| |
| |
| |
C.
| |
[Cambon (J.J. de)]
CAMBON (J.J. de) heeft eene prent inv. et delin, voorkomende in het Werk van Mejufvrouw M.G. de Cambon geb. Van der Werken, getiteld: De Vaderlandsche Sociëteiten, 1787, Dichtstuk, in 4o.
| |
[Camphuysen. (Godefridus)]
CAMPHUYSEN. (Godefridus) Van dezen kunstenaar bestaat een Mansportret, beteekend godefridus camphuysen, 1667 (of 1664), in het Museum Boymans, te Rotterdam, door den bekenden kunstlitterator W. Burger, in 1863, daar ten geschenke gegeven. Zie de Kunstkronijk, 1863, bl. 24. - Zou deze godefridus ook een zoon van dirk raphaelsz. camphuysen zijn, of is de naam van den persoon, dien het portret voorstelt, op de schilderij geplaatst, zoo als dikwijls het geval is, of staat er bijgevoegd pinxit of fecit? Dit blijft hier de vraag, alvorens godefridus als Schilder op te nemen.
| |
[Camphuysen. (Dirk Raphaelsz.)]
CAMPHUYSEN. (Dirk Raphaelsz.) Bij het reeds vermelde kan ik thans nog voegen, dat de Grafsteen, op het kerkhof, te Dokkum, andermaal, en wel in 1823, is hersteld, doch, door de veranderde bestemming der oude begraafplaats nam het Bestuur de zorg op zich, om eene waardige rustplaats aan den beminden man toe te wijden. Tevens kwam het denkbeeld op, ‘om aan de Stedelijke regering te verzoeken, den hier ten Raadhuize berustenden schedel’ te willen afstaan, om hem onder dien Gedenksteen over te brengen, welk verzoek met de meeste heuschheid werd ingewilligd, en ‘besloten, die overbrenging op eene, zooveel mogelijk, de Nagedachtenis van camphuysen waardige wijze te doen plaats hebben.’ Aan dit besluit is den 19. Julij, 1860, gevolg gegeven, en de schedel, in een looden kistje besloten, in plegtstatigen optogt, door den Kerkeraad en genoodigden van de Regering naar het kerkhof, waar de gemeente-zelve vereenigd was, aan de groeve toevertrouwd, door den Gedenksteen gedekt, door een fraai ijzeren hek omgeven, en door twee treurcipressen overschaduwd. Zie Handelsblad, 24 Julij, 1860. - Dit was dus, zeker, hetzelfde bekkeneel, waarvan Schotanus spreekt, dat later op het Stadhuis is beland. Zoo zou dan de vroegere getuigenis, van den doodgraver over dien schedel gegeven, nog in het midden blijven.
| |
[Camphuysen (Raphael en Joachim)]
CAMPHUYSEN (Raphael en Joachim) waren broeders en tijdgenooten van dirk raphaelsz. camphuysen, en stellig naauw aan hem verwant. In de Huwelijks-aanteekeningen, te Amsterdam, komt voor: 1626. 24 October. ‘raphael camphuysen van Gorcum, oud 28 jaren, Schilder, vertoont het consent van zynen vader, Gowert Raphaelsz. Camphuysen, wonende op de Keyzersgracht; met Magtelt Crose, van Hensberge, oud 32 jaren; ouders dood. - 1627. 20 Februarij. joachim camhuysen van Gorcum, schilder, oud 25 jaren, woont aan de Gasthuismolenbrug, ouders dood, geass. met raphael camphuysen, zyn broeder, met Heyndrikje Jacobsdr., oud 20 jaren, zyn den 7. Maart, te Sloterdyk, getrouwd.’ Zie De Navorscher, VIII., bl. 317. - Dus was hun vader sedert 1626 overleden. - Hieruit schijnt zich nu op te lossen, dat al de voorkomende werken van camphuysen niet altijd van dirk raphaelsz. moeten zijn. Reeds op herman camphuysen heb ik de meening geuit, dat er nòg een j.c. camphuysen moet geweest zijn, en dat enkele werken van joachim govartsz. camphuysen kunnen wezen, in de vooronderstelling, dat de g. wel voor eene c. kan zijn aangezien.
| |
[Cappellen. (W.)]
CAPPELLEN. (W.) Een Landschap, bij winter, regts eene brug, bij boerenhuizen, aan eene rivier gelegen, die op den voorgrond uitloopt, waarop schaatsenrijders en verdere figuren, is beteekend w. cappellen inventor, in 8o. oblong. Het is vrij goed behandeld, doch munt in niets uit.
| |
| |
| |
[Cardon. (Jan)]
CARDON. (Jan) Bij het reeds vermelde moet ik nog voegen, dat hij een voornaam Beeldhouwer was, die de Stalle in de Abtdy van Afflighem, bij Brussel, waarin hij toen woonde, en die voor de schoonste in België gehouden wordt, en ƒ6.100 heeft gekost, vervaardigd heeft. Uit een antwoord op zijn verzoekschrift aan de hooge Regering ingediend, om de erkenning van zijn zoon Cardon, oud omtrent zes jaren, buiten den echt gewonnen, en wiens moeder hij, tijdens zijn studietijd, in Frankrijk, overleden, gehuwd zou hebben, wordt gezegd: ‘jan cardon, Beeldhouwer van synen ambacht, ende jongman, gebooren binnen onser Stad van Antwerpen, oud omtrent 48 jaren, tegenwoordich woonende binnen den Godshuyse van Afflighem enz. Gegeven in onser Stad van Brussele, in de maand van January XVIc IJ.’ Zie Messager des Sciences hist. etc.; Gand, 1858, bl. 98. - Hieruit blijkt, dat hij, in 1554, te Antwerpen, geboren is.
| |
[Castellanus, (Aggeus Joannes)]
CASTELLANUS, (Aggeus Joannes) schilder te Franeker, weduwenaar van Magdalena Arents, hertrouwde te Leeuwarden, den 3. Januarij, 1621, met Trijntje Gossens. Zie het Tijdschrift Europa enz., Amsterdam, 1862, bl. 155.
| |
[Caumont, (Jan de)]
CAUMONT, (Jan de) glasschilder, te Leuven, geboren in 1603. Zijn Afbeeldsel is onder de 18 Standbeelden in de Nissen van het Stadhuis te Leuven geplaatst. Zie De Eendragt, van Gent, 1857, Nr. 11.
| |
[Cavael, (Jacob)]
CAVAEL, (Jacob) een voornaam kunstschilder, die ten jare 1399 te Iperen ten grave daalde. - Zie bij mij op WICHTERNE. (France van der)
| |
[Cave. (F.M. la)]
CAVE. (F.M. la) Later zag ik een Portret van John Locke, naar g. kneller, door hem in 1734 gegraveerd, beteekend f. morellon la cave sculp. - Zijn Portret berust in de Verzameling van den Heer Med. Dr. A. van der Willigen, te Haarlem.
| |
[Cels. (Cornelis)]
CELS. (Cornelis) Deze in zijn tijd zoo gevierde Portret- en Historieschilder is door Immerzeel naar verdienste vermeld. Ik moet er het berigt van Maart, 1859, op doen volgen: ‘Dezer dagen overleed, te Brussel, in den ouderdom van 80 jaren, de Heer cornelis cels, Geschiedschrijver, Lid-professor en Deken der Pauslijke Academie van St. Lucas, te Rome, Lid der Academie van Schoone Kunsten, te Antwerpen, der oude Amsterdamsche Academie enz.’
| |
[C.H.]
C.H. Men vindt eenige prentjes met de letters c.h. f. beteekend, die zeer goed bewerkt zijn, doch voor welk Monogram, zoo ver ik weet, nog geen naam gevonden is. Een er van stelt voor een Zingenden Boer, met een kan in de linkerhand, op een bank gezeten, waar naast c.h. f., rustende met zijn eenen voet op een stoof; voor hem eene vrouw op eene schalmei blazende, en naast hem nog een man; de grond vlak bewerkt; ovaal, h. 110, br. 140 str. Ned.; heeft geen marge. - Nog een idem, Drie Boeren, bij eene tafel, de voorste, die voor een schot zit, waarop c.h. f., ziet in een kan, waar de anderen om lagchen; op zijde, in den achtergrond, nog eene vrouw, en verder bijwerk eener boerenwoning; idem, h. 97, br. 130 str. idem.
| |
[Chalon. (Christina)]
CHALON. (Christina) Bij het reeds meêgedeelde voeg ik nog, dat er een Vrouwenportret, in ovaal gevat, bestaat, bijna van voor te zien, blootshoofds en een losse kraag om den hals; achter, voor de helft, een gordijn, c. chalon f.; h. 82, br. 65 str. Ned. - Er wordt voorondersteld, dat dit haar Portret zou zijn.
| |
[Chalon. (Jan)]
CHALON. (Jan) Bij dit Artikel voeg ik nog, dat zijn genoemd Portret, gekapt, op drie vierde is te zien, zijnde schetsachtig en krachtig geëtst, in den grond beteekend j.c. f. 1788. In de marge een Wapenschild, in den Franschen stijl, met een aantal banieren omgeven, en stelt, waarschijnlijk, zijn wapen voor; in ovaal, h. 150, br. 120 str. Ned. - Nog een Idem, daar hij als jongeling aan eene tafel zit te etsen, van ter zijde te zien, met een langen staart in den
| |
| |
nek, die onder zijn zeer plat hoedje uitsteekt; in den achtergrond een opengeschoven raam, in 12o., niet beteekend. - Onder zijne werken komt ook dat van zijn vader Hendrik voor, staande achter eene tafel, met een punthoed op, beschouwende een prentje, hetwelk hij in de linkerhand heeft; voor op de tafel een peer, achter hem een opgenomen gordijn; alies krachtig en geestig geëtst, niet beteekend; h. 196, br. 161 str.
| |
[Champagne. (Jan Baptist de)]
CHAMPAGNE. (Jan Baptist de) Na mijn gegeven Artikel, ontving ik het Werk: Le poussin, sa vie et ses aeuvres, suivi d'une Notice sur la vie et les ouvrages de philippe champagne, et de champagne le Neveu, par H. Bouchette etc. Paris, Didot, 1858. Hierin wordt, op blz. 457, gezegd, dat jan baptiste de champagne ‘mourut le 27 Octobre 1684, âgé seulement de cinquante ans.’ Dientengevolge zou men het jaar 1634 voor dat zijner geboorte moeten aannemen.
| |
[Champagne. (Philips de)]
CHAMPAGNE. (Philips de) Bij het reeds vermelde voeg ik nog: ‘in het oude fort van Vincennes heeft men in de zoogenaamde vertrekken der Koningin talrijke en keurige schilderwerken ontdekt, die door philips de champagne vervaardigd zijn.’ Zie Handelsblad van 6. Januarij, 1860.
| |
[Cissant. (N.)]
CISSANT. (N.) Een Mansportret, dijstuk, levensgrootte, n. cissant pinx. 1670, berust, volgens een mij meêgedeeld berigt, in eene Verzameling van Familieportretten.
| |
[Cleef, (Joost van)]
CLEEF, (Joost van) genaamd de Zotte cleef, is reeds vermeld. Zijn geschilderd Portret, buste, met twee handen, bijna van voor te zien, zwaren baard, zwarte toga en wambuis, levensgrootte, is in bezit van Lord Spencer, en was op de Tentoonstelling, te Manchester, in 1857. Het schijnt, dat al de bekende portretten, ook dat bij Van Mander, hiernaar genomen zijn.
| |
[Clerc, (Hans)]
CLERC, (Hans) van Mechelen, vestigde zich, ten jare 1601, als schilder te Leeuwarden. Zie het Tijdschrift Europa enz., Amsterdam, 1862, bl. 155.
| |
[Clock, of Cloeck. (Cornelis)]
CLOCK, of CLOECK. (Cornelis) - Zie nog op NICOLAI. (Isaäc)
| |
[Clutius. (Adriaen)]
CLUTIUS. (Adriaen) - Zie op CLUYT. (Adriaen)
| |
[Cock. (Franciscus de)]
COCK. (Franciscus de) Bij mijn Artikel, kan ik nu nog voegen, dat hij Priester en Kanonik van de Cathedraal te Antwerpen was, die de kunst als liefhebber beoefend heeft. Hij was getuige in de St. Jacobskerk, aldaar, bij den doop van het achtste kind van jan erasmus quellinus, en van Cornelia Teniers, dochter van den beroemden david teniers, den Jonge, den 13. November, 1675. Zie Catalogue du Musée d'Anvers, 1857, bl. 373.
| |
[Cocq. (Jean Claude de)]
COCQ. (Jean Claude de) - Zie op KOK. (Johannes Claudius de)
| |
[Cock. (M. de)]
COCK. (M. de) - Zie op KOCK. (M. de)
| |
[Codden, of Codde. (Lucas)]
CODDEN, of CODDE. (Lucas) - Zie KODDEN. (Lucas)
| |
[Coets (Hermanus)]
COETS (Hermanus) is bij Immerzeel te boek gesteld; ik moet er bijvoegen, dat hij ook geëtst heeft, als den Titel voor Mr. A. Alewyns vermeerderde Zedeen Harpsgezangen, Amsterdam, J. Lindenberg, 1711, in 4o., beteekend h. coets f.; doch die weinig verdienste bezit.
| |
[Colasius. (....)]
COLASIUS. (....) - Zie op COLLASIUS. (....)
| |
[Colier (Eduart)]
COLIER (Eduart) vond ik voor denzelfden persoon als evert coleyer, of colier, bij Immerzeel en bij mij vermeld, in De Navorscher, V, bl. 129. Daar staat, dat, van af 1670 tot 1681, te Leyden, viermaal zijn huwelijk is voltrokken; verder blijkt, dat Breda zijn geboorteplaats is geweest.
| |
[Colirri, (J.K.)]
COLIRRI, (J.K.) waarschijnlijk, een kunstliefhebber, die voor uitspanning de etskunst beoefend heeft. Nergens heb ik iets van of over zijne werken vermeld gevonden, en daarom geef ik hem hier, tot nader bescheid, eene plaats.
| |
| |
Ik heb voor mij liggen drie prentjes, als: Een Vrouwenhoofd, met een gazen sluijer over het hoofd, bijna in profil, regts gewend, lief bewerkt en zoo als het schijnt naar rembrandt genomen, beteekend j.k. colirri f.; h. 61, br. 65 str. Ned.; zonder marge. - Eene Vrouw, op de hurken gezeten, schijnt een kindje, dat in een loopwagen staat, tot zich te wenken; beiden in profil; beteekend idem; h. 63, br. 70 str., met de marge. Dit schijnt als naar christina chalon gevolgd. - Uit een zeer klein bovenvenster steekt een Oude Vrouw haar hoofd, naar beneden ziende, en leunende met de hand op het kozijn; zij schijnt in nachtgewaad; in den muur een rond lichtgat, met een kruisijzer er in; beteekend idem; h. 82, br. 54 str. Idem.
| |
[Collaert, (Adriaen)]
COLLAERT, (Adriaen) de Oude, is reeds door mij beschreven, doch ik kan er nog bijvoegen, dat het berigt van Mariette, op de collaert's - Zie aldaar. - dat hij een schoonzoon van philips galle was, bevestigd wordt. Zie op GALLE.
| |
[Comans, (M.)]
COMANS, (M.) een teekenaar en graveur, die in de tweede helft der XVII. eeuw, waarschijnlijk, te Amsterdam, bloeide. - Zie over zijn werk op ZYLVELT, (Adam van) en de geëtste Titelplaat voor De Duytse Lier, door jan luiken, Amsterdam, 1671, in 12o.
| |
[Cornelis. (E.)]
CORNELIS. (E.) In 1863, is op het Kerkhof te Eecloo een gedenkzuil opgerigt, toegewijd aan eenige verdienstlijke mannen, aldaar geboren. Daaronder prijkt de naam van ‘e. cornelis, Bouwkundige, geboren 1804, overleden, te Aelst, 1840. Van 1822-23 was hij leerling bij de Akademie te Brugge, in 1828 Professorbestuurder van die te Eecloo, en later Professor-Stadsbouwmeester, te Aelst. Zie De Eendragt, van Gent, 1863, Nr. 22.
| |
[Corr. (Ernst)]
CORR. (Ernst) Deze beroemde Belgische kunstgraveur is, naar waarde, door Immerzeel op erin corr beschreven. Ik moet daar nog bjivoegen, dat hij in 1845 de schoone gravure, Christus aan het Kruis, naar a. van dyck's schilderij, in het Museum, te Antwerpen, berustende, heeft voltooid. - Verder het berigt uit De Eendragt, van Gent, 1862, Nr. 4: ‘Een groot verlies is door de Antwerpsche Akademie van Kunsten ondergaan. De Heer ernst corr, Bestuurder der Graveerschool, Lid der Kon. Akademie van België, Ridder der Leopoldsorde, is Zondag (Maandag) 11 Augustus (1862), te Parijs, overleden, waar hij zich heen begeven had om den druk te bezorgen zijner groote plaat: de Afdoening van het Kruis. 't Is op het oogenblik dat hij dit werk van tien jaren geduld en arbeid had voleindigd, dat de dood hem getroffen heeft.’
| |
[Couwenberg, of Couwenberch. (Aegidius van)]
COUWENBERG, of COUWENBERCH. (Aegidius van) - Bij het reeds vermelde moet ik nog voegen, dat het Portret van Lambert Charles, anders genoemd Moy Lambertz., den kloekmoedigen verrasser van Breda, door middel van een turfschip, hem voorstellende, in 1619 door gielis a couwenberch sculp., in 8o.
| |
[Coques (Gonzalo)]
COQUES (Gonzalo) is reeds vermeld. - Ik moet daar nog bijvoegen, dat hij niet in 1618, zoo als Immerzeel en andere auteurs melden, maar den 8. December, 1614, te Antwerpen, is gedoopt. Zijne ouders waren pieter willemssen coc, of cocx, en Anna Beys. Zijn eigenlijke naam is gonzalve cocx, terwijl hij dien verspaanscht tot gonzald coques, al bij zijn huwelijk, den 11. Augustus, 1643, met Catharina Ryckaert, zijns meesters dochter, had aangenomen. Hij had bij haar eene dochter, Catharine Gonzaline, reeds den 8 Junij, 1643, geboren. Zijne vrouw overleed 2 Julij, 1674. Den 21. Maart, 1675, is hij andermaal in den echt getreden met Catharina Rysheuvels, bij wie hij geene kinderen heeft verwekt. coques overleed 18 April, 1684, en zijne
| |
| |
vrouw den 25. November van hetzelfde jaar. Zie verder de uitgebreide en belangrijke berigten van den Heer Mr. Th. van Lerius, in zijn Supplément au Catalogue du Musêe d'Anvers, 1863. - Ik voeg er nog bij de berigten, door den Heer Mr. C. Vosmaer gegeven uit de Ordonnantieboeken van Prins Frederik Hendrik, te vinden in de Kunstkronyk, 1860, bl. 39 en 40: ‘Syne Hoocht. ordonneert te betalen aan gonsalo coques, schilder van Antwerpen, de som van ƒ450, over de Conterfeytsels by hem gemaeckt ende gelevert, soo van de Princesse van Oranje, als van de Princesse Royale. 's Gravenhage, 27 Mei, 1646. - Item gonsalo coques, schilder tot Antwerpen, van het maken en leveren van tien stucken schildery op doek, in ramen gespannen, om in de Nieuwe zaal van 't Nederhof, in 't oosten van Honsholredyk, gesteld te worden, van soodanige grootte, historiën en ordonn., als hem zyn aangewezen; het stuk ad 200 Car. guld., en dus ƒ2000. 28 July, 1648.’
| |
[Coxie. (Raphael)]
COXIE. (Raphael) In dit Artikel heb ik den twijfel geopperd, of onder dezen raphael niet michiel michielsz. moet worden verstaan. Uit heusche opmerkingen is mij gebleken, dat ik dienaangaande grovelijk dwaalde, dewijl er eene rekening te Mechelen wordt gevonden, waarop wel deugdelijk raphael coxie als schilder voorkomt. Zulks kan waar zijn, daar er ook in de kerk te Willebroek, nabij Mechelen, eene schilderij, eveneens beteekend, aanwezig is. Dit alles was mij echter bekend; doch, alvorens ik mijne meening kan terugnemen, moet er toch eerst nog eene oorspronklijke doopacte, met den naam van raphael, zoon van michiel van coxie, gevonden worden; tot zoolang behoud ik den naam van raphael, dien zijn vader reeds bij het algemeen verworven had, en, ter onderscheiding van andere coxie's, vóór den zijnen heeft geplaatst.
| |
[Coxie. (Michiel van)]
COXIE. (Michiel van) Bij dit Artikel kan ik nog voegen, dat zijn Standbeeld, in 1863, in de beneden-Raadzaal van het Stadhuis, te Mechelen, is geplaatst. In de Belgische berigten, die het Besluit van den Gemeenteraad, aldaar, hebben opgenomen, om 18 Standbeelden van voorname Mannen van Mechelen in de Nissen op het binnenplein van de gevels van het Stadhuis te plaatsen, wordt ook onze schilder, genoemd, als ‘geboren in 1509, en overleden den 15. Mei, 1592, in 83jarigen ouderdom.’ - Dit is niet eerder aanneemlijk, voordat men de door mij aangevoerde datums op zijne schilderij in de St. Gudule-kerk, te Brussel, voor foutief verklaart, alsmede die voorkomen op de Marteling van St. Sebastiaan, in het Museum, te Antwerpen, beteekend michiel d. coxcyen aetatis suae 76 fe., 1575, en die in de Metropolitaankerk, te Mechelen: michael d. coxcien, pictor regis fecit anno 1587, aetatis suae 88 en, eindelijk, nog in die kerk een Martelaar, idem, 1588, aetatis suae, 89.
| |
[Crabeth, (Wouter Pieterszoon)]
CRABETH, (Wouter Pieterszoon) kleinzoon van den beroemden glasschilder van dien naam, is reeds vermeld. Daar zijne werken zoo zeldzaam voorkomen, moet ik nog melden, dat er op eene Verkooping, in het Huis met de Hoofden, te Amsterdam, den 8. April, 1862, onder Nr. 25 van den Catalogus voorkomt, ‘wouter crabeth Ao. 1641. Dit kapitale stuk stelt voor een gewond Veldoverste, ondersteund door zijne dienaren, voor een oud kloostergebouw; een Priester, met de Hostie in de hand, spreekt hem de laatste woorden van troost toe, eenige edelvrouwen zijn achter den Priester geschaard; h. 1 el 43 dm., br. 2 el 39 d.: Ned.; doek. - Nr. 26. De Graflegging van Christus; kapitale ordonnantie van 7 levensgrootte figuren; h. 2 el 20 dm., br. 1 el 76 dm.; doek. Deze stukken zijn uit eene gesloopte kerk, te Gouda, ter verkoop gezonden.’ - Terwijl er geen geboortejaar van hem bekend is, zoo heb ik echter ontdekt, dat hij in 1615 reeds als man zijne gevoelens in het Album van wybrandus de geest
| |
| |
- Zie daarover op poelenburg (cornelis.) - in een vers, bij eene afbeelding, aldus uitdrukte: ‘Ey siet opt juchdich dartel paer - Hoe minnelyck sy twee ontfoncken - Wacht u voer spott off schemp op haer - Off sy beschaemt en oock van vaer - Laten haer jocken sollen loncken. w.p. crabeth. 1615.’
| |
[Craene (Alexandre de)]
CRAENE (Alexandre de) werd, naar waarde, door Immerzeel beschreven. Ik moet daarop doen volgen, dat deze verdienstlijke Bouwmeester, den 13. Februarij, 1859, te Doornik, in den ouderdom van 58 jaren, overleden is. Zie De Eendragt, van Gent, 1859, Nr. 20.
| |
[Cramer, (Herbert)]
CRAMER, (Herbert) bouwmeester, te Amsterdam, die, in 1688, het Huis te Nigtevecht, tusschen Overmeer en Vreeland, Provincie Utrecht, heeft gebouwd. De bouwkundige ontwerpen dezer Heerlijkheid, in 8o., pl. in gr. fo., zijn door b. stopendaal gegraveerd, en aan den Stichter Pieter Reael, Heer tot Nigtevegt en zyne gemalinne Maria Eleonora Huidekoper enz. opgedragen door herbert cramer, Stads Mr. Metzelaar enz.; te Amsterdam, bij Cornelis Dankerts, in fo.
| |
[Cranenburgh. (Hendrik van)]
CRANENBURGH. (Hendrik van) Zijne Kunstnalatenschap is door zijn eenigen zoon, P. van Cranenburgh, geërfd, en na diens overlijden, in het Huis met de Hoofden, te Amsterdam, den 26. October, 1858, verkocht. Deze Verzameling was keurig in hare soort, en bevatte puik van kunstwerken der Oud-Hollandsche School, bestaande uit 473 Nommers Teekeningen, zonder meer. Geene teekeningen van hendrik zijn daarbij geweest.
| |
[Cranz. (J.D.)]
CRANZ. (J.D.) Eene prent in fo.-oblong, waaronder Vue de Mayence, is beteekend j.d. cranz sculp. N.W. 1790. Deze ets zweemt veel naar den aard der Hollandsche School, en is verdienstlijk, doch of zij hier geplaatst moet worden, is onzeker. Er worden dus nog altijd nadere toelichtingen verwacht.
| |
[Croese (F.)]
CROESE (F.) is reeds geboekt. Hij schijnt ook geëtst te hebben. Een Paardenkop, van ter zijde, getoomd, in een opvliegende houding; beteekend f.c.; h. 60, br. 87 str. Ned., wordt aan hem toegekend. Het schijnt eene kopij naar een Paard uit een der bataljes van salvater rosa genomen.
| |
[Croix (Ma. Ursula de la)]
CROIX (Ma. Ursula de la) sculp. 1711. Cum Privil. Regis. Dit staat onder eene prent, voorstellende ‘Icarus étouffe un Bouc, qui mangeoit le fruit.’ Eene vergroote antique Jaspis orientale, elisabeth cheron. L.H. delineavit, in ovaal. - Een Idem, in fo. Sacrifice à l'Amour. u. et j. de la croix sculp.; idem del. - Idem Bacchus épouse Ariane etc. elisabeth cheron delin. Ekt sculp., 1710. Deze prenten behooren bij een Werk, de antike Steenen, zeer vergroot voorgesteld. - Of nu deze de la croix tot het geslacht van de door mij vermelde behooren, weet ik niet; ik vond haar nergens vermeld.
| |
[Cronenburg, (Adriaan van)]
CRONENBURG, (Adriaan van) de zoon van Claas van Cronenburg, uit een oud adelijk Hollandsch geslacht, en waarvan het bekende Friesche geslacht der Adelen's van Cronenburg afstamt. De tijdsomstandigheden noodzaakten hem, een bestaan te zoeken, en, van nature veel aanleg tot de teeken- en schilderkunst bezittende, legde hij zich er ijverig op toe, met dit gevolg, dat hij een vermaard schilder geworden is. Later weder uitziende naar eene vaste betrekking, werd hij, omstreeks 1567, tot Secretaris van de Grietenij Tietjerksteradeel aangesteld, en ging te Bergum wonen; doch, zich niet aan den Spaanschen gewetensdwang willende onderwerpen, verloor hij zijn ambt, en moest Friesland verlaten. Toen verkreeg hij een verlofbrief van Bernard van Merode, gouverneur voor Prins Willem I., in Friesland, om de Spanjaarden, zoo te water als te land, afbreuk te doen. Na het intrekken dier verlofbrieven, waarvan veel misbruik gemaakt werd, wilde hij niet gehoorzamen, op grond, dat hij al zijne verloren bezittingen op de Spanjaarden wilde verhalen. Van zijn volgenden levensloop
| |
| |
staat niets bekend; misschien is hij spoedig daarna overleden, of naar Holland teruggekeerd. Zie Wandelingen van mijn Oudoom den Opzigter, door een gedeelte van de Provincie Friesland; bijeenverzameld door H. van Rollema (Jhr. Hobbe Baert van Sminia, eerst Grietman, en later Burgemeester van Tietjerksteradeel), 1841. - De op cronenburg vermelde kunstenaars zijn, waarschijnlijk, aan hem vermaagschapt.
| |
[Croock, (Huberecht de)]
CROOCK, (Huberecht de) een Houtgraveur, meestal voor Boekwerken werkzaam, welke hij als drukker ook uitgaf. Ziehier den Titel van een zijner werken: ‘Dit is een zeer schoone ende devote oeffeninge van de Passiën ons liefs Heeren Jesu Christi. Gheprent te Brugghe in de Peerde-strate, by huberecht de croock figuersnydere, kl. in 8o. De Passie komt er in houtsnede in voor; zeer zeldzaam. - Later zag ik, dat hij, in 1546, een Verzoekschrift aan den Raad van Keizer Karel V. heeft ingediend, waarbij hij verlenging van Octrooi vraagt, en daaruit blijkt, dat hij toen 56 jaren oud, en te Brugge inwonende poorter was. In het rekwest wordt hij hubrecht de croc genoemd. Zie Archives des Arts etc., par A. Pinchart, Gand, 1860, I. pag. 63.
| |
[Croos, (J(acobus) van)]
CROOS, (J(acobus) van) Bij dit Artikel voeg ik nog, dat in de Opgave der Schilderijen op het Raadhuis te 's Gravenhage, 1860, eene schilderij voorkomt, Gezigt op den Haag, uit het westen, omgeven van twintig gezigten op omliggende plaatsen, geschilderd door jacobus van croos, 1666.
| |
[Cupere, (Jan en Eustatius de)]
CUPERE, (Jan en Eustatius de) vader en zoon, beeldsnijders, te Brussel. De eerste was reeds den 17. October, 1434, overleden, blijkens een Rentebrief ten behoeve der Broederschap van St. Eloi aldaar gepasseerd. - eustatius leefde nog in 1445. Zie Messager des Sciences hist. etc.; Gand, 1858, bl. 90.
| |
[Cuylenburch, (Arent Wolfertsz. van)]
CUYLENBURCH, (Arent Wolfertsz. van) een stempelsnijder, die, in de eerste helft der XVII. eeuw, te Utrecht, bloeide. Eene acte van 25 Augustus, 1625, houdt hoofdzakelijk in, dat arent wolfertsz. van cuylenburgh, wapensnijder, aan zijn zwager Jan van Batenburch, onder anderen, tot ‘verzekeringhe hadde overgegeven, een Avondmaal in albaster, en twee Landschappen, met vergulde lysten, geschildert bij michiel van den sande, benevens een strantge schilderyken, met zwarte lyst en vergult cantgen, gedaen by adam willers.’ Zie Berigten van het Historisch Gezelschap, te Utrecht, I, bl. 134, in de Noot.
| |
[Cuyp. (Aelbert)]
CUYP. (Aelbert) Alles, wat kan bijdragen, om de levensberigten van het schitterend klaverblad, hobbema, ruysdael en cuyp nog verder toe te lichten, wordt gretig door mij geboekt. Na mijn Artikel over albert cuyp, ben ik nog door de ijverige nasporingen van den WelEdelen Heer A. van Maarseveen, Commies bij den Burgerlijken Stand, in de Archiven der stad Dordrecht, in het belang van het geslacht Cuyp gedaan, in staat gesteld, het volgende meê te deelen, mij welwillend tot mijn gebruik afgestaan: ‘In het Doopboek der Nederduitsche Hervormde gemeente, te Dordrecht, bij den Burgerlijken Stand voorhanden, loopende over de jaren 1605 tot on met 1619, vindt men in de maand Augustus, 1605, gedoopt een kind van jacob gerritse en van Grietje Dirckxdochter.’ Het is te bejammeren, dat hier juist een verzuim, destijds legio in de Doopboeken plaats vindende, plaats heeft, namelijk, dat de doopnaam aelbert er niet bij staat vermeld; echter staat er geen ander kind van gemelde ouders in die jaren als gedoopt geboekt; zoodat, ontwijfelbaar, Houbraken goed is onderrigt geweest, toen hij de geboorte van aelbert op 1605 te boek stelde, en tevens aanteekende, dat zijn vader schilder was. Trouwens de naam van dien schilder is op zijne werken als jacob gerritse, met bijvoeging van cuyp, duidelijk gevonden. ‘Hij was ruim 52 jaren oud, toen hij, door minnevuur in
| |
| |
het harte gewond, een huwelijk aanging, op den 30. Julij, 1658. In het Register der Huwelijks-Proclamatiën, Nr. 6, loopende van 1655 tot en met 1664, wordt het volgende dienaangaande gevonden.’ “aelbert cuyp, Jongman, wonende op de Nieuwbrug, met Jufvrouw Cornelia Bosman, weduwe van den Heer Johan van de Corput, wonende in de Hofstraat, beide van Dordrecht.” - Deze Johan van de Corput was den 1. October, 1650, overleden. - Uit dit huwelijk, werd in de Nederduitsche Hervormde kerk, op den 10. December, 1659, gedoopt eene dochter, Arendina genaamd. Men vindt ook dat aelbert cuyp op den 21. December, 1659, in de Nederduitsche Hervormde kerk, werd benoemd tot Diaken derzelfde gemeente, voor twee volgende jaren, dat is voor 1660 en 1661; en den 25. December, 1672, leest men in het Huwelijks-Proclamatieboek der Augustijnen kerk, te Dordrecht, dat aelbert cuyp voor de twee volgende jaren, te weten voor 1673 en 1674, tot Ouderling dier gemeente werd benoemd.’ - Verder, dat hij den 7. November, 1691, te Dordrecht, is overleden, hetgeen reeds door mij werd vermeld. - ‘Zijn wapen is: veld azuur, met drie zespuntige sterren van goud, 2 en 1 gesteld. Hij woonde op de Nieuwenbrug, in het huis genaamd Simson; voor de deur stond een gebeitelde steen met den tempel er op, waarvan de blinde Simson de pilaren omvat en wegrukt. Dit huis, met nog twee belendende huizen, (waarvan in het eene op de brug woonde Rieff, de barbier, en in het andere, op den hoek der brug en de Boomstraat, de familie Van Cleeff een stroohoeden-winkel deed) is door de weduwe van den metselaar J. Klaus, in de maand December, 1846, afgebroken. In dit huis Simson was, toen het afgebroken zou worden, een vertrek, in vier vakken beschilderd door aelbert cuyp, in het graauw (camaïeu), voorstellende Vier Gezigten op de stad Dordrecht, die door den eigenaar van het huis zijn verkocht of gegeven aan den Heer j. boshamer, kaarslichtschilder, te Dordrecht, in plaats waarvan deze voor den eigenaar zou schilderen een stilleven, Een Vischhandel, met het Portret van J.G. Legel. Daarna zijn die vakken verkocht aan Jonkhr. de Court van Valkenswaard voor ƒ400. Na zijn dood, in 1847, werden zij door een kunstkooper gekocht voor ƒ600, en eenigen tijd daarna, in handen van een Engelsch kunsthandelaar gekomen, voor ƒ1600. - Arendina Cuyp, Aelbertsdochter, huwde, den 19. November, 1690, als jongedochter, met Pieter Onderwater, toen weduwnaar van wijle Maria van den Brandeler. Onderwater was van Amsterdam geboortig. Deze Arendina overleed, te Dordrecht, 9 Julij, 1702, en is er in de groote kerk begraven. Uit de genoemde Begravenisregisters, loopende van 1702-1711, blijkt, dat genoemde Pieter Onderwater, brouwer was, in de Brouwerij de Leliën, staande in de Lombardstraat, op de Voorstraat uitkomende. Uit dit huwelijk zijn er tegenwoordig nog in de aanzienlijke geslachten Onderwater, Stoop, Van den Santheuvel en Van de Wall te Dordrecht aanwezig, die dus den Europeesch beroemden naam van Cuyp en zijn wapen in hunne familieregisters voeren. Het Portret van Arendina Cuyp en van haar echtgenoot Pieter Onderwater, met beider wapens, is, voorzeker, zoo niet door haar vader a. cuyp, gewis door nicolaas maas geschilderd, en berust bij een harer afstammelingen, den Heer Mr. M.A.H. Onderwater, te Dordrecht.’ - Uit dit onderzoek is nu klaar gebleken, dat het berigt van Immerzeel, als zou aelbert cuyp bierbrouwer van beroep zijn geweest, en in de brouwerij de Lelie gewoond hebben, onjuist is, terwijl zulks op zijn schoonzoon doelen moet. Het blijkt meer en meer, dat cuyp uit een aanzienlijk en vermogend geslacht gesproten is, en de kunst meest voor uitspanning beoefend heeft, blijkens het aantal zijner beste schilderijen, lang vóór zijn dood, in het familiehuis en op de buitenplaats Dordwijk aanwezig.
|
|