bl. 316 opgenomen. Minder gelukkig is Een Visioen, waar hij rubens thans nog eens Utrecht met een bezoek doet vereeren, en zijn oordeel over den stand der tegenwoordige kunst, aldaar laat vellen, waar, namelijk, van liefland dus goed afkomt, (Zie Astrea, 1856.) en zijn Visioen zelfs zonder visioen niet is weêrlegd.
| |
[Lieste. (Cornelis)]
LIESTE. (Cornelis) - Op dit Artikel moet ik laten volgen, dat hij den 25. Junij, 1861, te Haarlem, in den ouderdom van 44 jaren, overleden is. Hij werd plegtig door zijne kunstbroeders en de Leden der Vrijmetselaars-loge, Vicit Vim Virtus, waarvan hij lid was, aldaar ter aarde besteld, bij welke gelegenheid de kunstschilder j.a. kruseman eene indrukwekkende lijkrede uitsprak, waarin hij aan de hooge verdiensten van den overledene hulde heeft gebragt. - In 1860, had de Heer lieste voor zijn uitstekend werk, op de Tentoonstelling, te Amsterdam, de Gouden Medalje van Rijkswege verkregen. - Zijne schilderijen zijn meestal door het talentvolle penseel van charles rochussen gestoffeerd. - Zijn Portret, door a.j. ehnle del., gaat in 4o. in Lith. uit.
| |
[Limborch. (Hendrik van)]
LIMBORCH. (Hendrik van) Hier kan ik nog bijvoegen, dat zijn Portret, door hem-zelven, in levensgrootte, geschilderd, met nog meer anderen van dat geslacht, beruste bij nu wijlen den Heer G.F. van Limborch van der Meersch, Kapitein bij de Mineurs, die tot zijne afstammelingen behoorde, en zoo als ik die Afbeeldingen in 1860 heb gezien. - De Afbeelding van onzen limborch, bij Van Gool voorkomende, is genomen naar bovengemeld Portret.
| |
[Linnig. (Egidius)]
LINNIG. (Egidius) Op mijn Artikel moet ik hier reeds doen volgen: ‘Den 13. October, 1860, overleed te St. Willebords (Antwerpen), de verdienstlijke Marine-schilder egidius linnig.’ Zie De Eendragt, van Gent, 1860, Nr. 9.
| |
[Linteloo, (Jan van)]
LINTELOO, (Jan van) een onvermeld, bekwaam glasschilder, over wien ik het volgende in de Resolutiën der Staten-Generaal, 12 November, 1620, vermeld vond: ‘Is geaccordeert te depescheren ordonnantie voor jan van linteloo glaesmaecker, wonende tot Bocholt op ten ontfanger-generael van de som van hondert vier en veertich guldens, in betalinge van een kerckenglas, dat haere Ho. Mo. hem hebben geconsenteert te laten maecken in de kercke van Winterswyck.’ - Het is meer dan waarschijnlijk, dat er in de Vier Ambachten, in Staats-Vlaanderen, waaronder Bouchout begrepen is, en hetgeen destijds onder de Staten-Generaal behoorende, wel meer van zijn werk zal geweest zijn of welligt nog aanwezig is.
| |
[Loo, (Ernest van)]
LOO, (Ernest van) een kunstenaar, van wien ik geene berigten heb gevonden, dan alleen het volgende: ‘Den 30 Maart, 1860, ontsliep, te Gent, een talentvol
| |
| |
kunstbeoefenaar, die zich een billijke faem en door edelmoedigheid zijns karakters, aller toegenegenheid had verworven, namelijk, de Heer ernest van loo, uitmuntend kunstschilder, bestuurslid der Koninklijke Academie van Teekenkunde, te Gent. De Heer van loo bezweek na eene langdurige en smartelijke ziekte, in den weinig gevorderden ouderdom van 35 jaar.’ Zie De Eendragt, van Gent, 1860, Nr. 21.
| |
[Looff, (Jan)]
LOOFF, (Jan) een onvermeld stempelsnijder, die, in de eerste helft der XVII. eeuw, in Zeeland, werkzaam was, zoo als ik hem in de Resolutiën der Staten-Generaal, 8 September, 1638, vermeld vind: ‘,Synde ter vergaderinge gelesen de requeste aen haer Ho. Mo. gepresenteert uyten naem ende van wegen jan looff, ysersnyder van de Munte, in Zeelant. Is nae voorgaende deliberatie goetgevonden ende verstaen den suppliant mits desen te consenteren ende accorderen, voor den tyt van seven jaren, Octroy cum solitis clausulis et poenis, van niet te moogen naeslaen ofte drucken int deyn oft int groot seecker Triumphpenninck by den suppliant geinventeert ende daervan den stempel by hem is gesteecken over de Victorie ende Conqueste van de Stat van Breda, waertoe hem acte in debita forma sal worden gedepescheert;’ en verder nog het volgende den 10. Februarij, 1640: ‘Is ter vergaderinge gelesen seeckere memorie aen haer Ho. Mo. gepresenteert uyt den naem ende van wegen J. looff, ysersnyder van de heeren Staten van Zeelant, daerby hy versoeckt ten behouve van de Generaliteyt te moogen drucken in gout op een stempel by hem geprepareert, seeckeren Triumphpenninck over het innemen van de stercke Stadt van Breda, desirerende hy suppliant daer neffens te verstaen, hoeveel goude Triumphpenningen hy suppliant jegens betalinge soude leveren. Waerop gedelibereert synde, is goetgevonden ende verstaen, dat men hierinne niet in can treden.’ Ik lees echter in eene Resolutie van 3 Mei, 1640, ‘dat aan johannes looff eene ordonnantie werd gedepescheert ter somme van 492 gulden.’ Dit schijnt te wezen voor één gouden en twee zilveren Medaljes, aan Frederik Hendrik vereerd. - Hij schijnt ook in plaat te hebben gesneden, want ik heb voor mij de Zegewagen van Frederik Hendrik, Prins van Oranje, met een vers van De Brune, in schoon-schrift door Prestre, door j. looff sculp, in gr. fo., zeldzaam.
| |
[Lutma. (Abraham)]
LUTMA. (Abraham) Onder het reeds vermelde Portret van rubens staat: Raedsheer van Syn Catholyke Majesteyt van Spangiën in de Heylige raedt, een apelles van syne Eeuw, te Antwerpen. - Verder, dat het Portret van paulus van vianen, den Oude, op de Verkooping, te Amsterdam, in den Catalogus, als door lutma, den Jonge, pinx. vermeld staat. Hoe is dat mogelijk, daar genoemde van vianen reeds in 1620 overleden was? Dit is dus eene gissing, of is het eene kopij door hem? Het geschilderde portret thans in 's Rijks Museum, is alleen door de fraaije gravure van lutma, daar naar bekend geworden. In de prent, is de hand met het beeldje er in, gelijk die op de schilderij voorkomt, weggelaten.
| |
[Lutma. (Jacobus)]
LUTMA. (Jacobus) - Zie aldaar, en op VIANEN, (Paulus van), den schilder.
| |
[Luttichuys. (Simon)]
LUTTICHUYS. (Simon) Tot verdere bevestiging van het vroeger aangevoerde, kan ik melden, dat het Portret van Karel II, Stuart en van zijne twee broeders, op het Slot Frederiksburg, bij Koppenhage, met zooveel andere kunstschatten, door den brand van 19 November, 1859, is verloren gegaan. Zie Kronijk van het Historisch Genootschap, te Utrecht; Ibid., 1860, bl. 137.
| |
[Lynhoven, (N. van)]
LYNHOVEN, (N. van) een weinig bekend graveur, die echter onder de verdienstlijke kunstenaars in dit vak behoort te worden vermeld. Van zijn werk heb ik voor mij liggen St. Bavo, als patroon der Gentsche en Haarlemsche
| |
| |
kerk, ten voeten uit, in volle staatsiekleeding, beteekend p. de grebber inv., n. van lynhoven sculp. Er zullen wel meer onbeteekende werken van hem bestaan.
|
|