| |
B.
| |
[Backer. (Jacob de)]
BACKER. (Jacob de) Zijn Portret, in ovaal, in een mantel gewikkeld, bijna ter zijde gewend, waaronder jacobus backer, celebris apud Amstelodamenses Pictor. Obiit XXVII. Aug. Ao. MDCLI. aet XLII. f. de keyser pinx. theod. matham sculp. - Een Idem, van voren te zien, het hoofd op de hand, en den arm op eene tafel leunende; se ipse del. a. bartsch sc., gr. in 4o.
| |
[Backhuysen. (Ludolf)]
BACKHUYSEN. (Ludolf) Zijn Portret is, in 1699, door hem-zelven, met rijk bijwerk, op 68jarigen leeftijd, geschilderd, zittende aan eene tafel, met een blad papier, ten deele afhangende, in de linkerhand, ‘waarop zyn eigen Portret, als in zwarte kunst, door hem-zelf, geschraapt, is afgebeeld, zoodat zyn Afbeeldsel in dit stuk tweemalen te zien is. Het is door hem-zelf aan de Kunstkamer, te Amsterdam, vereerd.’ - Zie Jan van Dyk, Beschryving van het Stadhuis van Amsterdam, Ibid., 1790, bl. 146. - Hieruit blijkt, dat het bekende Portret, zwarte kunst, in ovaal, door mij vermeld, en waarvan de vervaardiger tot heden door niemand werd ontdekt, en dat gewoonlijk aan j. gole wordt toegekend, door hem-zelf gemaakt is. - Dit vond ik reeds vroeger bevestigd door C. van den Berg, - Zie over zijn Ms. op MANDERE (Pieter) - dien men als een tijdgenoot van backhuysen kan beschouwen, en hetgeen toen eene bekende zaak schijnt te zijn geweest, daar hij over de prenten van ludolf backhuysen schrijft: ‘Zyn Portret van zyn eigen hand in 't jaar 1701, doe hy 70 jaar was.’ Nu is het meer dan waarschijnlijk, dat backhuysen dit prentje, ongeveer twee jaren later, op het bovengemelde portret heeft bijgeschilderd, en deze proef van zijn, voor hem nieuwe werk, daarbij nog heeft aangewezen, in de vooronderstelling dat het jaar 1699 goed opgegeven is. - Dit Portret versiert thans de Raadzaal van de Koninklijke Akademie, te Amsterdam.
| |
[Baer, of Barre. (Johannes de la)]
BAER, of BARRE. (Johannes de la) Bij het door mij vermelde op baer kan ik nog voegen, dat jan de la barre, glasschilder, getuige was bij het huwelijk van theodorus van tulden, in 1635, te Antwerpen. Hij was de zoon van antonie en, evenals van tulden, te 's Hertogenbosch geboren. Hij werd den 1. Augustus, 1625, burger te Antwerpen. - Zie Catalogue du Musée d'Anvers, 1857, blz. 304. - Hieruit blijkt duidelijk, dat deze baer, of barre, van den graveur jan barra, die in 1634 overleed - Zie aldaar. - onderscheiden worden moet.
| |
[Baern, of Baren, (Jan Jansz. van)]
BAERN, of BAREN, (Jan Jansz. van) een glasschilder, te Utrecht. ‘Item jan jansz. van baern, een glas met Stadswapen, by den Heer van Kersbergen, 12 gulden. - Item jan van baren, 30 gulden, voor 't Glas met wapen, vereert op de Ridderhofstede Amerongen. - Zie Kameraarsrekening der stad Utrecht, 1635 en 1645, bij Dodt, Archief, III. deel.
| |
| |
| |
[Bailly. (Pieter)]
BAILLY. (Pieter) Ik kan op dit Artikel nog doen volgen, dat hij, na het verbod van 1602, van geen lessen buiten de Schermschool, te Leyden, te mogen geven, met der woon naar Amsterdam vertrokken is. In de Huwelijks-aanteekeningen dier Stad, komt voor op 1604. 19 Mei. ‘Mr. pieter bailly, schermmeester Wedr. van Willemina Wolfertsdr., woont beneden de Osjessluis, met Cathelina de Witt, van Leeuwarde, ond 24 jaren.’ Zie De Navorscher, VIII. bl. 317.
| |
[Bake. (Willem)]
BAKE. (Willem) Ik kan er nog bijvoegen, dat zijn geschilderd Portret berust bij zijn broeder, den Heer H.A. van de Wall Bake, Rijks-Muntmeester, te Utrecht, en dat er eene Lithographie, door hem vervaardigd, in de Kunstkronyk voorkomt.
| |
[Baket, of Becket (Isaac)]
BAKET, of BECKET (Isaac) ‘was een der eerste meesters, die als graveur in zwarte kunst - mezzo tinto - zig in dezelve in Engeland eenigen naam maakte. Hy was een Hollandsch schilder, en hy, zoo wel als simons, mede een der eersten, welke dio kunst beoefenden, werd door john smith en george white, verre overtroffen; de eerste zonde, naar men zegt, ook geen geboren Engelschman, maar een Hollander geweest zyn.’ Zie Beschryving van alle Konsten enz. 13. Stuk. De Graveur; Dordrecht, 1796, in 8o., bl. 301. Deze becket wordt echter bij andere auteurs, als, in 1653, te Kent, in Engeland, geboren, opgegeven, doch ik moet de opmerking maken, dat deze kunst haren oorsprong op Nederlandschen bodem heeft, - Zie daarover op SIEGEEN, Lodewyk van) - en dat de beroemde john smith door hem in de kunst werd ondorwezen.
| |
[Bakhuyzen. (Hendrik van de Sande)]
BAKHUYZEN. (Hendrik van de Sande) Bij het reeds vermelde voeg ik nog, dat hij ook schoon geëtste prenten heeft vervaardigd, als 4 stuks in 8o. Een Landschap met hutten; in de verte koeijen in de weide; Studieblad, zeer zeldzaam. - Een Boschgezigt, regts water, in het midden twee figuren; idem, idem. - Een Landschap met drie koeijen; de drijver aan de regterzijde, idem. - Een Landschap; links in de verte koeijen, zeer zeldzaam. Zie Nagler. - Het volgende was voor de kunst en kunstvrienden een treffend berigt: ‘Heden overleed, tot diepe smart van mij, mijne kinderen en Behuwdzoon, mijn geliefde echtgenoot hendrikus van de sande bakhuyzen, in leven Kunstschilder, Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw. S.W. Kiehl, Wed H. van de Sande Bakhuyzen. 's Gravenhage, 13 December, 1860.’
| |
[Balthazar. (Floris)]
BALTHAZAR. (Floris) Bij dit Artikel moet ik nog voegen, dat eene Zeekaart, onder het Wapen van Simon Parduino, beteekend is balth. florenty. Zie Begin en Voortgang der O.I. Compagnie, 1646, 1. deel, in 4o. oblong.
| |
[Barbiers. (Pieter) bartsz.]
BARBIERS. (Pieter) bartsz. - Zie op HENKE. (Hs.).
| |
[Barnards. (Balthazar)]
BARNARDS. (Balthazar) - Zie BERNAERTS. (Balthazar)
| |
[Barnenda, (Johan)]
BARNENDA, (Johan) Stadsbouwmeester, te Groningen, werd op last van den Commissaris Quarre, in 1569, gevangen, omdat hij de beelden uit de Minnebroederskerk (ofschoon op bevel van den Raad) had weggenomen. Hij heeft middel gevonden, om uit de gevangenis te breken. Zie Bor, Nederl. Oorlogen enz. Leyden, 1621, in fo., V. bl. 193.
| |
[Bassen. (Bartholt van)]
BASSEN. (Bartholt van) Latere bescheiden hebben mij in staat gesteld, meer licht over dezen verdienstlijken meester en zijne werken te verspreiden. Op het Stadhuis, te 's Gravenhage, ter kamer van de Hulpbank, berust eene schilderij van hem, voorstellende een Gezigt op eenige gebouwen in eene Oostersche stad. Zie de Opgave der schilderijen, in 1860, door wijlen den Heer P.C.G. Guyot, Wethouder, aldaar, uitgegeven. Deze heeft daarbij vermeld: ‘Geschilderd
| |
| |
door bartholt van bassen. Van dezen Nederlandschen architectuur- en kerkschilder, uit de eerste helft der XVII. eeuw, die zich geruimen tijd in Engeland ophield, is, naar 't schijnt, de geboorteplaats niet bekend. Van Januarij, 1639, tot omstreeks 1650, was hij Stads-fabriekmeester, te 's Gravenhage. De Toren van het Raadhuis werd o.a. door hem, in 1647, gebouwd, alsook, in verband daarmede het vertrek, thans dienende tot Spreekkamer voor Burgemeester en Wethouders. Zijne groote bedrevenheid in de regels der Bouw- en Doorzigtkunde worden in het buitenland zeer geroemd. Men vindt zijn Portret, uitstekend fraai geschilderd, bij die der Leden van den Haagschen Magistraat, levensgrootte, door cornelis jasssen, in 1647, geschilderd, en wel, de achterste der twee staande personen, aan de linkerhand der toeschouwers.’ - Hij heeft in Engeland voorname groote werken uitgevoerd: ‘zoo bevinden zich in de bijzondere Kunst-verzameling te Kensington twee schilderijen van hem: Carel I en zijne gemalin aan het Middagmaal; en, de Koning en Koningin van Boheme, die met de aanvangletters hunner namen f. en e. beteekend zijn. - Van kleiner omvang zijn de schuifladen van een ebbenhouten Kabinet, hetwelk de Hertogin van Portland van haren vader, den graaf van Oxford, bekomen heeft. Vroeger was dit in de Verzameling van Arundel, te Tarthall, en had graaf Oxford 301 £ st. gekost. Op iedere Lade ziet men een Beeldje van poelenburg en Bouwkundige afbeeldingen van van bassen.’ Zie Fiorillo, Geschichte der Mahlerey in Gross-britanniën u.s.w., bl. 355.
| |
[Bast. (Pieter)]
BAST. (Pieter) Bij dit Artikel moet ik nog voegen, dat hij, in 1601, te Leyden woonde, zooals in het Ordonnantieboek, Letter F., dier Stad voorkomt: ‘12 April, 1601. Aen pieter bast, Constwercker in chaerten en steden, eene somme van 25 gulden van XL groten 't stuck, daermede hy van dezer Stede wegen is vereert, volgende zeeckere apostille daervan zynde, ter cause dat hy deze Stad (Leyden) in zyne situatie, met alle zyne gelegentheyt van straten, wateren, huysen, gestichten ende andersins nae de rechte cunst afgemeten, betrocken, gedecharteert ende in coper gesneden heeft gehadt, soo wel in open als int gesicht, 25 gl.’ Zie De Navorscher, VIII. bl. 333.
| |
[Bastingius. (J.)]
BASTINGIUS. (J.) Eene Kaart van de Dykbreuken en overstroomingen in de Meyerye van 's Hertogenbosch, door j. bastingius, 1658, 7 bl. in fo., zag ik in de Verzameling van Munnicks van Cleeff, te Utrecht, 1860, zijnde Nr. 662, van den Catalogus.
| |
[Battel, (Jan van)]
BATTEL, (Jan van) zich in oorspronklijke stukken schrijvende jan van der wyckt, was een der bekwaamste Enlumineurs van beelden en wapenen, die in de eerste helft der XVI. eeuw, te Leuven, bloeiden. In 1549 werd hem door Keizer Karel V. opgedragen, het Register der Orde van het Guldenvlies, groot 120 bladen, te beschilderen, waarbij ook de wapens van 22 Ridders dier Orde, in 1546, te Utrecht, geslagen, voorkomen; een en ander is door hem in 1552 voltooid. Veelmalen komen de afbeeldingen van prinsen daarbij geschilderd voor. - Er ontstond verschil over de betaling dier werkzaamheden, terwijl drie schilders van Leuven, jan rombaults, hendrik van der brugghe en adriaen van diependale verklaarden, dat er geen schilder aldaar was, die dit werk zoo schoon kon verrigten, en hunne tauxatie kwam genoegzaam overeen op 1024 livres en 16 sous, daar van battel's rekening 1092 Livr.. 6 sous bedroeg. Soms teekende hij zich, jan van der wyckt, of van battele. Zie verder over die zaak den Messager des Sciences hist., etc. Gand, 1861, bl. 162.
| |
[Baurscheit, (Jan Pieter van)]
BAURSCHEIT, (Jan Pieter van) de Oude, wordt bij Immerzeel pieter van baurscheit genoemd. Hij was de zoon van Mathys en van Gertruide Balckx
| |
| |
en werd 8 December, 1669, te Würmerdorff, nabij Bonn, geboren. Hij heeft zich te Antwerpen, bij den beeldhouwer pieter scheemaecker, gevormd, en zich ook op de Bouwkunde toegelegd. In 1695, is hij als vrijmeester in St. Lucasgild, aldaar, ingeschreven, en den 5. April van dat jaar gehuwd met Catharina Baets, bij wie hij twee dochters en een zoon, jan pieter, geboren 27 April, 1699, verwekte. Na den dood zijner vrouw, hertrouwde hij, 20 December, 1704, met Isabella de Coninck, en kreeg bij haar twee zonen en eene dochter. Hij werd tot Beeldhouwer, Bouwmeester en Directeur der Werken van zijn Souverein benoemd, en in 1709 bevorderd bij den Waarborg der Munt van Brabant, te Antwerpen, van welke betrekking, waaraan een aantal voorregten waren verbonden, hij ten behoeve van zijn zoon,jan pieter, den Jonge, afstand deed. Hij is in Mei: 1728, in het Reuzenhuis, te Antwerpen overleden, en in de St. Walburgskerk begraven. - Behalve de door Immerzeel vermelde werken, is er in de Oude Dominikanerkerk, aldaar, een fraai marmer Altaar van den H. Rozenkrans, onder anderen, versierd met een groep van de H. Maagd en het Kind, Jezus, alsmede met de Standbeelden van St. Dominicus en der H. Catharina van Sienne; digt daar bij een Mater Dolorosa, uit wit marmer gehouwen, zijnde het meesterstuk van dezen beeldhouwer. Zie Catalogue du Musée d'Anvers, 1857. - Ik heb een Statuette gezien, Maria, gezeten met het Kind Jezus, op een piedestal, daar tevens een wijwaterbak aan bevestigd was; niet fraai, in den Vlaamschen kerkstijl bewerkt, beteekend, Nobil. p.v. baurscheit Statuarius et Architectus Caesaris inventor et fecit 1723. - Zijn Monogram is een v., waaraan regts eene b gehecht is, en in de v eene p, met een langen stok geplaatst.
| |
[Baurscheit, (Jan Pieter van)]
BAURSCHEIT, (Jan Pieter van) de Jonge, zoon van den voorgaande, werd 27 April, 1699, te Antwerpen, geboren. Zijn vader onderwees hem in het beeldhouwen, doch hij gaf de voorkeur aan de beoefening der bouwkunde, waarin hij volkomen is geslaagd. - Hij werd, in 1712, als meesterszoon, in het St. Lucasgild, aldaar, als meester ingeschreven. - Onze kunstenaar heeft voor den Heer Melchior van Susteren, heer van Gravenwezel, het schoone Hôtel op de Place de Meir gebouwd, hetgeen thans dient voor 's Konings paleis; voor, den Heer Arnold du Bois, Heer van Vroylande, het Hôtel in de Longue rue Neuve, thans tot Hulpbank in gebruik. De voorgevel van dit merkwaardig gebouw is nog met beeldhouwwerk van de hand van dezen meester versierd. Hij is ongehuwd gebleven, en op het laatst zijns levens, in sukkelende gezondheid, onverwacht, den 10. September, 1768, overleden en in het familiegraf, in. St. Walburg, begraven. Hij was een der mannen, die in 1741 den dreigenden val der Antwerpsche Akademie voorkwam, door zich te belasten met het geven van gratis onderwijs, waarin hij tot 1755 volhardde. Zie de bron op zijn Vader aangehaald.
| |
[Bay. (Jan Baptiste Joseph de)]
BAY. (Jan Baptiste Joseph de) Deze vermaarde beeldhouwer van Mechelen, reeds vermeld, is te Parijs, waar hij bewaarder van de Oudheden in het Museum van de Louvre was, overleden. - Berigt uit Brussel, 23 Junij, 1833. - Tot zijn roem wordt daarbij vermeld: ‘Hij was de vervaardiger van een der beste groepen tiit den nieuwen tijd, voorstellende Eva, terwijl zij Kaïn en Abel op haar schoot heeft.’ - In het Museum en op het Stadhuis zijner geboortestad, Mechelen, pronken verscheiden borst- en standbeelden, door hem vervaardigd en aangeboden. De Gemeenteraad heeft hem bij besluit van 16 Julij, 1859, een gouden Eerepenning, tot dankerkentenis, toegekend. - Het standbeeld van lucas fayd'herbe, daar aanwezig, is mede van zijne hand. - Hij was Lid der Kon. Akademie van schoone Kunsten, te Antwerpen, Ridder der Leopoldsorde en van het Legioen van Eer. Zie De Eendragt, van Gent, 1863, Nr. 26.
| |
| |
| |
[Beck. (David)]
BECK. (David) Bij het reeds door mij vermelde voeg ik nog, dat op eene Verkooping in het Huis met de Hoofden, te Amsterdam, in Maart, 1861, voorkwam: Het Portret van david beck, door hem-zelven geschilderd; h. 73, br. 59 dm. Ned. Doek.
| |
[Becquet (Henricus Johannes)]
BECQUET (Henricus Johannes) was een leerling van dumery, volbragt zijne eerste studiën aan de Akademie te Brugge, en bekwam van het Stedelijk bestuur, aldaar, eene toelage, om zich te Antwerpen, als leerling van n. de keyser verder te bekwamen. Zijne eerste schilderij was de Vlugt naar Egypte, waarin men goede hoedanigheden aantrof. Op de Tentoonstelling te Brugge, in 1843, bevond zich van hem een stuk, voorstellende de Laatste oogenblikken van Mozart, hetgeen toen als een der merkwaardigste stukken van die Kunstzaal voorkwam, en, waarschijnlijk, het beste, wat hij vervaardigd heeft. Onder zijne laatste tafereelen, zegt men, een der voornaamste te zijn de Marteldood van St. Philemon, hangende in de Kerk van St. Jans-hospitaal. ‘Ondanks zijn talent en de plaats van onderwijzer op de Akademie, was becquet gedwongen, in de kerken te gaan zingen, om zijn bestaan te winnen; hij overleed, na eene kwijnende ziekte, den 19. October, 1855, te Brugge, oud 43 jaren en 7 maanden.’ Zie De Eendragt, van Gent, 1857, Nr. 22.
| |
[Beekkerk, (Harmen)]
BEEKKERK, (Harmen) een Friesch schilder, die, omstreeks 1800, de Vertrekkamer op het Stadhuis te Leeuwarden versierde met een behangsel, voorstellende Mozes, met de zeventigen des volks van Israël, door hem geschilderd, doch niet voltooid. Zie W. Eekhof, Beschrijving van Leeuwarden, II. bl. 347.
| |
[Beernaert. (Mejufvrouw Euphrosine Josephine)]
BEERNAERT. (Mejufvrouw Euphrosine Josephine) Deze jeugdige kunstenares heeft reeds vroeg in het vak van Landschapschilderen uitgemunt, en is te Brussel gevestigd. Zij is de dochter van den Heer B. Beernaert, Inspecteur-generaal der Registratie en Domeinen, en thans bewaarder der Hypotheken, te Brussel, en werd den 11. April, 1831, te Ostende geboren. Zij heeft den uitmuntenden kunstenaar p.l. kunnen tot leermeester gehad, die haar, als een zijner beste leerlingen telt. Zij bezit eene zeer juiste opvatting der natuur, en heeft verscheiden fraaije schilderijen, naar hare studiën in België, Duitschland, Frankrijk en Italië, vervaardigd, en op de Tentoonstellingen doen zien, waaronder de Environs de Spa, - Vue prise à Mariakerke, près d'Ostende, - Environs de Bruges, en, in 1861 te Antwerpen, Un bras de la Dyle, en Prairie à Everghem, près de Gand, door de kunstkenners bijzonder werden geroemd.
| |
[Beest, (S. van)]
BEEST, (S. van) reeds vermeld. Die doopnaam is sybrand.
| |
[Beken, (Ignatius van der)]
BEKEN, (Ignatius van der) den 11. December, 1689, te Antwerpen, geboren, was de zoon van Henricus, en van Petronella de Boeck, en een leerling van guilielmus van herp. In 1712, vertrok hij naar Dusseldorp, aan het Hof van den Paltzgraaf Guilielmus, vanwaar hij, in 1755, naar zijne geboortestad wederkeerde. In 1733, heeft hij aan het Hof te Mentz, de Portretten, ten halve lijve, geschilderd van den Aartskanselier, Aartsbisschop en Keurvorst en menige anderen. Weduwenaar gebleven zijnde van Gertruidis Meuffels, geboren te Sittaerd, stierf hij 7 Junij, 1774, ond 85 jaren, en is begraven in de Parochiekerk van den H. Andreas, te Antwerpen. Zie J.B. van der Straelen, Jaerboek van St. Lucas te Antwerpen enz. Ibid., 1855, in 8o., bl. 252.
| |
[Beken, (Jacob van der)]
BEKEN, (Jacob van der) een Belgisch beeldhouwer, in 1513 vermeld. Zie Messager des Sciences hist. etc. Gand, 1856, bl. 239.
| |
[Bemme, (Joannes)]
BEMME, (Joannes) adrz. Ik bezit zijn Portret, als jongeling, met een pet op, drievierde links gewend, in ovaal; h. 154, br. 130 dm. Ned., zonder eenigen naam. Van achter staat geschreven j. bemme. Ik betwijfel, of deze jongeling toen
| |
| |
wel zoo fraai heeft kunnen etsen, doch niet, dat het door zijn vader adriaan vervaardigd is.
| |
[Bendorp, (Carel Frederik)]
BENDORP, (Carel Frederik) de eenig overgebleven zoon van den vermaarden kunstgraveur johannes christiaan, werd den 21. Januarij, 1819, te Dordrecht, geboren. Hij werd onder de leiding van zijn vader in de kunst onderwezen, en hem door pieter fontyn, aldaar, de behandeling van het penseel geleerd. Hij is thans te Brussel gevestigd. Historiële en huislijke tafereelen waren de keuze zijner studie, en hij heeft aan de verwachting, welke men van zijn talent koesterde, beantwoord. Op vele Tentoonstellingen waren van zijne fraaije werken aanwezig, als Hotbein bij Thomas Morus, en nog onlangs, in 1861, te Antwerpen, een stuk genaamd In Vredestijd, dat zeer de aandacht trok. - Ook heeft hij negen prenten geëtst en daarmeê getoond, dat hij zich op eene gemaklijke wijze die kunst heeft eigen gemaakt; als: Een oud Manshoofd, met bonten muts op, van voren te zien; beteekend c.f. bendorp; h. 120, br. 86 str. Ned. zonder de marge. - Het innemen van Loevestein door Herman de Ruyter; Idem c.f.b. f. 1. etsdruk; h. 125, br. 115 str., idem. Deze twee zijn van zeer jeugdigen leeftijd. - De volgende zijn van later: Eene Dame, die een karaf op een schenkblad draagt, gaande naar eene achterkamer, waarin een heer bij een venster zit te lezen; idem, h. 90, br. 64 str., idem. - Eene arme Vrouw, met een guitare en een hond, zittende bij een buis; verder een landschap; idem, h. 79, br. 62 str., idem. - Eene bedroefde Familie, in eene doodkamer; eenige bidden bij de bedsteden; vooraan een jongeling en een meisje, dat treurende met het hoofd rust op zijne borst; idem, h. 24, br. 88 str., idem. - Bij de deur eener woning een Man tegen den muur leunende, ziende naar zijn zittende vrouw, die haar kind de borst geeft; nevens haar een hond; idem, h. 137, br. 118 str., idem. Uitmuntend en fijn, in rembrandts trant geëtst, evenals deze volgende: Een Ketellapper, bezig bij een woonhuis te arbeiden; een jongen trekt de blaasbalg, die op den grond staat; eene vrouw met een kind op den arm; een hond en een meisje dat er naar staat te kijken: idem, h. 122, br. 175 str., idem. - Op een Bassecour voor een aanzienlijk huis staat een heer tegen de tafel, zijn kind opbeurende, dat de armen naar de moeder uitsteekt; in het portaal kinderen, die een hond leeren opzitten enz.; idem in de marge; h. 125, br. 180 str., met de marge; - en zijn laatste, Eene arme Vrouw, bij een muur gezeten, met een kind aan de borst, links gewend; bij haar nog een meisje, tegen den rug te zien, dat aan haar schoot leunt; idem, en 1852; h. 190, br. 130 str. In den tweeden staat is de muur achter het meisje meer betint. - De Heer bendorp heeft mij, bij de toezending der genoemde prentjes, tevens gemeld, dat hij hoopte, de etsnaald weêr op te vatten, hetgeen zeer te wenschen is.
| |
[Berch van Heemstede. (Jonkhr. J.L.C. van den)]
BERCH VAN HEEMSTEDE. (Jonkhr. J.L.C. van den) - Zie op HEEMSTEDE. (Jonkhr. Mr. J.L.C. van den Berch van)
| |
[Berg. (Cornelis van den)]
BERG. (Cornelis van den) - Zie over zijn Abcling der Monogrammen enz., Ms., op MANDERE. (Pieter)
| |
[Berg. (G.v.d.)]
BERG. (G.v.d.) Van dezen Portretschilder is mij alleen voorgekomen het Portret van den Lutherschen leeraar C.P. Sander, door hem pinx., en door jerems. snouk sculp., 1792.
| |
[Berg. (Jacobus Everardus Josephus van den)]
BERG. (Jacobus Everardus Josephus van den) Immerzeel heeft de talenten van dezen kunstenaar, naar waarde, te boek gesteld. Ik moet daar nog bijvoegen, dat zijn Werk Proportiën van het Menschbeeld, door de Maatschappij an Schoone Kunsten, te 's Gravenhage, en een Werkje over de Leerwijze der
| |
| |
Perspectief, in 1854, bij J.D. Doorman, te Utrecht, is verschenen. In 1844, toen de Heer j.j. eeckhout, als Directeur der Haagsche Academie, die betrekking nederlegde, en zich naar België begaf, is van den berg, in diens plaats, als hoofd van het Akademisch onderwijs opgetreden.- Voor de nieuw gebouwde Kerk, in den Houttuin, te Rotterdam, schilderde hij in 't graauw, in frescotrant, het beeld van haar Patroon, den H. Laurentius, en voor die te Scheveningen, den Maaltijd der Emmausgangers. Maar zijne groote schilderij heeft meer de aandacht der Kunstliefhebbers getrokken, te weten de Val van den Engel, volgens Milton's Verloren Paradijs. Hiernaar heeft ‘de Heer j.w.f. kachel, met het hem eigen talent eene kopij op kleine schaal wedergegeven, en op die wijze medegewerkt, om een voortbrengsel aan de vergetelheid te ontrukken, dat de rigting van van den berg, geheel karakteriseert.’ Deze Afbeelding is geplaatst in de Kunstkronijk, 1862, bl. 90, bij het Ter Nagedachtenis van j.e.j. van den berg, door Dr. Wap, wiens dichterlijke pen de vriendschaplijke betrekking en de verdiensten van den geachten kunstenaar herdenkt. Hij is den 20. Julij, 1861, te 's Hage overleden, en vier dagen daarna op de begraaf-plaats Eik en Duinen plegtig ter aarde besteld. De slippen van het lijkkleed werden door de leeraars der Akademie gedragen, en de stoet bestond uit tal van schilders, leerlingen en vrienden van den overledene. Bij het graf werden door de Heeren Jhr. J.W. van Sypesteyn en A.J. Offermans eenige toepaslijke woorden gesproken, en de Heer Dr. Wap bragt in enkele dichtregelen een herinneringsoffer aan den ontslapen vriend. - In gemelde Kunstkronijk worden zijne leerlingen opgegeven als: bakker korff, p. tetar van elven, d. van valkenburg (overleden), testas, p. sadée, p.m. van der laar, t.s. cool, t. scheltema, de weyer, 'thooft, van der schaft, j.w.f. kachel, joh. gram, korthals (overleden). Nog zijn tijdelijk in zijn attelier werkzaam geweest: schermer, bombled, de witte, travers en a. dona.
| |
[Bergh. (J. van den)]
BERGH. (J. van den) - Zie op HEEMSTEDE. (Jhr. Mr. J.L.C. van den Berch van)
| |
[Bergh. -. (N. van den)]
BERGH. -. (N. van den) Ik heb twee schoone en fraai bewerkte, zeer zeldzame prenten gezien, voorstellende De Biegtvader van p.p. rubens, door n. van den bergh, fecit aquâ forti, in fo., en Maria Magdalena in de Woestijn, naar rubens, door denzelfden, fraai geëtst, in kl. fo. - Zij schijnen mij toe, in het midden der XVIII. eeuw vervaardigd te zijn.
| |
[Berghe (.... Van den)]
BERGHE (.... Van den) ‘is Officier geweest bij het Fransche Leger, en heeft zich als schilder bijzonder onderscheiden. Hij is bekend wegens de schilderij Alice en Cora, waarvan een populair geworden gravure bestaat, alsmede door verscheiden Kerkstukken, alle door de kunstminnaars hoog geschat. Overleden te Parijs, 19 November, 1853.’ Zie Handelsblad, 22 November, 1853.
| |
[Beschey. (Balthazar, Carel, Jacob Andreas, Joseph Hendrik, en Jan François)]
BESCHEY. (Balthazar, Carel, Jacob Andreas, Joseph Hendrik, en Jan François) - Zie dit Aanhangsel, op BESCHEY. (Jan François)
| |
[Beschey (J(an) F(rancois)]
BESCHEY (J(an) F(rancois) wordt door Immerzeel vermeld als de zoon van balthazar, geboren te Antwerpen, 1739, overleden 1799. Dat is niet zoo: balthazar had vier zusters en vier broeders, die allen de kunst beoefend hebben, als: carel, geboren 1706; jacob andreas, 1710; joseph hendrik, 1714, en jan françois, 1717, die, in 1767, Deken van St. Lucasgild, te Antwerpen, was. Ik had reeds te goeder trouw mijn artikel balthazar beschey, volgens de Noot in den Catalogue du Musée d'Anvers, 1849, te zamen gesteld, maar uit den uitmuntenden nieuwen Catalogus van 1857, bl. 442, blijkt, dat ik gedwaald heb. Ik lees daar, dat balthazar beschey, niet besschey, niet in 1709, maar
| |
| |
den 20. November, 1708, geboren is, en de broeder was der bovenstaande acht kinderen, gesproten uit het huwelijk van Jacobus Beschey, met Maria Theresia Huaert, allen geboren te Antwerpen. - balthazar huwde in 1753 Jeanne Catharine Rose Pauwels, bij wie hij geen kinderen verwekte; overleed te Antwerpen, 15 Mei, 1776 en werd in de Abdijkerk van St. Michiel begraven. - Hieruit volgt, dat jacob f. beschey, bij Immerzeel, j.f. genoemd, en als zoon van balthazar opgegeven, eene fout is, en jan françois moet zijn. Deze is niet zijn zoon, maar zijn broeder geweest.
| |
[Bie. (Cornelis de)]
BIE. (Cornelis de) Behalve zijn Portret, door e. quellinus pinx., in zijn Werk voorkomende en door mij vermeld, verneem ik later, dat in het schoone Kabinet van den Heer Suermondt, te Aken, een Idem, door gonzales coques geschilderd, aanwezig is.
| |
[Biezelingen (Christiaan Jans van)]
BIEZELINGEN (Christiaan Jans van) staat bij Immerzeel vermeld. Ik voeg daarbij, dat blijkt, dat het berigt van Houbraken waarheid behelst, namelijk, dat hij het Portret van Balthazar Gerards, den moordenaar van Willem I., Prins van Oranje, toen hij in hechtenis zat, naar het leven heeft geteekend, terwijl Houbraken, als Dordtenaar, dit zeker bij den Hofprediker David Flud van Giffen, te Dordrecht, wel zal hebben gezien. - Zie verder De Navorscher, XII. bl. 22.
| |
[Bilders. (Johannes Warnardus)]
BILDERS. (Johannes Warnardus) Bij dit reeds door mij geschreven Artikel moet ik nog voegen, dat de Heer bilders zich met der woon van Oosterbeek naar Amsterdam had begeven, waar zijn talent bijzonder wordt gewaardeerd. In 1859 werd hem door Z.M. Koning Willem III., toen te Wiesbaden zijnde, opgedragen, eenige teekeningen naar de natuur aldaar te vervaardigen. Het jaar hieraanvolgende, tijdens Z.M. bezoek te Amsterdam, werd hij tot Ridder der Orde van de Eikenkroon, alsmede tot Eerelid van het Genootschap Kunstliefde, te Utrecht, benoemd. Bij deze zoo wèl verdiende hulde trof hem echter het droevig lot van zijn geliefde echtgenoot, Frederica Staudenmayer, den 11. Maart, 1861, in den ouderdom van 48 jaren, te verliezen. Dit onherstelbaar verlies werd, zeker, eenigermate vergoed door het bezit van een nog jeugdigen zoon a. gerard, wiens weêrgâloos talent in het kunstvak zijns vaders op onderscheiden Tentoonstellingen, op groote schaal, voortreflijk gebleken is. - De Heer bilders heeft zich thans andermaal te Oosterbeek gevestigd.
| |
[Biset, (Jan Baptist)]
BISET, (Jan Baptist) zoon van karel emanuel biset, werd te Antwerpen geboren. Hij leerde de kunst bij zijn vader, en volgde diens voetstappen na. ‘Wy hebben hem als een braaf konterfytsel- en Historieschilder binnen Breda, 's Hertogenbosch en Antwerpen gekend,’ zegt Weyerman. Hij schijnt even als zijn vader een luchtig leven geleid te hebben, en hield zich op goed fortuin in veel plaatsen in Holland op; zoo was hij in 1727 nog werkzaam in Zeeland, toen Weyerman zijn Werk schreef. Zijne kunst komt weinig voor; Gezelschapstukjes, bij dag- en avondlicht, en een Paris Oordeel, heb ik vermeld gevonden, alsmede in den Calalogus van W. Lormier, 's Gravenhage, 1763, onder Nr. 32, Jupiter herschept in een gouden regen, bij Daneae, dat hij, met het bijwerk, door p. gysels, veren dael, spiering en hardenberg geschilderd heeft; h. 1 vt. 5¾ dm., br. 2 vt. ¾ dm. Rhijnl., welk stuk met ƒ305 werd betaald. - Een Familiestuk, waar twee zoontjes van Van der Does les in het dansen en raketten ontvangen, in een voorportaal bij een landhuis voorgesteld, door hem fraai op koper geschilderd, berust onder de familieportretten bij den Graaf J.J. Nahuys, te Utrecht.
| |
[Bisschop (Christiaan)]
BISSCHOP (Christiaan) is reeds door mij vermeld. Het schijnt mij toe, dat voor de voorletter c., waarmeê de prenten meest beteekend zijn, door Brulliot,
| |
| |
zonder bewijs, christiaan wordt geschreven, hetgeen door Le Blanc en anderen gevolgd is. Later vond ik eene betere bron, die onzen bisschop, te 's Hage wonende, kan gekend hebben, namelijk Mr. J. van Buren, Bailluw van Noordwijkerhout enz., wiens Catalogus van 1808, met veel historische aanteekeningen, betreffende zijne tijdgenooten, van groote waarde is, en waar ik op bl. 239 lees: ‘Het eigen geëtste Werkje van cornelis bisschop, alle op Chineesch papier. Een staande en een liggend Koetje, 4 maal different. - Twee Bulle-koppen, op twee plaatjes, 5 maal idem. - Een Boekje van 4 stuks, met koetjes, 4 maal idem. - Een Werkje van 4 stuks Landschapjes, gestoffeerd met twee paarden, en de twee andere met koetjes, boer en boerin, komende om te melken, 5 maal idem.’ - De door Le Blanc vermelde etsen zijn dezelfde, en ik moet nu aan een christiaan als vervaardiger zeer twijfelen. De laatste prent, door mij op christiaan beschreven, een Stierenkop en een Koekop, met den grond wit, zonder naam, is die wel van hem? Deze wordt in het Complete Werk niet genoemd. Wel is de plaat doorgesneden en er zijn afzonderlijke drukjes van genomen, en op die van den Koekop is zijn naam tweemaal beteekend, en de lucht en het landschap in het verschiet er bij gemaakt. Dit alles doet mij aan het maken van zeldzaamheden denken; immers, de Kunsthandel is zeer vindingrijk.
| |
[Bisschop. (Cornelis)]
BISSCHOP. (Cornelis) - Zie BISSCHOP. (Christiaan)
| |
[Blankerhof. (Jan Teunisz.)]
BLANKERHOF. (Jan Teunisz.) - Zie op BLANKHOF, (Jan Teunisz.) die volgt.
| |
[Blankhof (Jan Teunisz.)]
BLANKHOF (Jan Teunisz.) is bij Immerzeel vermeld. Ik voeg er bij, dat een zijner voornaamste werken thans op de groote zaal van het Stadhuis te Hoorn, boven den schoorsteen is geplaatst, voorstellende De Zeeslag op de Zuiderzee van 11 October, 1573; dit stuk is dus bijna eene eeuw later door hem geschilderd. Ook is er ontdekt, dat zijn naam blankerhof zou geweest zijn. Fiorillo zegt, dat hij in 1670 is overleden, en dat Amsterdam en Hamburg elkander het bezit van zijne asch betwisten. - Dit jaar, en dat van 1669, reeds aan Houbraken opgegeven, schijnt te moeten vervallen, daar johannes voorhout aan Houbraken zelf gezegd heeft, dat hij hem, in 1674, te Hamburg ontmoette. - Zijne werken komen zelden voor. In 1849, was op de Kunstveiling van de Wed. d' Hoop van Alstein, te Gent, onder Nr. 171 van den Catalogus, Eene Rivier met zeilende Schepen, en verscheidene aan den voet van eene rots met een vuurbaak, ten anker liggende; h. 22, br. 28 dm. Ned.
| |
[Bleker (C.)]
BLEKER (C.) bloeide in de eerste helft der XVII. eeuw. Eene schilderij, De Engel boodschapt aan de Herders de geboorte van den Zaligmaher, beteekend c. bleker, 1646, h. 75, br. 58 dm. Ned., berust bij den Heer A.J. Bruinsma, te Leeuwarden. - Dewijl de meeste kunstenaars niet al de voorletters bij hunne naamteekening zetten, maar alleen die letter, waarmeê zij gewoonlijk worden genoemd, zoo komt het mij voor, dat het werk van jan caspar bleker, of bleeker, bij Immerzeel vermeld, zou kunnen zijn; of dat de c niet duidelijk is en welligt eene d moet wezen, in welk geval dit werk aan dirck bleker zou kunnen worden toegekend.
| |
[Bleker, of Blekers, (Dirck)]
BLEKER, of BLEKERS, (Dirck) was een voornaam kunstschilder, te Amsterdam, die in het midden der XVII. eeuw bloeide. In de Ordonnantieboeken van Prins Frederick Hendrik, over de jaren 1637-1650, leest men: ‘Item aen dirck bleker, schilder tot Amsterdam, voor een aan S.H. gelevert stuk schildery, verbeeldende Een naakte Venus, ƒ1700. 6. October, 1650.’ - Zie Kunstkronijk, 1860, bl. 37. - Dit oorspronklijk berigt bewijst, dat het geheele Artikel n. bleker
| |
| |
voor dirk moet gelden. - Houbraken, als eerste bron, noemt geen doopnaam, en had Weyerman de gewoonte aangenomen, om n.n. in plaats van n. te zetten, voor onbekende doopnamen, dan hadden alle volgende auteurs hem niet gevolgd en de n. weggelaten. - Pilkington geeft het eerst 1635 voor zijn geboortejaar, te Haarlem, op, en Balkema, uit onbekende bronnen, doet hem daar in 1682 sterven. Zoo komen de verwarringen in de wereld, want het is toch niet aanneemlijk, dat een jongeling van 15 jaren, voor een Prins, zulk eene schilderij als de bovenstaande, zou vervaardigd hebben, die met ƒ1700 werd betaald. De slotsom is, dat de geboorte- of sterftijd van dirk bleker, of blekers, tot nog toe niet is bekend, on dat de beschreven n. bleekers als schilder niet heeft bestaan. - Zie nog op de voorgaande; BLEKER. (C.)
| |
[Bleker. (G.)]
BLEKER. (G.) Dit is de naam van den vervaardiger der bekende etsen van historiën en landschappen bij Le Blanc en anderen beschreven. Een exemplaar, - 12 stuks - zonder nommer 2., werd in de Verzameling van den Graaf Von Fries, te Amsterdam, in 1824, met ƒ125 betaald. Deze koop wordt door Immerzeel ten onregte als werk van jan casper bleeker vermeld. Le Blanc zegt verder, dat hij omstreeks 1610 werd geboren, en van 1638 - 1666 te Haarlem werkzaam was.
| |
[Bleker. (Jan Caspar)]
BLEKER. (Jan Caspar) - Zie bij Immerzeel en in het Aanhangsel op BLEKER. (C.) en (G.)
| |
[Blekers. (N.)]
BLEKERS. (N.) - Zie op BLEKER. (Dirck)
| |
[Bloemendael, (Jan)]
BLOEMENDAEL, (Jan) een vermaard beeldhouwer, te 's Gravenhage. - Zie op HEYE. (Jan van der)
| |
[Blois (Abraham de)]
BLOIS (Abraham de) is reeds door mij vermeld, en ik voeg er bij wat Le Blanc zegt, namelijk, dat de Vijf zinnen naar andries both door hem zijn gegraveerd. Ik heb die voor mij liggen met Latijnsch, Fransch en Hollandsch onderschrift, Ex formis Nicolai Visscher; verder staat er niets bij; ook zijn het geen kopijen naar die van both, want die zijn veel grooter en bevatten oneindig meer figuren, zoodat ik aan eene vergissing bij Le Blanc denken moet.
| |
[Blom (Henrick)]
BLOM (Henrick) was een glasschilder, die, in het midden der XVI. eeuw, te Utrecht, bloeide. Uit de volgende rekening van geleverde glaswerken aan de Domkerk en Toren, leerde ik hem kennen: ‘Item henrick blom, glasemaker, heeft op Sinte Michiels Capelle, op de Toorn, een Glas verloyt, 2 gulden 3 st. Maart 1560. - Item henrick blom, glaesmaker, heeft gestopt drie stucken in de vorm tegens het orgel over, aen de zuytsyde van de kerke, boven int harnas van de form, die eene helfte in nieu loot geset, in die eene helfte van dese form int harnas nieu verscreven ende gebacken, 24 voet min een vierendeel, die voet 6 stuyvers; item in die anclere helfte van dieselfde form, boven in 't harnas, drie lange arket stucken verloyt, met een vierkant pandt ende daerinne nieu verscreven 2½ voet, die voet 6 st.; noch in 't cruyswerck, aen de noort-syde van de kercke, in 't Glas van bysschop Davidt, zaliger, gestopt ende verscreven 9 stucken, ende een viercant stuck in 't Glas van die Heere van Montfoirt, after 't koer; noch in 't Glas van heer Franc van Borselen uytgenomen drie panden met een arket stuck ende die verloyt, 33 gulden 5 stuyvers. September 1560. - Item henrick blom, after 't koer een stuck in 't Cleefs glas, ende 2 stucken in Mynens glas, ende een in 't Brederoys, ende 5 stucken in Zweetens glas, ende 2 panden, met een arket, heel vast gemaeckt, 3 guld. 4 st. 6 penn. October 1560. Uit de Computatio Gerardi de Suggerode, Decani eccl. Sti. Salvatoris Traj., afgedrukt bij Dodt, Archief, IV. deel, bl. 59 en volgg. - De woorden Harnas, Blaasbalg, Klaverblad enz., gelijk deze gewoonlijk in die
| |
| |
Rekeningen voorkomen, zijn figuurlijke afdeelingen in Glasramen, die veel overeenkomst met genoemde voorwerpen hebben, en daarmede wordt de juiste plaats der herstellingen aangeduid. Ze komen gewoonlijk in het bovengedeelte der puntboogen, tusschen de schenkels of naalden, voor.
| |
[Blyhooft. (Zacharias)]
BLYHOOFT. (Zacharias) Bij dit artikel voeg ik nog, dat ik zijn Portret heb afgeteekend, naar een door hem-zelven geschilderd, in een rond, 70 str. middellijn. Dit portret berust bij het daartoe betreklijke, op satijn gedrukte vers - insgelijks door mij afgeschreven - in het Zeeuwsch Genootschap, te Middelburg, zijnde daaraan geschonken door den Heer M.D. de Marrée. Zie de Notulen van 5 Maart, 1823, bl. 136. - Hij wordt genoemd zacharias blyhooft, gewoond hebbende op Hoogerzaal, buiten de Seispoort, te Middelburg.
| |
[Bock. (Folkert)]
BOCK. (Folkert) Bij dit Artikel kan ik nu voegen, dat hij folkert heette, te Dokkum geboren is, en den 24. October, 1683, als burger te Leeuwarden aangenomen werd.
| |
[Bockes, of Balck, (Claes)]
BOCKES, of BALCK, (Claes) was, in 1715, de Bouwmeester van het fraaije Stadhuis, te Leeuwarden. Zie W. Eekhoff, Beschrijving van Leeuwarden, II, bl. 347.
| |
[Bockhorst (Jan van)]
BOCKHORST (Jan van) is reeds door mij vermeld, en ik voeg nu daar bij, dat hij, in 1633, als meester in het St. Lucasgild, te Antwerpen, ingeschreven en aldaar, 21 April, 1668, overleden, en in St. Jacobskerk begraven is. - In de Begijnenkerk, aldaar, berust van hem een schoon triptikon, voorstellende de Opstanding van Jezus. De Aankondiging van de H. Maagd op de regter- en de Hemelvaart van Jezus op de linker vleugeldeur. - Zie Catalogue du Musée d'Anvers, 1857, waarin tevens, onder Nr. 385, De Krooning van de H. Maagd, door hem staat vermeld.
| |
[Boel. (Johannes)]
BOEL. (Johannes) Bij het Artikel over dezen Graveur kan ik nog voegen, dat hij, in 1610-1611, als meester in het St. Lucasgild, te Antwerpen, is ingeschreven, en in 1673-1674 het doodregt daaraan heeft voldaan, zoodat hij den ouderdom van 81 of 82 jaren zou bereikt hebben. - Hij was de vader van pieter en jan baptist boel. Zie aldaar.
| |
[Boel, (Jan Baptist)]
BOEL, (Jan Baptist) zoon van den graveur johannes boel en van Anna van der Straten, werd den 11. Januarij, 1624, te Antwerpen, geboren, en had tot doopheffer theodorus galle. - Uit de Registers van St. Lucasgild aldaar, blijkt, dat hij zijn eerste ouderwijs in 1640 van françois van oosten heeft genoten, en in 1650 als meester ingeschreven werd. Hij huwde den 6. Julij, 1664, met Anna Bogart, en verwekte bij haar een zoon, als jan baptist gedoopt. Zie Catalogue du Musée d'Anvers, 1857, bl. 359, (waar tevens eene schilderij, zijnde een Vanitas, van hem, herkomstig van het St. Lucasgild, wordt vermeld), benevens het Supplément van 1863. - Ik moet er bijvoegen, dat in het Ms. van den meergemelden Mols - Zie op BOEL (Pieter) - vermeld staat, dat in het St. Lucasgild aldaar is ingeschreven: ‘jan baptist boel, meesters zoone, ontfangen 1674, stierf 1689, schilder.’
| |
[Boel (Pieter)]
BOEL (Pieter) staat bij Immerzeel vermeld. Ik laat er op volgen, wat in het Supplément au Catalogue du Musée d'Anvers, 1863, voorkomt, namelijk, dat hij de zoon was van jan boel en van Anna van der Straten, geboren te Antwerpen, 22 October, 1622. In de Registers van St. Lucas, aldaar, komt de naam van pieter boel niet voor. - Ik moet er verder bijvoegen, dat in Mols Ms. wel deugdelijk onder de boel's, die van 1453 tot 1703 zijn ingeschreven, voorkomt ‘pieter boel, onvangen bij rysbrack (den Oude) schilder, 1659.’ - Daar de Heer Van Lerius hoogst naauwkeurig de onder zijn bereik
| |
| |
geweest zijnde Registers van het St. Lucasgild geraadpleegd, en niets dienaangaande voor zijn Supplément gevonden heeft, zoo word ik in mijne meer gemaakte bedenking zeer versterkt, te weten, dat er, eene eeuw verleden, nog andere Gildeboeken en Registers van het St. Lucasgild aanwezig moeten zijn geweest, welke de Raadsheer Mols voor zich heeft gehad, en die sedert door troebele tijden of andere omstandigheden zijn zoek geraakt. - boel is omstreeks 1650, te Antwerpen, gehuwd met Maria Blanckaert, bij wie hij twee kinderen, Lucas en Anna Basile, won; de moeder is tusschen 1658 en 59 overleden. - Een tweede huwelijk, in 1660, aangegaan met Anna Girion, of Gerion, is bevonden, niet het zijne te wezen. Zijn sterfjaar komt in de Registers niet voor, en dat van 1680, door Immerzeel opgegeven, is verre van bewezen, zegt Van Lerius, en teregt, dewijl alleen in de Rekening der Doodschulden gevonden wordt, dat voor boel, tusschen 18 September, 1702, en 18 September, 1703, die schuld is betaald. - Dit schijnt zich volkomen te bevestigen, dewijl door Mols is aangeteekend: ‘boel sterft 1703,’ en deze is de laatste boel, die achter het doodjaar van jan baptist volgt, waar pieter alsnog levend voorafgaat, en het hier dus van zelfs op pieter moet slaan. - In het Museum, te Antwerpen, is van zijn werk Dood wild, en, de Maaltijd van den Arend, welk stuk vroeger op naam van jan fyt stond vermeld. - Zijn Portret komt voor in De Bie, e. quellinus pinx., conr. lauwers sc., in 4o.
| |
[Boellaard. (Jonkvrouw Margareta Cornelia)]
BOELLAARD. (Jonkvrouw Margareta Cornelia) Bij Immerzeel vindt men een levensberigt en de kunstverdienste dezer schilderes vermeld. Ik moet daarop doen volgen, dat zij, sedert de laatste jaren, door ongesteldheid der gezigtsorganen, hare geliefde kunstbeoefening niet meer heeft kunnen voortzetten. Echter heef zij zich niet van het kunstterrein teruggetrokken, maar steeds daarop bewogen, door een schat van kunst te verzamelen, die haar onafgebroken een waar genot heeft doen smaken. Aanzienlijk mag die Verzameling genoemd worden: zij bestaat zoowel uit oude Teekeningen, als kapitale van de latere School, terwijl die harer tijd- en stadgenooten niet vergeten zijn. Schoone gravuren der Oud-Hollandsche en Vlaamsche School, vooral naar a. van dyck, en daaronder tevens zijne beroemde schilders-portretten, zoowel door, als naar dezen meester geëtst en gegraveerd, Prentteekeningen, Etsen, Lithographiën enz. maken te zamen dit fraai geheel. Het ligt in den aard der zaak, dat hierdoor in het Genootschap Kunstliefde, te Utrecht, alsmede elders kunstbeschouwingen plaats hadden, gelijk zulks nog onlangs in November, 1863, in Arti et Amicitiae, te Amsterdam, het geval is geweest.
| |
[Boer, (E.E. de)]
BOER, (E.E. de) een onvermeld kunstenaar, te Midwolde, Provincie Groningen, geboren, die zich te Gorinchem had gevestigd, en zoowel Portretten als Landschappen, van middelmatige kunstverdienste schilderde. Hij is daar, in 1855, in den onderdom van 55 jaren, overleden.
| |
[Boer. (Otto de)]
BOER. (Otto de) Deze verdienstlijke Friesche historie- en portretschilder is naar waarde, door Immerzeel vermeld. - Ik moet daarop doen volgen, dat hij den 14. Augustus, 1856, te Leeuwarden, zonder kinderen na te laten, is overleden. Tot voortzetting zijner studiën vertrok hij, in 1823, naar Italië, vanwaar hij in 1826 terugkeerde, en toen zijn vast verblijf te Leeuwarden vestigde, hoewel hij zich nu en dan tijdelijk in andere steden ophield. - Ziehier de opgave zijner voornaamste Altaarstukken, om die, welke hij te Groningen en elders geschilderd heeft, niet te noemen, die, in Friesland aanwezig en vóór zijn vertrek naar Rome vervaardigd zijn: te Dokkum, 1822, De Hof van Gethsemane; - te Sensmeer (Blauwhuis), 1822, De Hemelvaart van Christus; - Te Woudsend, 1822, De Opwekking van Lazarus; -
| |
| |
en, na zijne terugkomst, te Sensmeer (Blauwhuis) 1838, Vitus - Modestus en Chrysentia. Dit, ofschoon geen altaarstuk, is een van de beste zijner werken. - Te Dronrijp, 1840, De Transfiguratie onzes Heeren; - Te Heerenveen De Bergrede van Christus; dit wordt van al zijne Altaarstukken voor het beste gehouden. - Te Workum, 1852, De Verrijzenis van Christus; - te Roodhuis onder Oosterend, 1854, Martinus het dochtertje te Trier herstellende. - In het laatst van zijn leven, hield hij zich bijna uitsluitend bezig met het schilderen van Statiën voor R.K. Kerken, waarvan hij er verscheidene heeft afgewerkt. Medegedeeld berigt door den Heer A.J. Bruinsma, te Leeuwarden. - Er gaat een Portret van hem uit, in Lithographie, in fo.
| |
[Boeyermans. (Theodore, of Dirk)]
BOEYERMANS. (Theodore, of Dirk) Bij dit Artikel kan ik thans voegen, dat zijn grootvader, Dirk, te Haarlem is geboren, en zijn vader, Jan, den 3. November, 1619, te Antwerpen, is gehuwd met Agnes Leermans, en onze dirk, aldaar, den 10. November, 1620, geboren werd. Zijn meester is niet bekend, maar eerst in 1654 werd hij als Meester in het St. Lucasgild, te Antwerpen, ingeschreven. Hij is, in 1677, ongehuwd, te Antwerpen, overleden. Behalve zijne schilderijen, die de kerken te Mechelen, Gent en elders versieren, is er een voortreflijk Altaarstuk, De Hemelvaart van Maria, in de St. Jacobskerk, te Antwerpen, in 1671, geschilderd, en in de Kapel der Zwarte Zusters, De wonderbare genezing van een lamme. Zie Catalogue du Musée d'Anvers, 1857, bl. 351, waar men tevens 5 andere schilderijen, als l'Ambassadeur, - La Piscine de Bethsaïde, - La Visite, - Anvers, mère nourricière des Peintres, en, Tête de femme, beschreven vindt.
| |
[Boghem (Louis van)]
BOGHEM (Louis van) was bouwmeester van Margaretha van Oostenrijk, tante van keizer Karel V, en Gouvernante der Nederlanden. Hij heeft voor haar het plan ontworpen en uitgevoerd der fraaije marmeren Graftombe voor Franciscus van Oostenrijk, in de kerk van Coudenberg, te Brussel, opgerigt. Het contract daarvoor met Adriaen Nonnon, meester der marmeren steengroeven, wonende te Dinant, in het land van Luik, met de schepenen van Brussel, voor de levering der bouwstoffen enz. is, in 1524, den 3. Maart, gesloten. Zie Messager des Sciences historiques etc.; Gand, 1858, bl. 105.
| |
[Bol (Cornelis)]
BOL (Cornelis) heeft, volgens Immerzeel, eenige Gezigten van Zeehavens geëtst. Ik heb voor mij liggen, in fo. oblong, twee Italiaansche Zeehavens, gemerkt I en II; in de eene een prachtig pauslijk schip enz., beiden beteekend c. bol fecit; doch in de lucht, met groote letters, a. kaesembrot invent. cornelius bol fecit. F.L.D. Ciartres excudit.
| |
[Bolk. (Frederik)]
BOLK. (Frederik) Deze heer tot den bedrijvigen handelstand in een van ouds bekend huis, te Utrecht, behoorende, heeft als stil, eenvoudig kunstliefhebber en beoefenaar, voor eigen genot en uitspanning, eene niet onaanzienlijke Verzameling van kunst gedurende zijn leven bijeengebragt. Zijn Kabinet schilderijen bestaat grootendeels uit voortbrengselen der Oud-Hollandsche Schilderschool en eenige van later tijd, die hij, tot aanmoediging, van kunstenaars zijns tijds heeft aangekocht. Zijne Verzameling van Prentkunst mag, wat de Oude School aangaat, belangrijk genoemd worden, terwijl hij eene fraaije Collectie van Teekeningen, zoowel van oude als latere meesters, met smaak en oordeel heeft bijeengebragt. Het was uit hoofde dezer Verzamelingen, dat hij op dringend verzoek kunstbeschouwingen in het Genootschap Kunstliefde, te Utrecht, alsmede in Arti et Amicitiae, te Amsterdam, gaf, waarop het kunstgenot van belangstellende lief-hebbers zich zeer heeft vergast.
| |
[Bologni, of Bolloni, (Barthelmees)]
BOLOGNI, of BOLLONI, (Barthelmees) komt in het Register van St. Lucas- | |
| |
gild, te Antwerpen, voor, als leerling van abraham janssens, in 1618 ingeschreven, en staat in 1621-1622 als meester vermeld.
| |
[Bols (Pieter en Jaques)]
BOLS (Pieter en Jaques) waren, waarschijnlijk, broeders, van Mechelen, die in de Huwelijks-aanteekeningen der Stad - Amsterdam voorkomen, als 1599, 15 Mei. ‘pieter bols, van Mechelen, schilder, oud 36 jaren, geassisteert met jaques bels (bols), en Urselken, zyne moeder; met Cathalyne van Roye, van Antwerpen, oud 21 jaren, geassisteert met Michiel van Roye en Barbara Mousyn, haer ouders;’ en verder: 1602, 20 April. ‘jaques bols, van Mechelen, oud 23 jaren, schilder, geassisteert met Urselken Roybos, zyne moeder, met Judith Maronier, van Antwerpen, oud 25 jaren, geassisteert met Jaques Maronier, haar vader.’ Zie De Navorscher, VIII, bl. 317
| |
[Bolten, (Rolande van)]
BOLTEN, (Rolande van) een weinig bekend kunstgraveur, van wiens werk ik voor mij heb liggen eene prent, gr. in fo. plano, voorstellende een Landelijk feest; op den voorgrond, onder met zeilen behemelde boomen, zit het landvolk aan eene tafel te gasten en brassen, terwijl twee heeren en dames op het geluid van den doedelzak dansen enz.; beteekend rolande van bolten sculp., Ao. I60II (1602?) en C. Jansen excudit Amsterodamo, hetgeen mij toeschijnt, door eene andere hand gesneden te zijn.
| |
[Bon-Enfant. (Antoine)]
BON-ENFANT. (Antoine) - Zie op GOEKINDT. (Pieter).
| |
[Boode. (F.)]
BOODE. (F.) Een Portret van Ds. W. Reuter, in ovaal, met bijwerk, f. boode delin., g. konsé fecit, 1794, gr. in fo., is van weinig verdienste.
| |
[Boogemaker. (Antoni)]
BOOGEMAKER. (Antoni) - Zie op DOBBE. (Pieter van)
| |
[Boom. (A.H.v.)]
BOOM. (A.H.v.) - Zie op VERBOOM. (Abraham)
| |
[Boomcamp (Gysbert)]
BOOMCAMP (Gysbert) is bekend als de auteur der Geschiedenis van Alkmaar; Rotterdam, 1747, in 4o., doch niet, dat hij ook de kunst beoefend heeft. In de uitgave van het Werk, met hetzelfde jaar en denzelfden uitgever, maar door S. Eikelenberg geschreven, komt, op bl. 96, de afbeelding voor van het Eeregraf van Graaf Floris den Vijfde, in de groote kerk, te Alkmaar, g. boomcamp ad vivum del. t. folkema sculp. Welligt heeft hij als liefhebber wel meer dergelijke afbeeldingen geteekend.
| |
[Borcht (Jacob van, of van der)]
BORCHT (Jacob van, of van der) is reeds beschreven, en ik voeg daar verder bij, dat ‘zyn vader was Mr. Adriaen van der Borcht, te Amsterdam, den 4. December, 1593, aengeteekent met Anna de Gheyn, van Antwerpen, oud 25 jaren. Als getuige verschijnt daarbij haar broeder, jaques de gheyn. Voorts blijkt, dat Mr. Adriaen van der Borcht te Brussel geboren is, en te Amsterdam als chirugijn gewoond heeft, eene omstandigheid, die vooronderstellen doet, dat zijn zoon jacob, te Amsterdam omstreeks 1594, zal geboren zijn.’ Deze Anna de Gheyn is, als weduwe, ten tweedemaal in het huwelijk getreden, ‘den 23. Maart, 1608, te Leyden, met Govert Thomaszoon Basson, Boekverkoper.... Volgens een Register (van de stad Leyden) van 1622, woonde er toen bij Govert Basson en Anna de Gheyn, nog zekere jacob en Anna van der Borcht, voorkinderen van gemelde Anna de Gheyn, alsmede Abraham de Gheyn (zoon van steven de gheyn), haar broeders zoon.’ ‘Deze’ steven of etienne de gheyn, of geyn, van Antwerpen, kreeg den 5. Mei 1606 het Poorterregt van Leyden, en huwde er den 16. Mei, 1603, (steven de gheyn, verlichter, jonkman van Antwerpen, vergezeld door jaques de gheyn zijn broeder; met Grietje Jansdr., jonge dochter, van Leyden, vergezeld door Lysbeth Cornelisdr. haar stiefmoeder).... Uit dit huwelijk is, in 1604, Abraham de Gheyn geboren die in Januarij, 1639, te Amsterdam, huwde met Catharina van Vollehoven, van Nieuwe-Nierop, oud 22 jaren. Door dit huwelijk van Abraham de Gheyn, werd deze een Neef van den schilder jan steen.’ Zie De Navorscher, V, bl. 129 en 328.
| |
| |
| |
[Borluut, (François Xavier Joseph Ghislain)]
BORLUUT, (François Xavier Joseph Ghislain) de Noortdonck, geboren te Gent, 12 October, 1771, en aldaar, zonder ooit ziek te zijn geweest, den 21. Junij, 1857, overleden. Zijne Verzameling van Boeken, Handschriften, Teekeningen en Prenten had eene Europesche vermaardheid verkregen, en, in waarheid, welligt heeft nimmer een bijzonder persoon zulk eene uitgezochte Bibliotheek, van de allerzeldzaamste, éénige en onbekende Werken en goed geconserveerde drukken, uit gansch Europa opgespoord, en, naar tijd en landaard rijk gebonden, bezeten. De Catalogus bestaat uit 3 deelen, en is in April, 1858, te Gent, verschenen. Al het merkwaardige is door de liefhebbers met zeer hooge prijzen betaald.
| |
[Borreman. (Jan)]
BORREMAN. (Jan) - Zie op den volgende.
| |
[Borreman, (Passchiere)]
BORREMAN, (Passchiere) een beeldhouwer, in de eerste helft der XVI. eeuw, te Brussel, werkzaam. Men vindt in de Rekeningen van het St. Pieters Gasthuis, aldaar, in 1529 en 1530 aangeteekend: ‘Betaelt passchiere borreman, beeldsnydere, van den Heiligen Sacramentshuyse by hem in der kercke gemaeckt, de somme van LX. Ryns guldenen,’ en nog voor hetzelfde Werk: ‘betaelt janne tons, schildere van eender Autaertaeffelen, metten beelden daerinne staende, te stofferene, Onzer Liever Vrouwen ende den Ingel Gabriel, met noch twee cleyne beelden, in den hooge choer te stofferene, X Livr. XV S. gr.’ - Deze borreman kan wel de zoon zijn van jan borreman, die, in 1509, de modellen der beelden in hout heeft gemaakt, die in het koper gegoten zijn, tot versiering der plaats van het Hof van Justitie, te Brussel. - Zie Messager des Sciences hist. etc.; Gand, 1858, bl. 91.
| |
[Borssum. (Adam van)]
BORSSUM. (Adam van) - Zie op de voorgaande BORSSUM. (Anthony van)
| |
[Borssum. (Anthony van)]
BORSSUM. (Anthony van) Op het Titelblad voor de eerste uitgave der Handvesten van Amsterdam, 1597, in 4o., staat, met eene oude hand, geschreven: anthony van borssum, schylder. - Dit zeldzame Boek is in het bezit van den Heer Frederik Muller, te Amsterdam, die, met grond, vraagt, of deze anthony niet de vader van adam en abraham van borssum kan geweest zijn. Zie De Navorscher, XII, bl. 180.
| |
[Bos. (Balthazar van den)]
BOS. (Balthazar van den) - Zie BOSSCHE. (Balthazar van den)
| |
[Bosch (Hieronimus)]
BOSCH (Hieronimus) is bij Immerzeel op bos vermeld. Eerst in 1858 zijn er voor het eerst juiste berigten over dezen voortreflijken oorspronklijken schilder van zijn tijd aan het licht gekomen, die noodig zijn, hier kortelijk te worden aangestipt, teneinde vroegere en algemeene dwalingen, hem betreffende, te herstellen. Bij Immerzeel vindt men eene opgave, genomen uit de Aanteekeningen van de Broederschap, gezegd Illustre Lieve-Vrouwe-Broederschap te 's Hertogenbosch, aldus afgeschreven: ‘hieronymus agnen, alias bosch insignis pictor.’ Dit heeft aanleiding gegeven, om zekeren j. agnen, anders gezegd bosch, als onzen boertigen schilder op te voeren, gelijk dit bij A. Michiels, Histoire de la Peinture flamande, II, p. 383, en in den Catalogue du Musée d'Anvers, 1849-1857, 1861, mede zoo voorkomt. Ook Nagler, in zijn nieuwe Werk, Die Monogrammisten, beklaagt zich, in de Voorrede van deel II, zoo misleid te zijn, en Dr. Waagen, in de verbeterde uitgave van zijn Handbuch der Deutschen und Niederländischen Malerschule, Stuttgart, 1862, was toen nog geheel onbewust van deze, in 1858, algemeen verspreide ontdekking. In 1858, heeft de kundige historische navorscher, de Heer Alexander Pinchart, dit oorspronklijk bewijs te 's Hertogenbosch grondig onderzocht, en ziehier de ware lezing, zooals die in het Register, ten titel voerende: Nomina Decanorum et Prepositorum (1318-1638) voorkomt: ‘obitus fratrum: Ao. 1516. hieronimus aquen, alias bosch, insignis Pictor.’ Verder komt nog in het Register der Namen en Wapenen
| |
| |
enz. der genoemde Broederschap voor een ledig wapenschild, waaronder: hieronimus aquens, alias bosch, seer vermaerd schilder, obiit 1516.’ Hierdoor vervalt de naam van agnen en moet van aken worden, en tevens wordt het sterfjaar 1516 bekend. Dit alles is ook door den Heer Theodore van Lerius, in zijn Supplément au Catalogue du Musée d'Anvers, 1863, overgenomen, doch, wat ik niet begrijp, is, dat het door hem vroeger gestelde sterfjaar 1518 werd behouden. - Verder leest men bij Pinchart, wat, zijns inziens, door zijn onderzoek bevestigd wordt, dat onze hieronimus nimmer in Spanje gevestigd is geweest. Dat hij te 's Hertogenbosch, omstreeks 1450, werd geboren, is zeker, dewijl hij in geen Register van vreemdelingen, die er het burgerregt hebben verkregen, voorkomt, en sedert 1488-1512 daar als schilder is bekend geweest. - Van de onderscheiden oorspronklijke stukken, door Pinchart meêgedeeld, laat ik er hier een volgen, dat duidelijk de ware namen aanwijst, en voorkomt in eene Rekening, op order van Philippus den Schoone, in September, 1504, aan onzen schilder betaald: ‘A jeronimus van aeken, dit bosch, paintre, demourant au Bois-le-Duc, la somme de XXXVJ livres, à bon compte sur ce qu'il pourroit estre deu sur ung grant tableau de paincture, de IX pieds de hault et XI piedz de long, où doit estre le Jugement de Dieu, assavoir paradis et enfer, que Monseigneur lui avoit ordonné faire pour son très-noble plaisir.’ Zie Messager des Sciences hist. etc.; Gand, 1858, bl. 157. - Wel ingezien, ligt er niets vreemds in, dat zijn naam in oorspronklijke stukken juist wordt opgegeven, als zijnde hij die hieronimus, wiens voorvaders van Aken te 's Hertogenbosch zijn komen wonen, en dat de schilder zelf zoo wel elders, als in hot buitenland te kennen gaf, dat hij hieronimus was van 's Hertogenbosch. Dit was toen een heerschend gebruik bij hen, die geen vasten geslachtsnaam hadden, en deze waren zeldzaam.
| |
[Bosche, of Bossche (Elias van den)]
BOSCHE, of BOSSCHE (Elias van den) is reeds vermeld. Later vond ik een nieuw bewijs, dat hij, in 1609, in Vlaanderen werkzaam was. Een Zinneprent op de voorbereiding van het Bestand: Justitia en Pax rijden op een wagen, die door Misericordia en Veritas geleid wordt, naar Albert en Isabella, waar de 17 Provinciën met Maurits en Spinola zich eveneens heenbegeven. Met 5 Portretten in medaljons; door helias van den bossche, br. fo., zeer fraaije en zeldzame prent.
| |
[Bossche. (Balthazar van den)]
BOSSCHE. (Balthazar van den) Deze is bij Immerzeel op bosch, en door mij op bos beschreven. Later is hij mij uit den Catalogue du Musée d'Anvers, 1857, bl. 419, meer bekend geworden. balthazar van den bossche werd den 6. Januarij, 1681, te Antwerpen, geboren, en dus niet in 1675, gelijk Immerzeel zegt. Zijne ouders waren Antonie en Isabella Rosiers. In 1696, is hij als Meester in het St. Lucasgild aldaar aangenomen. Hij had bij gerard thomas de schilderkunst geleerd, en zijne studiën gedurende drie jaren in Frankrijk voortgezet. In 1706, is hij gehuwd met Isabelle Ustas, bij wie hij drie dochters verwekte. Den 8. September, 1715, is hij te Antwerpen overleden. Hij schilderde Portretten, Maskeraden, Alchimisten enz. j. vergouwen en karel vierpyl waren zijne leerlingen. - Thans blijkt duidelijk, dat hij een andere is dan balthazar bos, bij Bryan vermeld, en dus ook niet de Jonge, ter onderscheiding van den Oude van dien naam, door Le Blanc opgevoerd. - In het gemelde Museum berust van zijne hand Reception du Chef-homme du jeune Serment de l'arbalète, Jean Baptiste del Campo, premier bourgmestre d'Anvers, de 1707 à 1710, au local de ce serment; h. 1 el 60 dm., br. 1 el 82 dm. Ned. Het bouwkundige gedeelte is door (...) verstraten en het Landschap door cornelis huysmans, daarbij geschilderd.
| |
| |
| |
[Bossche, (Dominicus van den)]
BOSSCHE, (Dominicus van den) een Historie- en Portretschilder, geboortig van Geraertsbergen, in Oost-Vlaanderen, is den 6. Julij, 1860, plotseling, in zijne woonplaats, Gent, overleden. - Zie De Eendragt, van Gent, 1860, Nr. 3.
| |
[Bossius, of Bosius, (Jacobus)]
BOSSIUS, of BOSIUS, (Jacobus) ook bossius belga genaamd, omdat hij, in het begin der XV. eeuw, in Vlaanderen, werd goboren. Hij heeft zijn meesten tijd te Rome, voor den kunsthandel van Antonie Lafreri gearbeid. Zijn graveertrant is net, doch dor. Onder zijne werken vond ik vermeld het Portret van michel angelo, in 8o. - St. Thomas d'Aquina, borststuk, in eene soort van tabernakel, beteekend jacob bosius Belga incidit. - Christus tusschen de moordenaars; jacobus bosius Belga incidebat, in fo. - De Baden van Diocletianus, verscheiden Standbeelden en Antiken voor Ant. Lafreri. Zie Heineken en Brulliot.
| |
[Bouckel. (Anna van)]
BOUCKEL. (Anna van) Uit den naam mag men vooronderstellen, dat zij eene Nederlandsche kunstenares was, die, op eene verdienstlijke, wijze de graveerstift heeft gevoerd. Ik heb voor mij liggen een Portret van Christophorus, Princeps D. Antonii Portugaliae Regis filius. Aetatis 52, in ovaal gevat, in 8o., met twee regels Latijn er onder, beteekend p. dumortier pinx. anna van bouckel sculpsit; het is in den trant van wierix gesneden. - Heineken noemt haar, bij vergissing, boucket, en vermeldt, behalve dit portret, nog van haar werk eene Samaritane, en de Geeseling van Christus.
| |
[Bouts, (Dierk)]
BOUTS, (Dierk) gezegd, stuerbout. - Zie op STUERBOUT. (Dierick)
| |
[Bouwland. (J.)]
BOUWLAND. (J.) Een Portret van Hero Sibersma, Predikant, te Amsterdam, is door hem pinx., p. van gunst sculp., in fo. Sibersma werd, in 1644, te Harlingen geboren, en is in 50 à 55 jarigen ouderdom afgebeeld. Men zou dus den bloeitijd van dezen schilder kunnen stellen op het laafst der XVII. eeuw.
| |
[Box. (H.W. de la Rive)]
BOX. (H.W. de la Rive) Bij de beschreven ets, beteekend box fec., kan ik nu nog voegen, dat ik eene Idem voor mij heb liggen, voorstellende Een Boerenerf bij hoog geboomte, aan een kronkelend water gelegen, waarop een scheepje met zeilen enz., beteekend h.w. de la rive box sculps. 1818; h. 114, br. 74 str. Ned., zonder de marge, fraai bewerkt. - Nog een Idem, bergachtig, met een waterval, doch minder fijn en afgewerkt, beteekend m. box, 1819; h. 119, br. 163 str. idem. Zou deze nu van een anderen box zijn, of heeft hij de Fransche manier, door M.(onsieur) voor zijn naam te zetten, gevolgd? Tevens werd mij meêgedeeld, dat hij Rijksambtenaar, te Leyden, is geweest.
| |
[Boymans. (Frans Jacob Otto)]
BOYMANS. (Frans Jacob Otto) Tot slot van dit Artikel, moet ik er, om de vereerende nagedachtenishulde, aan hem bewezen, nog bijvoegen: ‘De Raad van Rotterdam heeft aan het Plein, bij de Binnenwegsche poort, den naam van Boymansplein, en aan de Magere Varkenssteeg dien van Boymansstraat gegeven.’ Utrechtsche Courant, 21 December, 1860.
| |
[Braamcamp. (Gerret)]
BRAAMCAMP. (Gerret) Bij dit Artikel voeg ik nog, dat mij later in handen kwam een zeer dikke band, waarin al de roerende en onroerende goederen, welke hij in Amsterdam bezat, in afzonderlijke Catalogussen, met de daarbij gedrukte prijzen en namen der koopers bewaard zijn gebleven, en die een rijkdom bevatten, zoo als welligt nimmer door één persoon voor eigen lust en gebruik bezeten is. Natuurlijk, is daaronder zijn rentegevend vermogen niet begrepen. Zijn Woonhuis, van ouds genaamd Sweedenrijk, op de Heerengracht, het tweede huis van de Nieuwe Spiegelstraat, met een koetshuis en stalling, benevens een fraaijen tuin van dit perceel, uitkomende in de Spiegelstraat, is den 23. December, 1771, door den Makelaar D. Koster, voor ƒ136,000 gekocht. - Het Logement, Het Wapen van Amsterdam, op den hoek van de Cloveniers-Burgwal en het Rusland, behoorde hem ook toe, en werd door J.P. Heimbag,
| |
| |
voor ƒ70,000 gekocht. Al de verkochte goederen te zamen hebben bij den verkoop opgebragt ƒ655,180. Hieronder is niet begrepen ‘het zilver koninklijk Tafelservies voor 18 personen, ongemeen konstig bewerkt, door den beroemden Heer F.F. Germain, te Parijs. Op de Verkooping werd berigt, dat dit teruggehouden was.
| |
[Braekeleer. (Ferdinand de)]
BRAEKELEER. (Ferdinand de) Bij dit Artikel kan ik nog melden, dat zijne ouders waren Jean Ferdinand Joseph, en Jeanne Bernardine Antoinette Seghers. Zijn zoon van denzelfden naam, die mede de kunst beoefende, is aan eene kwijnende ziekte, op den leeftijd van slechts 28 jaren, in Februarij, 1857, te Antwerpen, overleden. Zie De Eendragt, van Gent, 1857, Nr. 20.
| |
[Braekeleer, (Jaques de)]
BRAEKELEER, (Jaques de) broeder van adriaen ferdinand, staat bij Immerzeel geboekt. Hij heeft met ijver en goed gevolg zijn talent besteed. Ik las daaromtrent het volgende: ‘De Heer jack de braekeleer heeft onlangs eene lieve groep voltooid, door hem getiteld: De Verwachting. Wij vernemen, dat de Heer Minister van Binnenlandsche Zaken aan den Heer de braekeleer de taak opgedragen heeft, deze groep in marmer uit te voeren, voor het Museum van Brussel.’ Zie De Eendragt, van Gent, 1859, Nr. 11.
| |
[Brakonier. (...)]
BRAKONIER. (...) Onder de enkele geëtste prenten, door Hollandsche liefhebbers en schilders, vond ik Nr. 102, bl. 218 van den Catalogus van Mr. J. van Buren, te Leyden, 1808: ‘Vier stuks lugtig geëtste Landschapjes, door brakonier.’ Waarschijnlijk, een liefhebber, wiens familienaam te Utrecht wel bekend is. Een exemplaar dezer etsen berust in 's Rijks Museum, te Amsterdam.
| |
[Brandon. (Jan Hendrik)]
BRANDON. (Jan Hendrik) Nog voeg ik bij dit Artikel het volgende Werk: Hortus regius Honselaerdigensis, ou Collection d'un frontispice et 97 planches de Plantes et de Fleurs, tant indigènes qu' exotiques, dessinés en couleurs par brandon, fo.
| |
[Braspalm (Michiel van)]
BRASPALM (Michiel van) wordt door Houbraken, III, bl. 102, een beeldschilder uit Vlaanderen genoemd, die den Roomschen Bentnaam van de Standvastigheid had verkregen.
| |
[Brasser. (Leendert)]
BRASSER. (Leendert) Bij het artikel van Immerzeel voeg ik nog, dat hij ook prenten, in de manier van prentteekeningen, vervaardigde, als: Een Nis, met een groepje van vijf kindertjes, naar j. de witt, met de pen en roet gewasschen, en met wit gehoogd. - Een Groep, met vier kindertjes, naar denzelfden; idem als voren. - Een Binnenhuis, met drie rookende en drinkende boertjes, naar m. sorgh, met O.I. inkt gewasschen. - Zie Catalogus van Mr. J. van Buren, Leyden, 1808, bl. 197. - Ook heeft hij fraaije gravuren gemaakt naar jan van goyen en jacob van der ulft, in 8o. oblong.
| |
[Bray. (Jan de)]
BRAY. (Jan de) Op mijn Artikel laat ik nog volgen, dat het Monogram op het fraaije Portret van salomon de bray - Zie aldaar. - mij later voor goed is gebleken, dat van jan de bray te zijn, en wel in de Monogrammen Abcling, Ms., - Zie daarover op MANDERE (Pieter) - waarin door dien Haarlemmer, bij dit Monogram, wordt gezegd: ‘jan de bray heeft fraai in hout gesneden;’ zoodat het Monogram, op het gemelde Portret voorkomende, alleen aan jan moet worden toegekend; want hij noemt wel salomon en dirk, als ook in hout gesneden hebbende, maar geen jacob de bray, zoodat de letter j in het Monogram alleen jan beduiden kan. - Onze jan was gehuwd met Jufvrouw Magdalena Stalpaert van der Wiele. - Zie aan het slot van het Artikel STALPERT. (Daniel) - waar zijn overlijden, in 1664, en dat van zijne vrouw, in 1680 staat vermeld, nalatende een zoon, Jan Lucas de Bray.
| |
[Brederoo, (Gerbrand Adriaenszen)]
BREDEROO, (Gerbrand Adriaenszen) een der vermaarde opbouwers van de
| |
| |
Nederlandsche taal, die zich ook op de schilderkunst heeft toegelegd, waarin hij f. badens tot meester had, zegt Witsen Geysbeek, in zijn Biographiesch Woordenboek, in voce. - Ik meen dit ook uit den aanhef van zijnen brief aan Sr. franciscus badens te lezen. ‘Naer alle beleefde eerbiedinghe en vriendelycke groetenissen aen u, myn lieve, eerwaerdighe Heer ende beminde Meester’, enz. - Zie verder over den inhoud van dezen brief op VRANCX. (Sebastiaen) - Hij was een vermogend man en heeft dus zeker, de kunst alleen voor zich beoefend, en welligt was hij het zelf, die de schilderij van vrancx voor zijn vader wilde kopiëren. - Hij is den 15. Maart, 1585, te Amsterdam, geboren, en aldaar den 23. Augustus, 1618, overleden. Zijne zinspreuk was: ‘'t kan verkeeren.’ Bij zijne dichtwerken, het eerst verschenen in 1622, in 4o., komt gewoonlijk zijn Portret voor, zijnde eene grove houtsnede, met twee lauwertakken omringd. - Het fraaiste is door h. goltzius sc., in 8o. Ook komt het voor bij Van Cappelle, Bijdragen tot de Geschiedenis der Wetenschappen en Letteren in Nederland, bl. 225. Zie breedvoeriger bij J. ten Brink, Gerbrand Adriaensen Brederoô, Historisch-aesthetische studie enz.; Utrecht, 1858, in 8o. Het eerste Boek handelt over den persoon des dichters en zijne omgeving.
| |
[Bree. (Mattheus Ignatius van)]
BREE. (Mattheus Ignatius van) Bij het reeds vermelde kan ik nog voegen, dat zijne ouders waren Andreas Jacobus en Anna Catharina Ooms; dat zijn eerste leermeester was pieter jan van regenmorter; dat hem door den Prins van Oranje, bij een schrijven uit Gent, van 10 October, 1817, den titel van zijn gewoon Schilder werd toegekend. - Verder, dat hij ook de etsnaald gevoerd heeft, als: Een Oosterling, met langen baard, en een hoog gespleten muts op, overkleed met bont en een prachtigen gordel om het lijf; het hoofd links gewend, de figuur van voren te zien; in den grond beteekend m.v.b., door elkaêr gevlochten, en N. 1: h. 110, br. 100 str. Ned.; heeft geen marge. Deze ets is genomen naar eene idem prent, geheel afgewerkt in aqua-tinta, in 4o., zonder naam, doch in den grond beteekend rembrandt, 160, beiden in mijn bezit; de laatste is buitengewoon raar. - Voor dezen, in zijn tijd hoogst verdienstlijken kunstenaar is in het voorportaal van het Museum, te Antwerpen, een marmeren Standbeeld opgerigt, en den 8. Augustus, 1852 plegtig onthuld. Zie daarover op CUYPER. (Jan Baptist de)
| |
[Bree (Philippus Jacobus van)]
BREE (Philippus Jacobus van) is, naar waarde, door Immerzeel vermeld. Later heb ik ontdekt, dat hij ook een enkele maal de etsnaald gebezigd heeft. Ziehier wat mijn exemplaar vermeldt: ‘p. van bree. Plusieurs artistes et amateurs ayant manifesté à ce grand peintre le désir de le voir graver, avant même d'avoir terminé sa carrière, c'est pour leur être agréable qu'il à executé la seule planche que nous vendons. Elle représente raphael chez Bartelane, l'inventeur du mannequin. Très-rare.’ Zij is, inderdaad, een aandenken van eene hand, die een hoogen ouderdom bereikt heeft. In de prent beteekend, doch andersom, p. van bree; h. 155, br. 196 str. Ned.; zonder marge.
| |
[Breeker, (Jan)]
BREEKER, (Jan) een onvermeld kunstenaar, die in het midden der XVII. eeuw bloeide. Uit een oorspronklijk bewijs werd hij mij nu eerst bekend, namelijk, uit de Ordonantieboeken van Prins Frederik Hendrik, over de jaren 1637-1650: ‘jan breeker, schilder, drie schilderyen van het overtrekken der legers over de rivier, by Florival, geplaatst op het eind van de nieuwe galery, op het Kasteel van Buren; de som van ƒ408. 's Gravenhage, 3 Maart 1646.’ Zie Kunstkronijk, 1860, bl. 37. - Hij behoort, waarschijnlijk, in België te huis, terwijl de Abdij Florival, aan de Dyle, in de omstreken van Leuven gelegen is.
| |
| |
| |
[Breemen (Cornelis van)]
BREEMEN (Cornelis van) vestigde zich, in 1597, als schilder, te Leeuwarden. Zie het Tijdschrift Europa, 1862, bl. 134.
| |
[Breen. (Adam van)]
BREEN. (Adam van) Bij het reeds vermelde kan ik nog voegen, dat er eene schilderij van zijn werk op de Tentoonstelling van Oudheden te Delft, in 1863, is ontdekt, voorstellende De Vijverberg, te 's Gravenhage, bij winter, van de zijde der korte Vijverberg te zien; op het ijs eene menigte schaatsenrijders en wandelaars; op den voorgrond langs den korten Vijverberg een stoet; vooraan een aantal hellebardiers, dan Prins Maurits, met ettelijke beeren van zijn gevolg, en achter hem eenig publiek; deze figuren zijn een palm lang. ‘De schilderwijze van dezen meester zweemt deels naar die van seb. vrancx, deels naar die van a. van der neer. De Catalogus vermeldt echter den naam des schilders niet. Hij staat in den hoek van het paneel: a.v. breen 1618.’ Zie de Nederlandsche Spectator, 1863, bl. 227.
| |
[Breughel, of Brueghel. (Ambrosius)]
BREUGHEL, of BRUEGHEL. (Ambrosius) Op mijn Artikel dient het volgende tot verbetering. Hij was de zoon van jan, den Jonge, en van Catharina van Marienberg, en den 10. Augustus 1617, te Antwerpen, geboren. Hij heeft ook vreemde landen bezocht, en trad, in 1649, te Antwerpen, in het huwelijk met Anna Clara van Triest. ambrosius overleed den 9. Februarij, 1675, en zijne echtgenoot den 28. Augustus, 1682, oud 65 jaren. Zie Supplément au Catalogue du Musée d'Anvers, 1863, bl. 25.
| |
[Breughel, of Brueghel. (Frans Hieronymus)]
BREUGHEL, of BRUEGHEL. (Frans Hieronymus) Ter bevestiging van het reeds aangevoerde in dit Artikel dient, dat ik in het bezit ben gekomen van eene reeks van 10 stuks Zeeën, in fo., allen beteekend f.h. bruegel of f.h.; H. Cock exc, en op een het jaartal 1565; curieuse prenten voor de kennis van den scheepsbouw en van het want, in dien tijd. Het is zeker, dat op andere prenten, door H. Cock uitgegeven, weder brueghel staat, een duidelijk bewijs, dat al die verschillende spellingen aan onkundige letterzetters te wijten zijn. Later is voor goed uitgemaakt, dat hij, en anderen van dien naam, zich brueghel hebben genoemd.
| |
[Breughel, of Brueghel, (Jan) de Oude]
BREUGHEL, of BRUEGHEL, (Jan) de Oude. - Zie in dit Aanhangsel op BREUGHEL, (Pieter) den Oude.
| |
[Breughel, of Brueghel, (Jan) de Jonge]
BREUGHEL, of BRUEGHEL, (Jan) de Jonge, is reeds door mij beschreven, en ik kan er nog bijvoegen, dat de aanteekening zijner geboorte, 13 September, 1601, onjuist is, doch zeker gaat het, dat hij te Antwerpen, den 5. Julij, 1626, is gehuwd met Anna Maria Janssens, dochter van den beroemden schilder, abraham janssens, van Nuyssen, en van Sara Goetkint. Hij heeft ook Italië, bezocht, en is, in 1625, in de Rederijkers-Kamer de Violieren aangenomen. Hij schilderde met veel talent Landschappen, Bloemen, Vee en somtijds ook figuren. De voornaamste schilders stoffeerden zijne landschappen met figuren. Hij bekleedde van 1630-31 het Dekenschap van St. Lucas te Antwerpen. Zijn overlijdensjaar is nog niet bekend, maar de bewijzen, dat hij in 1677 nog leefde, zijn in mijn bezit, zegt do Heer Th. van Lerius, in zijn Supplément au Catalogue du Musée d'Anvers, 1863, bl. 23. - Zie nog over zijne familie dit Aanhangsel op BREUGHEL, (Pieter) den Oude. - Deze jan (de Jonge) moet dus een zoon zijn geweest uit het eerste huwelijk van jan, den Oude, met Elisabeth de Jode, waarvan Van Lerius niets vermeldt; want bij de acht kinderen uit het tweede huwelijk met Catharina van Marienberg, komen maar twee zonen, pieter en ambrosius, benevens zes dochters voor.
| |
[Breughel, of Brueghel, (Jan Peeter)]
BREUGHEL, of BRUEGHEL, (Jan Peeter) vond ik in het St. Lucasgild, te Antwerpen, ingeschreven: ‘jan pieter breughel, meesterszoone (van jan
| |
| |
de Jonghe), ontfangen 1645 (stierf in Italië), geboren 1628, 28 Augustus.’ Uit het Ms. van den Raadsheer Mols.
| |
[Breughel, of Brueghel, (Pieter)]
BREUGHEL, of BRUEGHEL, (Pieter) de Oude. Bij dit Artikel moet ik, tot verbetering, nog voegen, dat hij, in 1563, te Brussel, gehuwd is met Maria Coucke, dochter van den beroemden bouwmeester pieter coucke, van Aelst, den vervaardiger van het merkwaardige Standbeeld, voorstellende den Reus van Antwerpen, en van maria van bessemers, - Zie aldaar. - van Mechelen, en die tevens de schilderkunst beoefend heeft. - Hij overleed, in de Hoofdstad van Braband, in 1569, en zijne vrouw in 1579, hebbende twee zonen nagelaten pieter breughel, de Jonge, genaamd den helschen breughel, den oudste, en jan breughel, gezegd den Fluwelen, geboren te Brussel, 1568, en overleden te Antwerpen, in 1625. - Deze jan is na den dood zijner eerste vrouw, Isabella de Jode, in April, 1605, ten tweedemaal gehuwd met Catharina van Marienberg, bij wie hij acht kinderen verwekte. - Onze pieter heeft de Historie van Ourson en Valentyn fraai in groote houtsneden afgebeeld. - Zeer schoon zijn zijne geëtste platen, in gr. fo., voorstellende Rivieren tusschen bergen en rotsen met schepen enz. Eene derzelve, Mercurius met Psyche, en eene andere, De val van Icarus, beiden met Latijnsch onderschrift, is in de lucht beteekend petrus breugel fec. Roma Ao. 1553. Excud. Houf. cum Prae. Caes., benevens nog twee daarbij behoorende, zijnde Rivieren, door storm geteisterd, met schipbreuk, gestrande lijken enz.; beteekend cornelius cort Batavus fec., allen zinspelende op de vrucht- en onvruchtbaarheid der scheepvaart. Hier blijkt duidelijk, dat hij met cornelis cort, zoo men wil, zijn meester, in 1553, gelijktijdig te Rome was. Deze vier stoks zeldzame prenten zijn in mijn bezit. Op de eerstgemelde zitten twee teekenaars op een stuk rots, op den voorgrond, het riviergezigt af te beelden. Welligt hebben zij zich beiden hier voorgesteld. - Naar zijne werken zijn gegraveerd 14 stuks Landschappen, H. Cock. - 7 Deugden en 7 Ondeugden, koddige voorstellingen, met het Monogram van pieter mandere. - Ik bezit tien stuks door denzelfden, naar hem, in fo. Inderdaad, men moet den rijkdom van geest en de te zijner tijd satirische strekking, tot bespotting van het overdrevene in kerk en staat bewonderen, en kan daarbij de lachspieren botvieren.
| |
[Breughel, of Brueghel, (Pieter Pietersz.)]
BREUGHEL, of BRUEGHEL, (Pieter Pietersz.) de Jonge. - Zie in dit Aanhangsel op BREUGHEL, (Pieter) den Oude.
| |
[Breyer, (Jan Hendrik)]
BREYER, (Jan Hendrik) de Oude, was de eerste leermeester van zijn zoon, jan hendrik breyer, den Jonge, bij Immerzeel vermeld. Hij is den 6. September, 1861, in zijne woonplaats, Arnhem, overleden.
| |
[Brias (Charles)]
BRIAS (Charles) is door Immerzeel vermeld. Hij heeft ook de etskunst beoefend, onder anderen, Een zittende Man, van voor te zien, leunende met het hoofd op de hand; h. 176, br. 92 str., Ned., schetsachtig aangezet en beteekend cb. aan elkaêr gehecht.
| |
[Brienen (W.D.A.M. Baron van)]
BRIENEN (W.D.A.M. Baron van) van de Groote Lindt. Deze vermogende kunstminnaar is door Immerzeel vermeld als de bezitter van het voortreflijk Kunstkabinet van wijlen zijn vader, hetwelk hij steeds met daarbij waardig passende schilderijen vermeerderd heeft. - In 1861 is zijn geheel nieuw gebouwd huis, te 's Gravenhage, voltooid, dat in pracht en rijkdom koninklijk mag genoemd worden, en waarin zijn kunstschat waardiglyk is geplaatst. Slechts korten tijd heeft hij het genot van die nieuwe woning mogen smaken, daar hij, na eene korte ongesteldheid, den 9. April, 1863, in den ouderdom van 48 jaren, tot diepe droefheid van echtgenoot en kinderen overleden is. Den 13. daaraanvolgende werd zijn stoflijk overschot, te Wassenaar, begraven. Bij den stoet dar
| |
| |
familierijtuigen had zich ook dat van den Pauslijken Gezant, Monseigneur Vechiotti, gevoegd. Duizende menschen volgden een eind weegs den trein, terwijl nog vele anderen hem naar de begraafplaats vergezelden. – De Baron van brienen was Kamerheer des Konings, Lid der Provinciale Staten van Zuidholland, Voorzitter en Commissaris van verschillende inrigtingen en vereenigingen, en nog laatstelijk voor de Afdeeling schoone kunsten ter Tentoonstelling, te Londen, in 1861, tot 's Konings Commissaris gekozen. Hij had weinige dagen vóór zijn verscheiden Zijner Maj. bijzondere dankbetuiging mogen ontvangen voor de vele en goede diensten, door hem als zoodanig bewezen. Hij was Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw, Grootofficier der Orde van de Eikenkroon, Kommandeur en Officier van verschillende vreemde Orden enz.
| |
[Brisschau, Brisschouw of Brisjouw. (Jacob)]
BRISSCHAU, BRISSCHOUW of BRISJOUW. (Jacob) Op den eersten naam komen de meeste schilderijen in de Catalogussen van Hoet en Terwesten voor. Bij Terwesten vind ik zelfs: ‘Twee schilderijen, zijnde het eene een Man, die zijn vrouw caresseert, over de deur liggende; en 't andere een Bakker, die op den hoorn blaast, door den Ouden brisschau; ƒ15-5.’ - Onder de anderen, dus van den Jonge: ‘Een gezelschap Kaarlspelers; - Een Meisje met een koper emmertje, in de manier van dou; ƒ27-10. - Een Corps de Garde, en, Een Boerenkermis, beiden naar d. teniers, ƒ48-5. - De vijf Zinnen; ƒ21; - en, Vier Portretjes, door jacob brisjouw, daaronder een mieris met zijne vrouw, h. 6 - br. 6 dm. Rhijnl.’
| |
[Broeck (Bartholomeus van den)]
BROECK (Bartholomeus van den) is bij Immerzeel geboekt. Hij overleed te Leyden, 25 Julij, 1856. - Zie de Leydsche Courant, 28 en 30 Julij, en 1 Augustus, 1856. - Er bestaat een Portret van hem, door j.l. cornet op steen gebragt, in 1835.
| |
[Broeck, (Krispyn van den)]
BROECK, (Krispyn van den) bij Immerzeel als een Antwerpsch schilder, in 1530 geboren, vermeld. - Ik moet hier meêdeelen, dat die geboorte te Mechelen heeft plaats gehad; dat hij in het St. Lucasgild, te Antwerpen, in 1555, als Meester is ingeschreven, en in 1575 als Lid der onderlinge hulpkas van die Broederschap voorkomt. In 1559 verkreeg hij het Burgerregt te Antwerpen. - Het jaar 1601, door Immerzeel als dat van zijn overlijden in Holland geboekt, schijnt door Brulliot bevestigd te worden. Zie Catalogue du Musée d'Anvers, 1857, waar men tevens een zijner werken, Het laatste Oordeel, vindt vermeld, waarnaar zijne dochter barbara eene gravure vervaardigd heeft. - Zijn Portret is door h. hondius sc. in 4o.; een Idem, bij Van Mander, is daarnaar genomen.
| |
[Broere. (Cornelis)]
BROERE. (Cornelis) Deze vermaarde Hoogleeraar in de Godgeleerdheid, in het Seminarie te Warmond, heeft tevens de Kunst voor uitspanning beoefend. Daarvan geeft blijk een door hem geschilderd Altaarstuk, naar murillo's Hemelvaart van Maria gevolgd, in de Kapel van het Klein-seminarie te Voorhout geplaatst; alsmede een aantal Portretten van Ambtgenooten, door hem vervaardigd. Hij is den 28. December, 1860, in den ouderdom van 57 jaren, te Warmond, overleden, en was een man van groote geleerdheid en edele inborst, de vriend en leidsman van velen, wiens gemis nog lang zal worden betreurd. Hij was Honorair-Kamerheer van Z.H. Pius IX, Kanonik der Cathedrale kerk van Haarlem, en Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw. Zie Haarlemsche Courant, 3 Januarij, 1861.
| |
[Bronkhorst (Peter van)]
BRONKHORST (Peter van) is bij Immerzeel zonder van vermeld. Ik moet er bijvoegen, dat hij ook Portretten geschilderd heeft, zooals dat van Claude Brousson, Advokaat, in het Parlement van Toulouse, en prediker der woestijn, geb. te Nimes, 1647, en opgehangen te Montpellier, in 1698. Deze
| |
| |
schilderij was op de Tentoonstelling te Nimes. Zie Godgeleerde Bijdragen, 1859 bl. 270. - Dit stuk zal dus tijdens zijne vlugt naar Holland geschilderd zijn, of van bronckhorst, zooals Boitet, in zijne Beschryving van Delft, bl. 784, hem noemt, moet het in Frankrijk, waar hij vroeger zich ophield, vervaardigd hebben.
| |
[Bronwater, (Jacobus)]
BRONWATER, (Jacobus) een onvermelde kunstenaar, die op de helft der XVI. eeuw, te Dordrecht, bloeide. Eene schilderij op paneel, voorstellende De Calvarieberg, met een onnoemlijk getal beelden, heeft veel verdienste, en het koloriet is van eene ongemeene kracht. Op een steen, in den linkerhoek, leest men dit opschrift: jacobus bronwater, Dordracensis, Pictor, me pingebat 1554. Alles verraadt eene hand, die het penseel meester is, zegt Edward van Even, die dit stuk, ten huize van den Eerw. Heer Terdie, Pastoor der kerk van St. Jacob, te Leuven, in 1858, heeft gezien, en er bijvoegt, dat het afkomstig is uit een klooster in Holland, tijdens den opstand tegen Philips II. Zie Alb. Thijm's Dietsche Warande, 1858, bl. 370.
| |
[Brugge. (Joannes van)]
BRUGGE. (Joannes van) - Zie bij dit Artikel ook nog op VANDETAR. (Jehan)
| |
[Brugghen. (Hendrik van der)]
BRUGGHEN. (Hendrik van der) - Zie op BATTEL. (Jan van)
| |
[Bruggink. (Jacob)]
BRUGGINK. (Jacob) Deze verdienstlijke landschapschilder, naar waarde door Immerzeel beschreven, is den 18. Maart, 1855, te Groningen, overleden. Zie Konst - en Letterbode, 1855, bl. 102.
| |
[Bruinsma (....)]
BRUINSMA (....) vindt men vermeld als een kundig Beeldhouwer, die het beeld- en lofwerk van het schoone Orgel, in de groote Kerk, te Leeuwarden, in 1727 geplaatst, vervaardigd heeft. De drie groote beelden, daarboven gesteld, zijn van van der haven. Zie Tegenwoordige Staat van Friesland, II, blz. 152.
| |
[Bruinsma. (Abraham)]
BRUINSMA. (Abraham) Deze verdienstlijke Bouwmeester werd, den 2. Maart, 1766, te Leeuwarden, geboren. Zeventien jaren oud zijnde, begaf hij zich naar Amsterdam, om zich in dat vak te bekwamen, en maakte werklijk groote vorderingen; doch, in den vrijheidsroes van 1787, liet hij zich onder de Grenadier-Compagnie van het Amsterdamsche Vrijcorps aanwerven, en vertrok naar Naarden, om die vesting mede te helpen beschermen. Spoedig werd hij het soldaatje-spelen moede, en, na eenige weken, verliet hij, zonder verlof te vragen, zijn garnizoen, en begaf zich naar Parijs. Zonder geld of aanbeveling aldaar beland zijnde, verschaften zijne bekwaamheden hem spoedig een ruim bestaan bij den bouwmeester van Koning Lodewijk XVI. Hij klom op tot eersten teekenaar, en hem werd het opzigt over de uitvoering van belangrijke werken opgedragen. Hij had het daar zeker ver kunnen brengen, doch de ommekeer van zaken, in 1789, noodzaakte hem, Parijs te verlaten, zonder iets van zijne bezittingen te kunnen medenemen, en zoo kwam hij, te voet, te Brussel, waar hij eene hem bekende Hollandsche familie aantrof, die hem in staat stelde, om meer op zijn gemak de reis naar zijne geboortestad te kunnen vervolgen. Spoedig hierop, namelijk, den 8. Junij, 1790, is hij daar gehuwd met Mejufvrouw Clara Maria Zijlstra, en betrok voorts het buitenverblijf Sjoerda-Stale, te Giekerk, waar hij 20 December, 1849, zonder kinderen na te laten, overleden is. Hij bekleedde achtervolgens onderscheiden betrekkingen, zooals Adjunct-Maire, Lid van de Staten van Friesland enz. Echter behartigde hij steeds het vak der bouwkunde, en, bij voorkomende gelegenheden, was hij, nu en dan, met ijver daarin werkzaam. In 1808, werd hem door het Stedelijk bestuur van Leeuwarden opgedragen, bij de verwachte komst van Koning Lodewijk, de teekeningen van de Vier Eerepoorten, die toen zijn opgerigt, te vervaardigen, waaraan hij voldeed,
| |
| |
en welke teekeningen nog bij zijne familie berusten. Naar zijne gemaakte plannen en bestekken, is, onder meer anderen, het Buitenverblijf van den Baron Van Lijnden, te Beetsterzwaag, door hem in 1821 volvoerd; het wordt een sieraad van Friesland genoemd; voorts ook het gebouw voor de Groote Societeit, te Leeuwarden. - Als eene bijzonderheid is te vermelden, dat hij in 1795 Voogd werd van het Ritske-Boelema-Gasthuis, te Leeuwarden, en dat hij, als Olderman van die Instelling, den 3. Februarij, 1849, den eersten steen voor een nieuw Gasthuis legde, en de betrekking van Voogd tot aan zijn dood, dus 45 jaren lang, heeft bekleed. - eduard was zijn broeder. - Medegedeeld berigt door den Heer A.J. Bruinsma, te Leeuwarden.
| |
[Bruinsma, (Eduard)]
BRUINSMA, (Eduard) broeder van abraham, heeft zich, als Beeldhouwer, in Friesland naam gemaakt. Hij werd den 19. Junij, 1768, te Leeuwarden, geboren. Nadat hij zich aldaar in het beeldhouwen, zoo in steen als hout, bekwaam had gemaakt, ging hij verder in de Steenhouwerij van vrouwen (a. trauen - Zie aldaar. - en bij Immerzeel op a. frauen genoemd) te Amsterdam, zijne werkzame studie voortzetten, waar hij een ruim bestaan vond. Na er eenige jaren gewerkt te hebben, heeft hij zich als Beeldhouwer te Leeuwarden gevestigd, waar hij, ongehuwd, den 22. Junij, 1843, overleed. Van zijn werk wordt aangewezen een gevel van hardsteen, in het dorp Balk, waarop het Boerenbedrijf geheel is uitgehouwen. - Een Predikstoel, in de Parochiekerk van den H. Dominicus, te Leeuwarden. - Zijn laatste werk was, in 1821, het Wapen van den Baron Van Lijnden, in het Frontespies van het Buitenverblijf, door zijn broeder abraham - Zie aldaar. - gebouwd. In het beitelen van bloemen in hout heeft hij bijzonder uitgemunt, gelijk er nog bloemkransen, als bewijzen daarvan, bij Mevrouw de Donairière van Sytsama, te Bergum, en bij zijne familie worden bewaard. Hij beleefde een tijd, waarin bij vele Friezen deze kunst nog als een gewoon handwerk werd beschouwd, en waren er toen ook zulke onder de burgerklasse, - Zie op SOLARO. (Anthonius) - onder de hoogere klasse werden er mede gevonden. - Voor eene aanzienlijke Dame, te Leeuwarden, had hij twee rosetten voor een marmeren schoorsteen vervaardigd, en ƒ12 in rekening gebragt. Zij was daarover zoo tevreden, dat zij hem het maken van een tweede paar opdroeg. Om niet hetzelfde model te leveren, beitelde hij ze met een andere soort van bladen en noteerde denzelfden prijs. Mevrouw weigerde echter de betaling, en wel op grond, dat het eerste paar uit twaalf en het tweede uit tien bladen bestond; dus, per blad rekenende, moesten die ook ƒ2 minder in prijs zijn. Onze eduard was in de kunst kort van stof: voorgevende er nog iets aan te willen veranderen, vroeg hij om een hamer, verbrijzelde al de rosetten, en gaf het reeds ontvangen geld voor de eerste terug. Mevrouw kon maar volstrekt niet begrijpen, hoe een gemeen handwerksman, gelijk zij zich uitdrukte, het durfde wagen, om de rijkste dame van Leeuwarden zóó te behandelen! - Medegedeeld door den Heer A.J. Bruinsma, te Leeuwarden.
| |
[Brune. (P. de)]
BRUNE. (P. de) Van dezen kunstenaar vond ik eene kloek geëtste plaat in fo., Portret van Jor. Niclays d'Herts, dijstuk, staande, regts gewend, met een groote baret op, lang afhangend haar, zonder wambuis, in zijn hemd, als een landman, voorgesteld; vóór hem, op eene tafel, een oude versleten haarkam. Of dit alles eene zinspeling op den persoon is, weet ik niet; beteekend j. van oost pinx. p. de brune fecit aquâ forti. Ook heb ik voor mij liggen een exemplaar van hetzelfde portret, doch zonder naam, die weggeveegd schijnt te zijn.
| |
[Brussel. (Rogier van)]
BRUSSEL. (Rogier van) - Zie WEYDEN, (Rogier van der) den Oude.
| |
| |
| |
[Bruyn. (Johanna)]
BRUYN. (Johanna) Bij het reeds door mij vermelde kan ik nog voegen, dat zij ook fraai heeft geëtst. Ik heb voor mij liggen Zes kleine Landschapjes ieder h. 40, br. 32 str. Ned., op één blad gedrukt; allen beteekend j. bruyn inv. et. Fec. 1777.
| |
[Buc. (Joannes)]
BUC. (Joannes) ‘was een seer konstig glasschryver ende hadde syn meester niet, in het wezen van den mensch uyt te drukken.’ Zie J. van Oudenhoven, Beschryving van 's Hertogenbossche enz. Ibid., 1670, in 4o., bl. 40. - Naar de rangschikking aldaar, komt het mij voor, dat buc in de tweede helft der XVI. eeuw moet hebben gebloeid.
| |
[Buitenweg, of Buytewech. (Willem)]
BUITENWEG, of BUYTEWECH. (Willem) Bij dit Artikel voeg ik nog, dat ik voor mij heb een Boekje van zeven stuks, zijnde afbeeldingen van adelijken der voornaamste Europesche Rijken, met verbazend lange figuren, en armen en beenen gelijk stokken, allen dood magere edelen. Gedrukt tot Amsterdam, bij Dirck Eversen Lons. w.b.w. fec., h. 195, br. 72 str. Ned. Volgens deze maat, blijkt het een ander werkje te zijn dan door Le Blanc wordt vermeld.
| |
[Buma, (Johannes)]
BUMA, (Johannes) zoon van Nicolaas Buma, Apotheker, te Leeuwarden, en aldaar geboren, 1694, werd door zijn vader, toen hij de Latijnsche school had verlaten, bestemd, om hem in zijn beroep op te volgen; doch, zijn vader gestorven zijnde, gaf eene familiegeschil aanleiding tot een kostbaar proces, zoodat de Apotheek verkocht werd, en hij zich toelegde op de letteren en de schilderkunst. buma is aldaar, den 28. Julij, 1756, overleden. Zie Van der Aa, Biographisch Woordenboek, in voce. - Zijn schilderwerk komt weinig voor. In de Kunstverzameling van wijlen den Heer H.C. Schelberg, te Leeuwarden, verkocht te Amsterdam, in het Huis met de Hoofden, in 1857, was van hem een bergachtig Landschap; aan de regterzijde, een oud Slot, daar vóór een vervallen brug, die naar de nabijgelegen ruïne geleidt; op den voorgrond, eenig staand en liggend vee; beteekend j. buma ft. - Onder verscheiden dichtstukjes, door hem uitgegeven, is er een, dat echter eerst na zijn dood is verschenen, en getiteld; Boeren-Bruiloft, of Huwelyk van Modderwart en Griet Beerdberg, in 1767, quasi te Knollendam gedrukt. Daarbij komt zijn Portret voor, een spotachtig gelaat, regts, borststuk; r. keyert pinxit, r. jelgerhuis sculpsit, 1767, in 8o. Het vers onder zijn portret - hoe men ook door de Boerenbruiloft, (die blijkbaar niet voor het publiek bestemd, en waarschijnlijk een gelegenheids historietje was, gelijk er zooveel door troost geteekend, en door de dichters van zijn tijd even koddig toegelicht zijn,) ongunstig over hem moge denken, - laat ik hier volgen, en zal daardoor den kwaden dank wegnemen. ‘Hy, die, in veld-gezicht, een geestig schilder was; - Die, met een vluch verstand, beklom den berg Parnas; - Die ons, in naarstigheid, een voorbeeld heeft gegeven; - Die rym en onrym, heeft, tot stichting, voorgeschreven; - En, in zyn Boertig schrift, niet één gebrek verschoont; - Is buma, wiens gelaat zich in dees prent vertoont.’
| |
[Burch, (Gysken? van der)]
BURCH, (Gysken? van der) een beeldhouwer, dien men alleen uit eene regterlijke vervolging leert kennen. In een brief van 10 Maart, 1548, N (ieuwe) S.(tijl) geeft de Schout van Amsterdam zijn signalement op, en zegt, dat hij 45 à 50 jaren oud is; dat hij gebrandmerkt is op de hand te Londen, omdat hij de ‘Luterse Secte’ had omhelsd, en vervolgens naar Holland was geweken, dewijl hij als een valsche munter vervolgd werd. Zie Messager des Sciences hist. etc.; Gand, 1858, bl. 92 - De tweede beschuldiging zal hem, zoo hij gevangen is, voorzeker zijn hals hebben gekost.
| |
[Burgh. (H. van der)]
BURGH. (H. van der) Een staande Man, met een hoed op, en een stok in de
| |
| |
linkerhand, ter zijde te zien, tot de mindere volksklasse behoorende, is, als met zwart krijt, luchtig en fiks geteekend, in fo.; binnen den rand beteekend h. van der burgh. - Ik heb niet kunnen ontdekken, of het eene Prentteekening of eene Lithographie is.
| |
[Burgh, (Jan van der)]
BURGH, (Jan van der) een glasschrijver, die, in het midden der XVI. eeuw, te Utrecht, heeft gebloeid. Hij was gehuwd met Geertruyd Nobel, dochter van jacob nobel. - Zie aldaar.
| |
[Burculo. (N. van)]
BURCULO. (N. van) Het Portret van Hendrik van Zyl, Raadsheer in het Hof van Utrecht, overleden 1627, is door c. passe sc., naar n. van burculo, kl. in 4o. ‘Dit Portret, zeer fraai en delicaat geschilderd, is in het bezit van w.’ - Zie De Navorscher, XII, bl. 122, doch daar wordt alleen n. burculo als de vervaardiger genoemd. - Hier valt niet te denken, dat de letter n. voor een onbekenden doopnaam zou moeten gelden, anders toch zou men j. burkeloo - Zie aldaar. - wel voor een-en-denzelfden persoon kunnen houden.
| |
[Buuren, (C.A. Boll van)]
BUUREN, (C.A. Boll van) een bekwaam Bouwmeester, die, na eenigen tijd mijn onderwijs op de Bouwkundige school, te Utrecht, te hebben genoten, als Opzigter bij stadswerken, en vervolgens als Stads-bouwmeester werd aangesteld. Onder zijn opzigt zijn verscheiden werken, en ook eenige naar zijne ontwerpen volvoerd. - Niet lang heeft de Stad van zijne talenten vrucht getrokken, daar hij reeds den 19. November, 1859, te Utrecht overleed, ruim 41 jaren bereikt hebbende; nalatende eene bedroefde weduwe M. de Groot, en twee kinderen. Hij was Lid van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs.
| |
[Buyster. (Philippus)]
BUYSTER. (Philippus) - Zie op RYSBRACK. (Pieter.)
| |
[Byler (Willem van)]
BYLER (Willem van) een voornaam Stempelsnijder, in dienst der Staten van Holland aan de Munt te Dordrecht werkzaam. Bij Resolutie der Staten Generaal, van 15 Februarij, 1623, werd hem het volgende Octrooi verleend: ‘Is willem van byler, yzersnyder van Hollandt, geaccordeert Octroy, omme voer den tyt van sess jaeren naestcommende, alleene in de Vereenichde Nederlanden te maecken de ysers van't Beleyh van Bergen op ten Zoom, sulcx als hy de afdruksels haere Ho. Mo. heeft vertoont, ende daerop te mogen doen munten, eenige gouden ende silveren triumfpenningen tot eene eeuwige memorie. Verbiedende enz. Op de pene van hondert daelders.’ - Waarschijnlyk zijn de afbeeldingen van dit feit, bij Van Loon, Ned. Hist. Penningen, II, bl. 147, voerkomende met deze stempels geslagen. - De genoemde Stempelsnijder wordt bij herhaling in de Resolutiën der Staten Generaal gevonden. Nog lees ik op 13. Mei, 1623. ‘Gelesen de requeste van wilhem van byler, ysersnyder des Graeffelycxheyts munte van Hollandt, te kennen gevende dat haere Ho. Mo. hem verleent hebbende Octroy van zeeckeren silveren penninck van de zwaere ende treffelyeke belegeringe van Bergen op ten Zoom te snyden, om daerop te mogen munten goude penningen van fyn ducaten gout ende silvere penningen van fyn silver, genaempt Cappel silver, daervan hy haere Ho. Mo. mits desen 'twelck volmaeckt zynde, d' eerste heeft willen dediceren, op hoope dselve daermede te bewegen tot een eerlyck recompens voor zyn zwaere excessive moeyten ende aerbeyt daerin gedaen, ten regarde van het snyden van de stempels ende maecken van de poinchoenen totte selve ysers. Ende soo haere Ho. Mo. eenige van gout ofte silver tot een eeuwige memorie daerop gelieven gemaeckt te hebben, sal tselve dienstelyck genegen zyn te volbrengen. Hierop omvrage gedaen zynde, wert het aennemen van den voers. silveren penning, mette versochte recompense afgeslagen.’
|
|