| |
| |
| |
O.
| |
[Oberman. (Anthony)]
OBERMAN. (Anthony) Deze verdienstlijke kunstenaar, naar waarde bij Immerzeel beschreven, is, den 20. October, 1845, in den ouderdom van 64 jaren, in zijne geboorteplaats, Amsterdam, overleden. - Zijn Portret komt in het bekende Werk van j.e. marcus voor.
| |
[Ochtervelt. (Jan) Zie bij Immerzeel en bij mij op Uchtervelt. (Jacob)]
OCHTERVELT. (Jan) Zie bij Immerzeel en bij mij op UCHTERVELT. (Jacob)
| |
[Oden, (... van der)]
ODEN, (... van der) een kunstgraveur, of welligt een kunstliefhebber, zegt Nagler, die ten tijde van jacob callot leefde. Hij heeft het Portret van dien kunstenaar gegraveerd. - Daar hem geen vaderland wordt gegeven, zoo heb ik hem, naar zijn naam te oordeelen, vooreerst hier eene plaats ingeruimd.
| |
[Odevaere. (...)]
ODEVAERE. (...) Nagler zegt, welligt is deze beestenschilder, te Gent, een zoon van j.d. odevaere, die echter in het Kunstblad van 1837, ottewäre wordt genoemd. Dit is eene misvatting, want het moet zijn august ottevaere. Zie bij Immerzeel en bij mij aldaar.
| |
[Odevaere. (Joseph Dionisius)]
ODEVAERE. (Joseph Dionisius) Bij het uitvoerig Artikel van Immerzeel, voeg ik alleen, dat hij zijn eigen Portret heeft vervaardigd, dijstuk, staande, bezig zijnde, op een steen, als in een spiegel ziende, te teekenen. Op den kant van den steen staat: j. odevaere se ipsum lithographice del. Parisiis, 1816, in gr. fo. - Nog gaat er een Idem uit, door hesse lith. in fo., een Idem door delepierre, idem, in 4o.
| |
[Odry. (....)]
ODRY. (....) Slechts eenmaal is mij de naam van dezen teekenaar, waarschijnlijk, een liefhebber, voorgekomen, en wel in den Catalogus van J.O. Husly, Amsterdam, 1798, op bl. 10. ‘Twee koeijen, staande in een waterplas, meesterlijk met de pen geteekend, en een weinig gecouleurd, door odry.’
| |
[Oestbroec (Claes van)]
OESTBROEC (Claes van) was, in het begin der XVI. eeuw, een kunstenaar te Utrecht, zooals mij uit de volgende autentieke stukken gebleken is: ‘Item by tusschenspreken van Goeyert van Roeyenborch als een overman, Mr. Rombout van Mechelen, ende Mr. Claes Meertensz., loodsmeester in den Dom, als dedingsluyden, zyn van der stadt wegen bestaet aen Mr. claes van oestbroec, de Keizerlycke Wapenen voor der Stadtspoorten ende ooch voer Hasenberch, te weten, dat hy hebben sal van elcke van de voorsz. wapenen tot viven toe, 't stuck 28 Philippus gulden. Item noch Mr. claes gemaect 2 Wapenen op de Vaert, 't stuck 3 Phil. gulden.’ Kameraarsrekening 1529, bij Dodt, Archief, III. deel.
| |
[Oever. (Hendrik Ten)]
OEVER. (Hendrik Ten) De kunstwerken van dezen verdienstlijken meester schijnen de geschiedschrijvers niet voorgekomen te zijn; immers geen spoor van dien naam wordt bij hen gevonden. Dit is echter vreemd, dewijl ik een voornaam kunststuk van hem gezien heb in de Kerkekamer der groote, of St. Michielskerk, te Zwol, en dus niet verholen, want bij de later aan de gemelde kerk gebouwde kerkekamer heeft het eene bestemde plaats verkregen, of liever, het is geschilderd voor de bedoelde plaats. Het stuk stelt voor de Regenten of Kerkmeesters van dien tijd, - waarbij gemeend wordt, dat hij-zelf voorkomt, - die dezen kostbaren aanbouw onder hun bestuur hebben doen volbrengen. Ze zijn gezeten aan eene tafel, vergadering houdende, en daar nevens de koster. Het geheel is uitmuntend geschilderd, klein leven, goed geteekend en schoon van kleur. Het zweemt naar de school van rembrandt, voor wat het effect betreft; doch het geheel doet zich voor als een stuk uit de school van gerard terburg, en wel, wegens de juistheid en zedigheid der voorstelling. Zelfs de handen zijn uitmuntend geschilderd, hetgeen niet zelden een bekwaam en geoefend kunstenaar verraadt. ten oever kon wel, als liefhebber, in de school van terburg zijne
| |
| |
opleiding hebben gehad, doch deze heeft hem niet aan die schilderij kunnen helpen, dewijl hij in 1681 overleden is. Op de schilderij staat, met groote sierlijke letters, hendrik ten oever pinxit, 1690. - Vroeger had ik reeds een uitlokkend berigt hierover in de Kronyk van het Historisch Gezelschap te Utrecht geplaatst, teneinde meer licht in te winnen, doch ik heb geen antwoord bekomen. - Later kwam mij nog voor in den Catalogus van Mr. C. van Citters, van Middelburg, verkocht te Rotterdam, 1811, Nr. 145. ‘Voor een woning ziet men een geslagt Varken op een ladder, voorts eene vrouw, bij zich hebbende drie kinderen, met de blaas spelende, en ander bijwerk. Ongemeen natuurlijk en meesterlijk uitgevoerd, door ten oever; h. 40, br. 36 dm. Rijnl.’
| |
[Oey (Philip Jansz. van)]
OEY (Philip Jansz. van) vond ik, als stempelsnijder, in de volgende autentieke aanteekening vermeld: ‘Item philip jansz. van oey 6 £, wt sake hy in den somer 1549 gesneden heeft, in den yersten, op metale, aen beyden syden, optie eene deser Stadswapen, ende opte ander syde een Hoefyser, dat men in sulcker voege nyet hebben en woude; soe heeft hij noch drie verscheyden andere ysers van metale gesneden, opte een deser Stadswapen ende opte ander syde v.t.; dat tweede, opte een twee letteren, alse v.t., ende opte andere syde v.; noch het derde segel gesneden, opte eene syde v ende opte andere syde t. Ende noch gesneden twee pypysers, opte een twe letteren v.t., ende opte ander syde v., welcke segelen dagelycx gebruyckt worden by de weerdyns totte besegelde lakenen’ etc. Kameraarsrekening, 1549, bij Dodt, Archief, III. deel.
| |
[Offermans. (Anthony Jacobus)]
OFFERMANS. (Anthony Jacobus) Deze hoogst-verdienstlijke Rotterdamsche kunstenaar is reeds door Immerzeel beschreven, en heeft, sedert dat tijdsverloop, steeds zijn gevestigden roem gehandhaafd, zelfs zóó, dat hij op de Wereldtentoonstelling, te Parijs, in 1855, de Nederlandsche kunstschool door zijn talent heeft helpen vertegenwoordigen. Doordrongen van goede bedoelingen, die destijds menigeen tot edelmoedigheid stemden, is ook hij met weldoen niet achter gebleven, waarover ik in de openbare berigten het volgende las: Parijs, Donderdag, 6 December, 1855. ‘Onder de geschenken der Exposanten voor de nagelaten betrekkingen der militairen van het leger in het Oosten, is ook bij Prins Napoleon ontvangen eene kostbare schilderij van den Nederlandschen schilder offermans.’ In die van den 24. Januarij, 1856: ‘Men vermeent, dat het Z.M. den Keizer der Russen behaagd heeft, met welgevallen aan te nemen de schilderij, H.D. aangeboden, door den Heer a.j. offermans, te 's Hage, voorstellende een landschap, waarin een Hollandsch Legerkamp enz., ten voordeele der Russische soldaten, die in de Levant het gezigt verloren hebben of gekwetst zijn; even als zijne schilderij op de Wereldtentoonstelling, te Parijs, door Z.K.H. Prins Napoleon tot hetzelfde doel aangenomen is, en verneemt men, dat de schilderij reeds bij de Russische legatie te 's Hage in ontvangst is genomen.’ - Later vond ik nog een doorslaand huldbewijs, aan zijne kunst toegebragt, namelijk, ‘dat het Kunstverein, te Maagdenburg, twee zijner schilderijen heeft aangekocht,’ in de berigten van Junij, 1858, vermeld. - j. bemme heeft eenige studiën van Runderkoppen, naar zijne teekening, geëtst.
| |
[Offermans. (Johannes)]
OFFERMANS. (Johannes) Immerzeel zegt, ‘dat hij was een landschapschilder, die, in 1646, te Dordrecht, geboren werd, doch, niet in zijn vak kunnende slagen, zijn penseel met de verfkwast verwisselde.’ - Bryan-Stanley voegt er deze merkwaardige waarheid bij: ‘Hij was een voorzigtig man, en het zou eene wijze daad zijn, dat vele dergelijke kunstenaars, van onzen tijd, zijn voorbeeld volgden.’
| |
[Offermans (Josuah)]
OFFERMANS (Josuah) was een kunstgraveur, die, in de XVIII. eeuw, in Holland leefde, zegt Nagler, en portretten heeft gegraveerd. Ik ken geen zijner werken.
| |
| |
| |
[Ogiers. (Bauwin)]
OGIERS. (Bauwin) In de Rekeningen van het O.L.V. Hospitael te Audenaerde, vindt men, op het jaar 1514-15, aangeteekend: ‘Betaelt bauwin ogiers de scrynwerker van een der langhen Spiersche (?) tafelen met zes liven beelden tafereelkens, XL sch. Par.’ - Zie over het berigt dezer Rekeningen op HOEN. (Jacop)
| |
[Oldeland (Hendrik)]
OLDELAND (Hendrik) vond ik bij Heller (L.) en Le Blanc als teekenaar en plaatetser vermeld, die, in het midden der XVII. eeuw, te Gorinchem, werkzaam was. De volgende prenten komen van hem voor, als: De Geeseling van Christus, naar jac. palma, 1636, in 4o. - Een Man, in een leuningstoel gezeten, met zijne beide armen er op leunende; h. oldeland fecit, Gorcum, 1640; h. 6 dm. 8 str., br. 5 dm. 4 str. Par.; in rembrandts manier, zeer zeldzaam. - Jacq. Bunel, door F. le Comte genoemd.
| |
[Olen. (Jan van)]
OLEN. (Jan van) Deze wordt bij de meeste auteurs met jan olis, en jan van alen - Zie op beiden - voor een-en-denzelfden persoon genomen, doch dit is onjuist. J.C. Weyerman meldt, wel deugdelijk, in zijn III. deel, bl. 159, dat jan van olen een Amsterdammer was, ‘voor 't minst heeft hy er gewoond van het jaar 1651 tot op het jaar 1698, toen hy kwam te overlyden. Die konstschilder had het penseel zoodanig tot zyn wil, dat hy allerhande schilderyen kon nabootsen, en inzonderheid de vogelstukken van melchior hondekoeter, die vrywilliger op dien tyd als hedendaags gewilt wierden, welke konstgreep een nagel was aan de doodkist van den kunstschilder melchior enz.’
| |
[Olibol. (...)]
OLIBOL. (...) Vreemd is het, slechts de beschrijving van ééne schilderij van dezen meester aan te treffen, en zulks in den Catalogus van Hoet, II, bl. 249, Nr. 157: ‘Een stuk, zynde 't Admiraal-schip-zeilen op 't Y, voor Amsterdam, wonder uitvoerig door olibol, dat met ƒ63 werd betaald, hetwelk een zeer goede prijs is te noemen, dewijl voor het volgende Nommer, een adriaan v. ostade, Een Boerenbuitenhuis, met vrolijke landlieden, slechts ƒ27 werd besteed, zoodat het onderwerp den prijs, zeker, verhoogd zal hebben. - Naar mijne meening, kan hij wel een liefhebber zijn geweest, die, onder een goed geleide, voor uitspanning de kunst beoefend heeft.
| |
[Olis (Jan)]
OLIS (Jan) is een zeer bekwaam kunstenaar geweest, die omstreeks 1670, of later, bloeide. Ik heb ten opzigte zijner werken vermeld gevonden, dat hij gezelschapstukjes en zeer uitvoerige portretten heeft geschilderd; ook komt er onder voor Eene Pleisterplaats. - Bryan-Stanley zegt, dat hij ook Wild- en Bloemstukken schilderde, alsmede Landschappen, met jagers en honden; doch ik ben van meening, dat die aan jan van alen moeten worden toegekend, - Zie aldaar. - die bij de vreemde schrijvers voor een-en-denzelfden persoon als olis wordt gehouden; hetgeen niet zoo is, dewijl de werken van den laatste op openbare Verkoopingen, bijna aan zijn tijd grenzende, wel deugdelijk in de Catalogussen afzonderlijk bij name staan vermeld. Ik kan tot staving daarvan aanwijzen, dat hij eenige historiële onderwerpen geordonnanceerd en geteekend heeft voor de prenten van de Werken van Jacob Cats, door adriaen matham gesneden, waar duidelijk onder staat j. olis inv., dus op den dag en bij zijn leven beteekend.
| |
[Olivier. (...)]
OLIVIER. (...) In het Gendsche Tijdschrift De Eendragt, van 2 Augustus, 1857, vond ik vermeld: ‘De kunstschilder olivier, laureaet der Academie van Antwerpen, is te Verviers overleden.’
| |
[Oliviers. (Antonius)]
OLIVIERS. (Antonius) Deze schilder komt voor bij het beleg van Haarlem, 1573, beschreven door J. van de Capelle enz., Schoonhoven, bij J.E. van Nooten, 1843, III, bl. 42, Men leest aldaar: ‘Dit is het hoofd van kapitein antonius oliviers, den schilder, die Bergen aan de Franschen verraden heeft,’ - dit zegt
| |
| |
Alva's leger, die zijn hoofd naar Haarlem schiet. - ‘Jammer, dat zoo kloek een borst bij de Diemerschans niet ontkomen is. 'T was eertijds een wel belegen stuk van hem, om Duc d'Alf als teekenaar van Landkaarten en als spion te dienen. Duc d'Alf liet zich fraai van hem bekouten; zonder opspraak of argwaan te baaren, wist hij mooi te reppen en hoog op te geven van een tal van vrienden die hij binnen Bergen had, en dat deze tot verandering niet ongeneigd waren. Zoo gelukte het hem de stad in 's vijands handen te spelen; maar hij heeft er bitter loon voor ontvangen, en wee driemaal wee al degenen, die in Bergen geweest zijn, den Spanjaard in den strik vallen, het zal hen even zoo, of nog erger vergaan.’ Ik moet vertrouwen, dat deze een historische persoon en niet uit de lucht gegrepen is; tevens vermoed ik, dat hij een Nederlander zal zijn, en daarom heb ik hem hier, ter gedachtenis, eene plaats ingeruimd.
| |
[Ollando. (Alberto de) Zie Ouwater. (Albert van)]
OLLANDO. (Alberto de) Zie OUWATER. (Albert van)
| |
[Ollando. (Martino d') Zie Gend. (Marten van)]
OLLANDO. (Martino d') Zie GEND. (Marten van)
| |
[Oltmans. (Alexander)]
OLTMANS. (Alexander) Deze ijverige en voor den bloei der beeldende kunsten werkzame kunstenaar, is reeds door Immerzeel vermeld. Ik moet, als vervolg, daarbij voegen, dat de beeldende kunsten een smartlijk verlies hebben ondergaan, daar ik las, dat hij den 10. April, 1853, in den ouderdom van ruim 39 jaren, te Amsterdam, is overleden. Hij was één der voornaamste medewerkers tot daarstelling der door de Maatschappij Arti et Amicitiae opgerigte Vereeniging tot Bevordering der Beeldende kunsten, die door zijn ijver en onvermoeide pogingen tot eene aanzienlijke hoogte gestegen is, zoodat ook deze Vereeniging, waarvan hij de bestendige Secretaris was, zijn verlies diep zal betreuren. - Zijne Afbeelding, door n. pieneman geschilderd, is door de keurige burin van w.f. wehmeyer gegraveerd, die door zijn aantal vrienden en betrekkingen, als een aandenken, na zijn verscheiden in het licht verschenen, gaarne werd ontvangen.
| |
[Omaers. (Jan van st.)]
OMAERS. (Jan van st.) Ik vond vermeld, dat Heer Jan van Blois, in den jare 1361, verlof bekwam, om op den burg te Schoonhoven, in de kapel, mis te mogen doen, welk verlof hem door Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, werd toegestaan, om misse op den hws te Sconh. te mogen laten doen. Tot inrigting van, en de gebruiklijke versieringen aan die kapel, kwam jan van st. omaers, schilder te Utrecht, om haar te beschilderen. Dit schilderwerk moet nog al van belang en uitvoerig geweest zijn, daar de schilder en zijne helpers er omtrent een half jaar aan bezig waren. Ziehier het afschrift der oorspronklijke rekening: ‘Meyster janne van st. omaers van myns Jonchen capelle op den huse t' Scoenh. te malen, daer hi omtrent 1 half jaer overwrochte, op myns Jonchen cost, bi tiden hem 3den, bi tiden hem 4den, ende ten minsten hem anderen, 58 £,’ - en verder: ‘wierd ghemaect bi Janne den scrienmaker t' Scoenh. een outaer tafel, 28 groot; item coste die selve te maken (een schrijffout, moet zijn malen) bi meyster janne voerscr. (van sint omaers) op syn selfs cost, 13 £ 18 gr.; item coste 3 ellen linne lakens te verwen, die voir die tafel gehangen worden, 4 Schell.’ Zie C.J. de Lange van Wyngaerden, Geschiedenis der Heeren en Beschrijving der Stad van Gouda, enz.; Amsterdam en den Haag, 1813, in 8o., I, bl. 710 en 716.
| |
[Omme, (H. van)]
OMME, (H. van) een onvermeld kunstenaar, betreklijk wien ik niet anders kan berigten, dan dat hij, waarschijnlijk, te Oudewater te huis behoorde. Immers, in het Weeshuis aldaar hangt, in eene zeer ruime zaal, eene groote schilderij, voorstellende Een Gastmaal, waarop de binnenvader en moeder, met de weeskinderen, te dien tijde, zijn uitgeschilderd geworden, vergezeld van het volgende versje: ‘De weesen deser stad in haere jonge jaren, - Ontbloot van ouders gunst, opvoeding en bewaeren, - Genieten in dit huys lyfs- en ziels-onderhout, - Dies
| |
| |
sijn sy schuldig, God te danken menigfout.’ - Op de schilderij staat h. van omme pinx. 1651. Zij is van middelmatige verdienste, zoo als bij veel van die gelegenheids-voorstellingen het geval is; echter verdient de kunstenaar voor de vergetelheid te worden bewaard, en daarom heb ik hem hier opgenomen, en beken, toen ik het stuk aldaar, in 1843, heb gezien, dat dit niet een der minste van dergelijke voorstellingen was, welke ik wel elders heb aangetroffen. In de Beschryving van Oudewater, door G.R. van Kinschot, wordt gewag van dit stuk en van den maker gemaakt.
| |
[Ommeganck. (Maria Jacoba) Zie bij mij op Myin. (Maria Jacoba)]
OMMEGANCK. (Maria Jacoba) Zie bij mij op MYIN. (Maria Jacoba)
| |
[Ommeganck (Balthazar Paul)]
OMMEGANCK (Balthazar Paul) is reeds, naar waarde, door Immerzeel vermeld. Ik moet er hier de opmerking bijvoegen, dat, daar hij tot de school der vorige eeuw behoort, zijne goede kunst, in vergelijking met die van veel andere kunstenaars van dien tijd, eene blijvende waarde bezit, hetgeen mij gebleken is uit de Verkooping der Kunstnalatenschap van den Heer De Coninck, te Gent, in 1856, waar eene kapitale schilderij van b.p. ommeganck met 14,000 frcs. werd betaald. - Er gaat een fraai portret van hem uit, in een bonten pels gekleed, dat hem veel jonger voorstelt, dan dat van j.j. eeckhout, door grevedon gelithographiëerd voor de Galerie des Peintres, par Chabert et Franquinet; Paris, 1822. - Ter nagedachtenis, en om 's mans roem te huldigen heeft de vermaarde beeldhouwer p.j. de cuyper, in 1856, een monument vervaardigd, voorstellende Een blatend Schaap op eene Tombe, bestemd voor het Museum, te Antwerpen.
| |
[Onghena. (Charles)]
ONGHENA. (Charles) Deze hoogst-verdienstlijke kunstgraveur is insgelijks naar waarde door Immerzeel vermeld; ik moet echter hier eene fout, door hem begaan, te regt wijzen, namelijk, dat hij onder zijne werken vermeldt ‘de prent, voorstellende de Jagt van Ursula.’ Dit is fout, doordien hij het Fransche woord Chaste, zoo als in den door hem overgenomen tekst staat, door Jagt, in plaats van met kuische vertaalde, en dus een feit in de bekende geschiedenis van St. Ursula doet ontstaan, dat daarin niet is te vinden.
| |
[Onghers, (Jacobus, of Jan)]
ONGHERS, (Jacobus, of Jan) een geboren Nederlander, zegt Nagler, die zich, in den bloei zijner jaren, in 1691, te Praag vestigde, en in zijn langen levensloop vele schilderstukken vervaardigd heeft. Het zijn historiële en bouwkundige onderwerpen, rijk gedacht, en die hem als een goed teekenaar doen kennen, doch in kleur daarmeê niet in verhouding staan, want zijn koloriet is rosachtig. - In 1714, werd hij Overman van de Schildersbroederschap aldaar, en stierf er in 1730, oud 79 jaren. - Eene geëtste Vrouwenbuste, ter zijde regts gewend, in ovaal, met zijn monogram en het jaar 1778, wordt aan hem toegeschreven. - Dit is in strijd met zijn sterfjaar, en dus eene fout, of werk van een ander, zoo als Brulliot, die hem jacobus noemt, ook gelooft.
| |
[Onkruit (Theodoor)]
ONKRUIT (Theodoor) is ter loops en onbepaald bij Immerzeel opgenomen. Ik kan hier doen volgen, wat Pieter Teriwesten, Ms., over hem berigt. ‘Hy was geboortig van Zwolle, en een zeer bekwaam schilder van portretten en landschappen in miniatuur, die, en te 's Hage en te Amsterdam, waar hy zich ophield, zeer waren gewild. Ook is hy een geruimen tyd op de Porcelyn-fabriek van wyle den Heer Grave van Gronsveld, te Muyden, werkzaam geweest. Hy heeft ook zyn penseel geleend aan het fraai beschilderen van waayers, dat in die dagen zeer werd gezocht, doch is om het jaar 1766 van 's Hage naar elders vertrokken, en, onbekend, wanneer en waar overleden.’ - De genoemde auteur duidt het Van Gool zeer euvel, dat hij de verdienste van dozen meester niet heeft vermeld. - Nog heb ik gevonden, dat hij ook Teekeningen voor Boekwerken heeft gemaakt.
| |
| |
| |
[Onstein (G.)]
ONSTEIN (G.) wordt als teekenaar vermeld onder de voorname Nederlandsche meesters, in den Catalogus van Louis Metayer, Amsterdam, 1799, bl. 15: ‘Een Land- en Watergezigt, waarby eenige boerenwoningen, fraai met de pen gearceerd, door g. onstein, 1651.’
| |
[Oolen, of Olen. (Adriaan van)]
OOLEN, of OLEN. (Adriaan van) De naam van adriaan van oolen staat duidelijk - zoo als ik gezien heb - op eene groote schilderij, waarop Vechtende hanen en ander gevogelte zijn voorgesteld. Zij was fiks en meesterlijk behandeld en vast van kleur. Het komt mij voor, dat dit hetzelfde stuk kan zijn, hetgeen, in 1753, te 's Gravenhage, op de konstschilders Confreriekamer onder Nr. 27 van den Catalogus, voor ƒ39 werd verkocht, en waarin het op den naam van a. van olen vermeld staat. - Er komen weinig werken van hem voor, en hij heeft, waarschijnlijk, de kunst voor uitspanning beoefend, waardoor hij niet in de levensberigten is ongenomen. - Of hij een broeder, of bloedverwant was van jan van olen, - Zie aldaar. - die door Weyerman, III, bl. 159, staat geboekt, kan ik niet beslissen, maar dit zal wel het geval wezen, te meer, daar jan hetzelfde vak, met veel voordeel, beoefend heeft.
| |
[Oort. (Adam van) Zie bij Immerzeel en bij mij op Noort. (Adam van)]
OORT. (Adam van) Zie bij Immerzeel en bij mij op NOORT. (Adam van)
| |
[Oort (Hendrik van)]
OORT (Hendrik van) is reeds bij Immerzeel geboekt; ik voeg er hierbij, dat hij den 17. Februarij, 1847, te Utrecht, is overleden. - Deze ijverige man was mij wel bekend, en kon met het schilderen van kleine landschappen, met stoffagie, of buurtgezigten, geen genoegzaam bestaan vinden, zoodat ik hem, jaren lang, met zijn pieter, - Zie aldaar. - heb bezig gehouden met het schilderen van Decoratiën voor den Schouwburg, te Utrecht, welke ik, van af den bouw van dezen Schouwburg, in 1820 tot 1840, in het klein vervaardigde, en onder mijne leiding in het groot heb doen uitvoeren, zonder eenig gewin en alleen uit liefhebberij, in het belang van den eigenaar C. van Leeuwen. - Na dien tijd is hem, door voorspraak, de betrekking van teekenaar aan 's Rijks-Veeartsenijschool geschonken, welke hij tot aan zijn dood waargenomen heeft.
| |
[Oort. (Lambert van) Zie bij Immerzeel en bij mij op Noort. (Lambertus van)]
OORT. (Lambert van) Zie bij Immerzeel en bij mij op Noort. (Lambertus van)
| |
[Oort (Pieter van)]
OORT (Pieter van) staat reeds bij Immerzeel geboekt, doch waar ik nog bijvoeg, dat er, natuurlijk, weinig van zijn kunstwerk voorkomt; alleen wil ik hier een voornaam onderwerp, door hem zeer fraai, op eene groote schaal, met kleuren geteekend, vermelden, namelijk, Eene Afbeelding van den voorgevel van het oude Stadhuis, te Utrecht, in 1824 gesloopt, die aldaar in het Archief bewaard wordt. Die teekening heb ik destijds, op last van den Burgemeester, daartoe door mij aangespoord, en onder mijn toezigt door van oort laten vervaardigen, waarvoor hem ƒ100 betaald werd. - Hij heeft ook met olieverw geschilderd. - Bij wijle den kunstliefhebber en teekenaar w.a. haanebrink berustte eene schilderij, vol gevoel en met kennis van zaken vervaardigd, zijnde Een gezigt in den Trans van den Dom, aan den kant van het Auditorium, gestoffeerd met een rustend vrouwtje en een wandelend heer. De perspectief is goed waargenomen, natuurlijk van kleur en zeer helder geschilderd. - Ik bezit eene teekening, in kleuren door hem, voorstellende Een gezigt in gemelden Trans. - Gedurende zijne reizen mot de Natuurkundige Commissie van 's Rijks wegen in de binnenlanden onzer Indische bezittingen, heb ik, van tijd tot tijd, dienaangaande brieven van hem ontvangen, getuigende van zijnen ijver en van zijne beantwoording aan zijne roeping, als kunstenaar.
| |
[Oortman, (J.G.)]
OORTMAN, (J.G.) een zeer bekwaam houtgraveur, die, waarschijnlijk, omstreeks het begin der XIX. eeuw bloeide. Ik bezit van zijn werk, met dien naam beteekend; doch, of nu de bekende graveur jan dezelfde persoon is en j.g.
| |
| |
heette, die op verschillende wijzen zijn werk beteekende, - dat wel waarschijnlijk is, - mag ik evenwel voor alsnog niet beslissen. - De Titelprent voor het Werk, Volledige Beschryving van alle Konsten en Ambachten enz. Dordrecht, 1796, in 8o. 13de Stuk, De Graveur, is alleen mot oortman beteekend.
| |
[Oortman. (Joachim Jan)]
OORTMAN. (Joachim Jan) Deze hoogst-verdienstlijke kunstgraveur is reeds bij Immerzeel geboekt, en ik voeg er hier eenige zijner werken bij, welke hij te Parijs vervaardigd heeft, als, op de Tentoonstelling aldaar, in 1812: Champ de bataille d'Eylau, d'après m. gros, - L'empereur Napoléon honorant le courage, d'après m. debret. - Un Concert, d'après valentin. - Un Guerrier, d'après rembrandt. - In 1814, Les soldats du 76e Régiment de Ligne, retrouvant leur drapeau dans l'arsenal d'Inspruck, d'après meynier. - In 1817, Deux sujets de la Lusiade du Camoëns. - Portrait d'un Général. Zie Dictionnaire des Artistes etc. par Ch. Gabet, Paris, 1831, in 8o. - Bij Nagler vindt men dezelfde en verder tot 33 stuks, waaronder velen naar rembrandt, b. van der helst, f. hals, g. dou enz. vermeld.
| |
[Oortwyn. (H.)]
OORTWYN. (H.) Alleen is mij van dezen kunstenaar voorgekomen de beschrijving van eenige schilderijen in den Catalogus eener Kunstverkooping in het Huis met de Hoofden, te Amsterdam, in 1818 gehouden, onder Nr. 49: Een tafel, waarop eenige Vruchten, natuurlijk op paneel, en nog Drie stuks idem, die volgen. Het is, waarschijnlijk, werk van een weinig bekend liefhebber.
| |
[Oost, (Jacob van)]
OOST, (Jacob van) de Oude en de Jonge. Het Portret van den eersten komt voor in de Galerie des Peintres, par Chabert etc.; Paris, 1822, door hesse litho. in fo., en dat van den tweede vindt men bij Descamps, door fouquet. - Bijvoegsel op Immerzeel.
| |
[Oosten, (J. van)]
OOSTEN, (J. van) een weinig bekend kunstenaar, die kleine landschapjes schilderde in den stijl van jan breughel. Ze zijn aangenaam en geestig gepenseeld, en het gebeurt dikwijls, dat ze op openbare verkoopingen voor breughel's worden geveild.
| |
[Oosterbeek. (G.)]
OOSTERBEEK. (G.) Van dezen kunstenaar bezit ik een standbeeld, voorstellende de Christelijke Godsdienst, in gr. fo., door hem gesneden naar de teekening van françois, doch van middelmatige verdienste. Het schijnt mij toe, in het begin dezer eeuw vervaardigd te zijn.
| |
[Oosterhoudt, (D. van)]
OOSTERHOUDT, (D. van) een landschapschilder van Amsterdam, of van 's Gravenhage, wiens werken, met vee enz. gestoffeerd, op de Tentoonstellingen aldaar, in 1823 en 1827, grooten bijval vonden, en opgang maakten, zoodat ze in vele Kunstverzamelingen voorkomen, als verscheiden te Cassel, waar hij omstreeks 1837 woonde, zegt Nagler, die hem nog eens als d. van osterhout opvoert, en, in 1805, te Tiel, doet geboren worden. - Zijne schilderijen zijn niet allen even gelijk in waarheid en harmonie, en hebben eene violet-kleur, als hoofdtoon. - Of hij nog in leven is, weet ik niet. - Meer dan waarschijnlijk, is hij aan dirk van oosterhoudt dz., bij Immerzeel vermeld, verwant.
| |
[Oosterwyck (Maria van)]
OOSTERWYCK (Maria van) is reeds bij Immerzeel vermeld. Van hare werken wordt in de berigten weinig melding gemaakt, waar zich die thans bevinden. Ik voeg er daarom bij, dat in de Keizerlijke Galerij, te Weenen, een stuk van haar aanwezig is, zijnde Een Bouquet, zaamgesteld uit verschillende soort van bloemen, onder welke men voornamelijk een zonnebloem moet bewonderen; deze bouquet is in een porceleinen pot geplaatst, die op eene tafel staat. Op het stuk leest men: maria v. oosterwyck f., op doek; h. 3 vt. 1 dm., br. 2 vt. 6 dm. - In de Koninklijke Galerij, te Berlijn, zag ik twee stukken van haar, Bloemen in een glazen vaas, en, Een Meloen, verscheiden trossen druiven enz. op eene marmeren tafel geplaatst, waarachter een gordijn, alles schoon van kleur en met zorg bewerkt.
| |
| |
| |
[Oostfries (Katharina)]
OOSTFRIES (Katharina) is bij Immerzeel vermeld, doch deze heeft niets van den aard harer werkzaamheden gezegd. - Op eene Kunstverkooping, te Utrecht, in Junij, 1846, nagelaten door wijlen den Kunstbeoefenaar Baron van heeckeren van Brandsenburg, waradijn aan 's Rijks-munt, waren twee stuks teekeningen met O.I. inkt, Zeegezigten met Schepen voorstellende, zeer fraai en uitvoerig behandeld, in zwarte lijsten, achter glas. Meer is mij van hare werken niet voorgekomen.
| |
[Oosthoorn (Abraham)]
OOSTHOORN (Abraham) ‘was een Hagenaar van geboorte, en een discipel van theodoor van der schuur, in wiens manier hy ook historiën schilderde; echter geen grooten opgang daarmede makende, begaf hy zich aan 't schilderen van portretten, maar vervolgens naar elders vertrokken zynde, zoo is het onzeker, waar dezelve is gebleven en wanneer overleden.’ Uit Pieter Terwesten, Ms., die zijn bloeitijd stelt op het jaar 1688, wanneer hij hem als lid der Haagsche Confrerie-kamer van Pictura opvoert.
| |
[Oostrum, of Oostrom, (G. van)]
OOSTRUM, of OOSTROM, (G. van) een bekwaam landschapschilder, in de levensberigten niet opgenomen, en wiens werk weinig voorkomt. Onder de nagelaten kunst van den bekwamen portretschilder philip van dyk, verkocht te 's Gravenhage, 26 November, 1763, was, onder Nr. 92 en 93 van den Catalogus, het volgende: ‘Een schoon Landschap, met een waterval, beelden en beesten, zeer uitvoerig door van oostrom; h. 2 vt. 8 dm., br. 3 vt 2½ dm., ƒ27. - Een dito Landschap met een waterval, door denzelven; h. 2 vt. 7 dm., br. 2 vt.,’ ƒ22, welke prijzen voor dien tijd als voor goede kunst betaald, moeten worden beschouwd, dewijl er gelijktijdig voor een Idem, door pynacker ƒ25, een Idem door de heus ƒ28, en voor een Groenmarkt van g. berkheyden ƒ30 werd betaald. - Eene gravure naar een zijner teekeningen, door s. fokke vervaardigd, voorstellende Een gezigt op de stad Heusden, door hem in 1740 van de water-zijde genomen, vindt men gevoegd in de Beschryving der Stad Heusden enz, door J. van Oudenhoven, Amsterdam, 1743, in 4o., bl. 46. - Ook gaat er eene prent uit, het Kasteel Herpt, door hem del., en door p. yver, in 1743, gesneden.
| |
[Oostzaan. (Jacob Cornelisz. van) Zie bij mij op Cornelissen, of Cornelisz. (Jacob)]
OOSTZAAN. (Jacob Cornelisz. van) Zie bij mij op CORNELISSEN, of CORNELISZ. (Jacob)
| |
[Ophemert. (G.)]
OPHEMERT. (G.) Van dezen kunstenaar, dien ik nergens vermeld vond, heb ik gezien Een Vanitas, die, over het geheel genomen, vrij wel was geschilderd en goede verdienste had. Naar hetgeen door mij uit het een en ander werd afgeleid, kon dit het werk van een kunstliefhebber zijn, die in het midden der XVII. eeuw bloeide.
| |
[Oploo (P. van)]
OPLOO (P. van) was een middelmatig graveur van Boekprenten, waaronder er ook voorkomen, welke hij-zelf heeft geteekend en geordonnanceerd, en die een weinig vóór, of in het begin der XVIII. eeuw bloeide. Zijne manier helt over naar die van decker, doch is veel minder in verdienste, gelijk eene prent, Een Ambassade bij den Grooten Heer voorstellende, en in mijn bezit, klaar bewijst. Nergens zijn mij eenige berigten van hem voorgekomen.
| |
[Oppen. (N. van)]
OPPEN. (N. van) Nagler noemt hem een thans (1841) levend Nederlandsch kunstenaar, die portretten, historiën en huislijke tafereelen schildert.
| |
[Opstal. (Anthonius van)]
OPSTAL. (Anthonius van) bruxellensis pictor iconum, staat op de gravure, voorstellende zijn portret, door anthonie van dyck geschilderd, dat, volgens Bryan-Stanley, door nicolaas de helt stokade in het koper is gebragt. - Zie bij hem aldaar opstoccade. - Dat van opstal onder de kunstbroeders van dien tijd behoort, zonder twijfel, doch tot heden is mij niets verder aangaande zijne leven en zijne kunstwerken vooorgekomen. Of er nu onder de historiële of
| |
| |
andere werken, die in menigte op dien naam in de bekende Catalogussen van Gerard Hoet, den Jonge, en Pieter Terwesten voorkomen, van dezen anthonius zijn, valt wel te vermoeden, te meer, daar de laatstgenoemde auteur, in zijn Register, alleen den voornaam michiel opgeeft, die nog veel minder is bekend dan anthonius, van wien, ten minste, het bovenvermelde portret bestaat, weshalve dit alles wel op eene vergissing van Terwesten kan neêrkomen; terwijl, daarentegen, Hoet nergens een vóórnaam opgeeft, altijd in de vooronderstelling, dat het overbekend is, welke van opstal wordt bedoeld; doch daardoor evenwel geraken de werken van caspar jacobus van opstal, den Oude en den Jonge, die er, zeker, onder voorkomen, en weêr van anthonius niet kunnen zijn, door elkaêr verward. - Zijn Portret, zegt Weigel, Kunstlager-Catalog, 27 Abtheilung, Nr. 2179, is door a. van dyck pinx., en door n. de helt stokade sc., hoewel op mijn exemplaar geen naam van graveur staat vermeld.
| |
[Opstal, (Caspar Jacob van)]
OPSTAL, (Caspar Jacob van) de Oude, is bepaald een ander, en de vader van den meer bekenden van dien naam, die door de benaming van den Jonge wordt aangeduid. Men vindt in het Register van 't St. Lucasgild, te Antwerpen, aangeteekend: ‘gaspard jaques van opstal, als leerling van simon de vos, in 1632-1633.’ - Welligt is het deze, die landschappen, stadsgezigten, ook bij wintertijd voorgesteld, schilderde.
| |
[Opstal, (Caspar Jacobus van)]
OPSTAL, (Caspar Jacobus van) de Jonge, staat bij Immerzeel vermeld, als, in 1660, te Antwerpen, geboren, en aldaar, in 1714, overleden. Dit moet zijn 1654 en 1717. - De Oude van dien naam was zijn vader, en Jeanne Robatto zijne moeder; hij is den 2. Julij, 1654, in de Sint-Joris-kerk, te Antwerpen, gedoopt. Vermoedelijk heeft hij het onderwijs van zijn vader gehad, want in 1676 werd hij in het St. Lucas-gild, te Antwerpen, ontvangen, als Meesterszone. - In 1681, trad hij in den echt met Anna Maria Hofmans, bij wie hij geen kinderen verwekte. - van opstal werd in 1698 op 1699 tot Deken van gemeld Gild benoemd, en men vindt aldaar aangeteekend, dat hij reeds den 16. Mei, 1699, die benoeming voor ƒ300 afkocht, en door bovendien het Portret van den overman Jan Carel van Hove, - hetgeen thans in het Museum, aldaar, is te zien - van dat Gild, benevens van den Olijftak, om niet te schilderen. Verder zou hij de Dekens feestlijk onthalen. Door deze overeenkomst ging hij van-zelf over tot de oude Dekens, die deel uitmaakten van het Bestuur van dat Gild. - De opeenstapeling van besteld werk heeft hem, zeker, van dien lastpost, als regerend Deken, doen afzien, want men vindt aangeteekend, dat hij, om aan alle bestellingen te voldoen, door zijne beste leerlingen, als jacques de roore, jacques van hal, karel en frans breydel, de stukken deed beginnen, welk werk hij daarna retoucheerde, en zóó aan de liefhebbers, als zijn werk afleverde. Zie Jaerboek der Gilde van St. Lucas enz., door J.B. van der Straelen, Antwerpen, 1855, in 8o., bl. 162, en, Catalogue du Musée d'Anvers, 1857. - Onder zijne leerlingen vond ik ook philippus latombe, op het jaar 1696, in St. Lucasgild ingeschreven. - Over zijne kopij naar de beroemde Afneming van het kruis, door rubens, vind ik, dat ze in 1853 in het bezit was van den Hertog Alexander, broeder van Koning Frederik I. van Wurtemberg, die haar, na de Fransche overheersching, in 1815, voor eene aanzienlijke som, te Parijs, aankocht, om er zijne Kunstgalerij in Duitschland en Rusland, waar zij op 17000 roebels werd geschat, meê te versieren. Deze schilderij werd, in 1853, te Neurenberg openbaar ten verkoop aangekondigd. Zie Beiblatt zu dem deutschen Kunstblatt, Nr. 6, 1853, S. 203.
| |
[Opstal. (Gerard van)]
OPSTAL. (Gerard van) Bij dit artikel van Immerzeel heb ik niets te voegen, dan eene bijzonderheid, die, hoewel uit een bron ontleend, die weinig vertrouwen
| |
| |
inboezemt, mij echter is voorgekomen, bij opstal's levensberigt te behooren, totdat de tijd de waarheid of het romantische er van zal hebben ontdekt. Ik lees, namelijk, In het befaamde Werk van Eugène Sue, De Calvinisten in de Cevennes enz.; Utrecht, 1845, in 8o., op blz. 245 van het I. deel, het volgende: ‘In eene der zalen van het hôtel (te Montpellier), zag men een prachtig portret van den eersten voorzitter Guillaume de Lamoignon, door philippe van champagne geschilderd. De Baville ontving dit stuk van de schilder-academie, als dankbetuiging voor zijne verdiensten in de beruchte zaak, welke hij in zijne jeugd gewonnen had, pleitende ten voordeele van gerald van opstal, lid dezer geleerde vereeniging.’ - Verder moet ik hier nog aanwijzen, waar zijn beroemdste stuk, beeldhouwerk in ivoor, wordt bewaard, namelijk, Abrahams Offerande; dit berust in het Paleis-Rondi, te Brescia. Zie Rhomberg, Conversations-Lexicon, u.s.w., III. S. 408.
| |
[Opstal. (Michiel van) Zie Opstal. (Anthonius van)]
OPSTAL. (Michiel van) Zie OPSTAL. (Anthonius van)
| |
[Opzoomer. (Simon)]
OPZOOMER. (Simon) Deze verdienstlijke kunstenaar heeft, sedert Immerzeel zijn leven naar waarde beschreef, zijne kunststudie zoodanig met ijver voortgezet, dat hij de aandacht en hooge onderscheiding van Z.M. koning Willem III. mogt ondervinden, die hem, in 1853, tot Ridder der Orde van de Eikenkroon heeft benoemd.
| |
[Ora, (Willem van)]
ORA, (Willem van) een uitstekend bouwkundige, die, in de tweede helft der XIV. eeuw, te Utrecht, bloeide. Hij heeft uitgevonden, om door een derde sluis, uitstekende in de Lek, bij Vreeswijk aan de Vaart, de buiten- of hoogendijkssluis, te beschutten. Hiervoor heeft hij de Plans en teekeningen aan den Magistraat voorgelegd, die besloot, deze buiten- of derde sluis te doen maken, hetgeen door hem Ao. 1373 bewerkstelligd is. Buchelius, in zijne Aanteekeningen op Heda, hiervan melding makende, zegt: ‘insignis Architectus,’ willem van ora, zoon van Zweeder Waveren. Zie aldaar op blz. 259, Noot f.
| |
[Oranje (Anna, Princes van)]
ORANJE (Anna, Princes van) en Nassau, dochter van George II, Koning van Groot-Brittanje, geboren 2 November, 1709, huwde, te Londen, met Z.D.H. Willem IV, Prins van Oranje en Nassau. Deze achtenswaardige Vorstin beoefende de kunst, en schilderde zelfs in olieverw; ook herinneren wij ons, - zeggen Van Eynden en Van der Willigen - keurig fraaije borduurwerken van die Princes gezien te hebben, bestaande voornamelijk in bloemen; men zag die eertijds op het kasteel te Breda, en in het vorstlijk lusthuis Honsholredijk. - Zij is te 's Gravenhage, den 12. Januarij, 1759 overleden, en den 23. Februarij, daaraanvolgende, in den vorstlijken grafkelder, te Delft, bij Hoogstderzelver gemaal bijgezet.
| |
[Oranje (Frederika Louisa Wilhelmina Princes van)]
ORANJE (Frederika Louisa Wilhelmina Princes van) en Nassau, geboren Princes van Pruissen, gemalin van Z.M. Willem I., Koning der Nederlanden enz. Deze algemeen hooggeachte en beminde Vorstin heeft, op zeer verdienstlijke wijze, de schilderkunst beoefend. In de vertrekken van H.M. zag men, in der tijd, verscheiden kloek geschilderde, wèlgelijkende Portretten en andere stukken, door H.M. zelve met olieverw geschilderd, zoo als Van Eynden en Van der Willigen reeds hebben vermeld. - Op den 12. October, 1837, is zij, tot diepe droefheid van Nederland, in den ouderdom van bijna 63 jaren, overleden, en 14 dagen daarna, van 's Hage naar de vorstlijke grafplaats, te Delft, plegtstatig vervoerd.
| |
[Oranje (Frederika Sophia Wilhelmina, Princes van)]
ORANJE (Frederika Sophia Wilhelmina, Princes van) en Nassau, nicht van den Grooten Frederik II., Koning van Pruissen, geboren 7 Augustus, 1751, huwde in 1767 met Z.D.H. Willem V. Prins van Oranje en Nassau. - Zij heeft met goed gevolg de kunst beoefend, in olieverw en camayeu - in 't graauw, - en
| |
| |
fraaije teekeningen met krijt en sepia vervaardigd. - Op de Tentoonstellingen te Berlijn, in 1810 en 1812, zag men verscheiden stukken van haar schilder- en teekenwerk, als: haar eigen Portret; - dat van Jonkvrouw van der Golz; - dat van de Gravin Tolstoi, naar Bury; - een hoofd van Juno; - twee Medusa-hoofden; - twee Achilles-hoofden; - Antonius, naar de gebeeldhouwde Relief van de Villa-Albani, in 't graauw geschilderd; - de Busten van Bacchus en Ariadne, op gelijke wijze; - de Buste van Jupiter, krijtteekening; - en, twee Portretten, in olieverw. - Deze kunstlievende Princes was ook Eere-lid der Academie van Beeldende Kunsten, te Berlijn. - In 1813, met haar vorstlijk geslacht, naar Holland gekomen, heeft zij hare overige levensdagen op het Paviljoen-Welgelegen, bij Haarlem, doorgebragt. en is aldaar den 9. Junij, 1820, overleden.
| |
[Oranje (Frederika Wilhelmina Louisa, Princes van)]
ORANJE (Frederika Wilhelmina Louisa, Princes van) en Nassau, dochter van Prins Willem V, geboren 28 November, 1770, gemalin van Karel George August, Erfprins van Brunswijk-Wolfenbuttel. - Deze algemeen beminde Princes heeft mede de kunst beoefend, en waren op het Koninklijk Paleis, te 's Gravenhage, ten tijde van Z.M. Koning Willem I, verscheiden harer fraaije teekeningen en borduurwerken te zien. - Zij overleed, algemeen betreurd, op het Paviljoen-Welgelegen, bij Haarlem, den 15. October, 1819.
| |
[Oranje (Willem V., Prins van)]
ORANJE (Willem V., Prins van) en Nassau, Erfstadhouder der Vereenigde Nederlanden, geboren te 's Gravenhage, 8 Maart, 1748, en overleden te Brunswijk, den 9 April, 1806. - Hij beoefende de teekenkunst, doch het is weinig bekend, dat hij ook de graveerkunst heeft beproefd, zoo als mij gebleken is uit de vinding der graveerwijze van ploos van amstel, - om prentteekeningen te drukken - hetgeen algemeen opzien baarde, en in welk geheim de Prins ook wilde deelen, hetwelk hij, metderdaad, bewezen heeft. Ik heb een zoodanig zeer goed bewerkt prentje voor mij liggen, voorstellende Een zittend vrouwtje, met een kap op bezig zijnde, een appel te schillen, even met rood krijt omgetrokken, en luchtig met schaduwen bewerkt, boven in de prent met rood krijt geteekend - doch rugwaarts - w.p. d'orange del. et fec. den 13. Maart, 1773; h. 139, br. 90 str. Ned. Dit prentje is in het bezit geweest van genoemden ploos, die er eigenhandig achterop heeft geschreven: ‘Door Zijne Doorl. Hoogheid Wm, de Vde Prins van Orange, volgens de uitvinding van cornelis ploos van amstel j.c. aan Zijne Hoogheid dadelijk vertoont in presentie van den Grave van Rhoon en Professor A. Vainaud (dit niet duidelijk), en beteekend c. ploos v. amstel.’ Dit uiterst zeldzaam prentje is in het bezit van den Heer J. Ph. van der Kellen, te Utrecht. - Nog een Idem, Een zittend Boertje, naar a. van ostade. - Verder vond ik nog aangeteekend: ‘Ao. 1766, den 15. October, zijne Doorlugtigste Hoogheid den Heere Willem de Vijfde, Prins van Orange en Nassau, Erfstadhouder etc. etc. etc. zich gunstig als Opper-protector en Deken der Kunst-Confreriekamer en Teeken-Academie gedeclareert hebbende, zoo is Hooggemelde Vorst, vervolgens, op dato voorschreven, ter zelve Kamer plechtstatig gerecipieert en geinstalleerd geworden.’ Uit het Register der gemelde Kamer, Ms. van Pieter Terwesten, Secretaris.
| |
[Ordonie, (E.V.)]
ORDONIE, (E.V.) een onvermeld kunstgraveur, die, omstreeks het jaar 1677, in Vlaanderen, bloeide. Hij heeft veel voor Prachtwerken gearbeid, en is daarin vrij wèl geslaagd, zooals voor het meermalen genoemde Werk van Le Roy. Zie op ERLINGER. (F.)
| |
[Orley, (Bernard van)]
ORLEY, (Bernard van) ook wel barend, of bernard van brussel genaamd. - Zie aldaar, bij Immerzeel. - Ik voeg er het volgende, als tot zijn levensberigt behoorende, bij. Aangaande het jaar zijner geboorte bestaat veel verschil:
| |
| |
Van Mander verklaart, geene berigten dienaangaande te hebben gevonden; Vasari zegt alleen, dat hij in 1535 bloeide. Sandrart geeft ook niets bepaalds. Latere auteurs, zooals Pilkington, zeggen, geboren 1490, overleden 1560; even als zijn opvolger Bryan dit opgeeft. Michiels zegt, geboren 1471, overleden 1541, en is hierin door Balkema en anderen gevolgd. Dit laatste kan bezwaarlijk worden aangenomen, dewijl 't bekend is, dat hij op zeer jongen leeftijd naar Rome vertrok. Dat hij, zeer bemiddeld zijnde, in de school van raphael, als leerling in de kunst, is onderwezen, kan niet waar zijn, daar deze eerst in 1483 werd geboren. - Verder staat vermeld, dat hij in 1508 nog te Rome werkzaam was, zoodat hij toen 37 jaren oud zou zijn geweest. Aangenomen, dat hij onder de eerste leerlingen van raphael, na diens aanstelling bij Paus Julius II, moet worden gerekend, zoo zou hij alsdan, volgens het jaar zijner geboorte, door Bryan op 1490 gesteld, slechts 18 jaren oud zijn geweest, hetgeen aanneemlijker is dan volgens de andere vooronderstellingen, in 1471, Bijgevolg zou hij dus een ouderdom van 70 jaren, zoo hij in 1560 overleden was, en, indien dit 1541 zou moeten zijn, van 51 jaren bereikt hebben. - De Jong, in de 8o.-uitgave van Van Mander, zegt, dat hij in 1550 overleden zou zijn; dit geeft dus een ouderdom van 60 jaren. - Michiels zegt, dat hij door raphael, als zijn leerling, de hoofdleiding gaf in de Tapijt-fabriek, te Arras, bij het vervaardigen der tapijten naar de Cartons door Raphael, in 1513 en 1514 geteekend, die in 1519 gereed, en door Leo X. voor de Sixtijnsche kapel bestemd waren. Deze cartons zijn niet met de tapijten naar Rome gevoerd; tot gemak der werklieden aan repen gesneden zijnde, zijn ze in de fabriek vergeten; Koning Karel I, van Engeland, kocht ze, en zij werden lang in eene kist, te Whitehall, bewaard; vervolgens zijn ze in 't openbaar geveild, en door Cromwell weder ingekocht, en later onder Koning Willem III. geheel hersteld, die, ter plaatsing er van, eene galerij aan Hamptoncourt deed bouwen, waar ze nu nog aanwezig zijn. Ik heb ze daar, in 1827, met genoegen en bewondering, gezien. - In 1521, trad hij in dienst bij Margaretha van Oostenrijk, tante van Karel V. In de Comptes des dépenses de Marguerite d'Autriche, année 1522, komt de volgende belangrijke aanteekening voor: ‘A maistre barnard d'orley, painctre de Madame, la somme de douze livres, dix-sept sols, de 40 gros, (monnaie de Flandres) la livre, de laquelle somme ma dicte Dame, par ses lettres patentes, en date du 8o. jour de Mars 1521, lui a ordonné prendre et avoir d'elle pour une fois, et ce pour récompense de semblable somme, à quoy il a esté rayé en l'anneé 1521 de ses gaiges ordinaire d'un sol qu'il prend chaque jour d'elle, et lui sont comptés par les escroes de la despence ordinaire de son hostel, en laquelle rayure sont compris 257 jours revenant à la dite somme. Pour ce avec quittance du dit maistre bernard d'orlech etc.’ - Bij Bryan en Michiels vindt men eene opgave van al zijne bekende kunstwerken. - In de Kunst-Galerij van wijlen Z.M. Koning Willem II., te 's Hage, waren acht zijner schilderijen, in den Catalogus der Verkooping van 12 Augustus, 1850, aldus genoemd: ‘Nr. 25. L'Enlèvement des troupeaux de Job. - 26. Le Festin des enfants de Job. - 27. Job sur le fumier. - 28. Guérison et glorification de Job. - 29. La mort du Juste; te zamen, door den makelaar Roos, voor ƒ6.400, gekocht; - alsmede Nr. 30. La Vierge et l'Enfant Jésus voor ƒ2000; - en Nr. 32, La Sainte Trinité voor ƒ590. Nr. 31 Portrait de femme, werd door den Heer Ruhl, te Keulen, met ƒ300 betaald. - In het Handelsblad van 21 October, 1856, las ik, dat de Heer C.J. Nieuwenhuys, van Parijs, door aankoop, in het bezit is gekomen van deze uitmuntende schilderijen, die naar Brussel zijn vervoerd. - Zijn Portret, cock sc., met het vers van Lampsonius, waarboven Floruit Bruxellis,
| |
| |
anno 1530, is in de uitgave van Van Mander op pl. G., Nr. 2 gevoegd, doch aldaar bij vergissing dirk van haarlem genoemd, dat echter op pl. H., Nr. 2 voorkomt. - Bij Descamps is het goed gevolgd.
| |
[Orley, (Hieronimus van)]
ORLEY, (Hieronimus van) een minderbroeder, die te Brussel leefde, en, waarschijnlijk, richard van orley's oom en meester was, dien wij eveneens als een monnik vermeld vonden, zegt Nagler. - Deze h. van orley schilderde portretten, waarvan er eenige door r. collin gegraveerd zijn, voor de Bibliotheca Belgica van Foppens.
| |
[Orley, (Joannes van)]
ORLEY, (Joannes van) een veel vroegere jan, dan de bekende jan, broeder van richard van orley, was een zeer bekwaam kunstgraveur, die op het einde der XVI. en in het begin der XVII. eeuw bloeide, en tevens te Rome kunsthandel dreef. - Ik bezit eene fraaije gravure, in gr. fo., Christus aan het volk vertoond, beteekend joannis orlady formis, Romae, 1602; in de prent-zelve staat cornelis cort f., 1572. Het jaartal 1602, is er blijkbaar later, met het adres van den uitgever, Antony Lafrery, Romae, op gesneden. - Deze orley kan toen nog wel hebben geleefd, en, naar mijn inzien, een zoon van bernard, of barend van orley, den vader van pieter, en alzoo de grootvader van richard en jan zijn geweest, waardoor zich gevoeglijk eene gaping in deze generatie laat herstellen. - Zijn werk is voor dien tijd zeer fraai en met zorg uitgevoerd. - Of hij-zelf geordonnanceerd en geteekend heeft, is mij niet gebleken. - Noch Vasari, noch Lanzi, noch anderen hebben, zelfs niet onder een verwrongen naam, eenige melding van hem gemaakt. - Men vindt van hem een Werk, naar R. Schiaminossi, onder den titel: Livre de Portraiture, en eenige bladen naar raphael, procassini en andere kunstenaars. Op sommigen staat j.o. exc. en op anderen joannis orlandi formis. - Brulliot zegt, dat hij ook zijn werk beteekende gio. or. fo. ro.
| |
[Orley. (Lenaert van)]
ORLEY. (Lenaert van) Cornelis de Bie, in zijn Gulden Cabinet, bl. 528, met zijne gewone dichterlijke vervoering over de voortreflijkheid van het genie eens kunstenaars handelende, zegt, dat het, als 't ware, van den Hemel afdaalt, en om dit met een voorbeeld te bevestigen, vervolgt hij: ‘dewonder fraeye ordonnantiën ende inventiën, die lenaert van orley met de pinceel des verstandts op den doeck en pineel heeft voorts ghebracht, gheven teeckenen ghenoch, dat de Emblemata's, en andere rycke Sinne-beelden, particuliere gaven moeten syn van den Oppersten Alghever, onsen Heer ende Salichmaker.’ - Nergens elders is mij iets meer over het leven en de werken van eenen lenaert van orley voorgekomen. - Of De Bie zich in den voornaam heeft vergist, en hij een der bekende van orley's moet zijn, kan ik niet beslissen, en daarom geef ik hem, tot verdere beoordeeling, hier al vast eene plaats.
| |
[Orley. (Richard van)]
ORLEY. (Richard van) Over de onbewezen jaartallen 1652 en 1732, als zijn geboorte- en sterfjaar, ook door Immerzeel vermeld, is tot heden nog geene verdere toelichting gegeven; welligt behoorde hij tot den geestelijken stand. - Zie daarover op ORLEY. (Hieronimus van) - In het Museum, te Antwerpen, berust slechts ééne schilderij van hem, voorstellende De Wederinkomst van Paus Innocentius II., te Rome, in 1133. Dit stuk is een gedeelte van eene reeks schilderijen, betreffende de Historie van St. Norbertus, door hem geschilderd, en afkomstig uit de Abdij van Tongerlo. - Zijne etsen zijn soms zeer uitvoerig en met eene vaste hand bewerkt, zóó zelfs, dat men die als met de burin vervaardigd zou aanzien, bijvoorbeeld eene prent in fo., Silvio doodt een groot wild-zwijn, in tegenwoordigheid van Dorinde, zijnde een fragment van een Tooneelspel, 4. handeling, 2. uitkomst, beteekend r.v. orley fecit. - Ook heeft hij zes of zeven stuks
| |
| |
prenten van de twaalf vervaardigd, voor het Werk Perspectives des Ruines de la ville de Bruxelles, designées au naturel par Augustin Coppens, 1695, in fo.-oblong, niet genommerd. - Eene reeks van 28 stuks Onderwerpen uit het Nieuwe Testament, naar de teekeningen van jan van orley, en door beiden gegraveerd enz. - Zijn Portret vindt men bij Descamps.
| |
[Ormea. (Willem)]
ORMEA. (Willem) Tot heden werd niet vermeld, in hoeverre marcus en willem ormea, van Utrecht, - Zie bij Immerzeel, aldaar. - aan elkaêr verwant waren, hetgeen echter uit de hier volgende oorspronklijke stukken, duidelijk, blijkt: ‘Compareerde willem ormea, constschilder, nagelaten zoon van Johanna Glabbeeck, weduwe van marcus ormea enz.’ 1662, 4 Junij. Transportbrief in het Hypotheken-Archief, te Utrecht. En later: ‘Compareerde Sr. willem ormea constschilder, nagelaten zoon en erffgenaem, ex testamento, van Johanna van Glabbeeck, weduwe van marcus ormea, syn salige moeder, die dochter ende een mede-erfgenaem was van Willem Jansz. van Glabbeeck, wyncoper etc.’ Actum 31 Aug. 1664. Aanteekening gesteld in marginé van een Schepenbrief van 7 Januarij, 1600, in hetzelfde Archief. - Deze willem ormea was gehuwd met Johanna van Veen, komende als zoodanig voor in het Protocol van den Notaris Houtman, te Utrecht, op 25 Mei, 1660.
| |
[Orniero, of Ornerio. (Gerard, ook Gerardo) Zie Hoorn, of Horne. (Gerard van)]
ORNIERO, of ORNERIO. (Gerard, ook Gerardo) Zie HOORN, of HORNE. (Gerard van)
| |
[Orth. (J.P.)]
ORTH. (J.P.) Een Portret van Jan Nieuwenhuyzen, stichter der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, is door orth naar het leven geteekend en geboetseerd, waarnaar w.j. strunck - Zie aldaar. - eene prent, in 8o., heeft gegraveerd.
| |
[Os. (Georgius Jacobus Johannes van)]
OS. (Georgius Jacobus Johannes van) Deze Nestor in de kunst is nog in leven, en steeds met vuur voor zijn arbeid bezield. Zijne weêrgâlooze bloem- en fruitstukken blijven steeds, even als vroeger, met bewondering beschouwd, zoodat zulks ook de aandacht van Koning Leopold, van België, niet ontgaan is, die hem, na de gehouden Tentoonstelling, te Brussel, in 1851, tot Ridder der Leopoldsorde heeft verheven, welk versiersel hem bij Besluit van Koning Willem III., van 4 Januarij, 1852, vergund werd, te dragen. - Bij de waarde, die aan zijne kunst wordt gehecht, kan ik, behalve het vermelde bij Immerzeel, nog voegen, dat in het Huis met de Hoofden, te Amsterdam, op den 5. Januarij, 1818, eene teekening, in lijst met glas, is verkocht, waarvan de beschrijving hier volgt: ‘Op eene steenen Tafel, staat een Mand, gevuld met roode, witte, en geele rozen, en een aantal andere keurige bloemen, waar achter, op een balustrade, verschillende vruchten liggen; de rijkheid der zamenstelling, het betooverend licht en bruin, en eene uitvoering, die in alle deelen te bewonderen is, maken deze teekening tot het meesterstuk in sapverwen van g.j.j. van os.’ Hiervoor werd de aanzienlijke prijs van ƒ1600 betaald, door den Makelaar Versteeg. - In 1846, waren er twee stuks schilderijen, zijnde groote bloemstukken, in de Kunstnalatenschap van den Heer A. Pluim, te Amsterdam, waarvan de grootste met de aanzienlijke som van ƒ5650, en de kleinste, met ƒ1090 is betaald. - In 1850 heeft de bekwame kunstenaar a.j. ehnle, te Haarlem, een goed-gelijkend Portret van onzen van os op steen gebragt, dat met zijn fac-similé is verrijkt. - Hij heeft ook zelf op steen geteekend, namelijk, een fraai Bloemstuk in fo., hetgeen bij C. Motte, rue de Marais, te Parijs, is uitgegeven.
| |
[Os. (Jan van)]
OS. (Jan van) Deze brave kunstenaar en staatsburger is bij Immerzeel vermeld, doch, dewijl zijn overlijden, aldaar, bepaaldelijk op 13 Februarij, 1808, staat opgegeven, zoo moet ik er eene teregtwijzing bijvoegen, namelijk, dat hij op den 7. Februarij, 1808, is overleden, hetwelk men voor zeker kan aannemen, uit het
| |
| |
Iets ter Nagedachtenis van den uitmuntenden Bloemschilder en Lierdichter jan van os, door T. van Limburg; destijds geplaatst in De Schouwburg der Nederlandsche Letterkunde enz., waar, ten slotte, de volgende dichtregelen te zijner herinnering worden geboekt: ‘van os, der Dichtren roem, 't sieraad der Schilderlichten, - Een Christen in zijn hart, was lang te goed voor de aard: - Reeds Seraf in Gods oog, wat zou hy hier verrigten? - Onsterflyk bleef hy toch, en vloog dus hemelwaart.’ - In 1775, trad hij in den echt met susanna de la croix, dochter van den portretschilder p.f. de la croix, - Zie aldaar. - die mede de kunst beoefende. - Zijn Portret, in ovaal, is door b. bolomey del. en door l. portman sculp. in 8o., waarnaar dat bij Immerzeel genomen is.
| |
[Os, (Peter van)]
OS, (Peter van) boekdrukker, en, waarschijnlijk, houtgraveur, van Breda, die, omstreeks 1480-1510, te Zwol gevestigd was. - Heinecke, Idée générale etc. bl. 426, kent aan hem toe de Houtsneden van het N. Testament, in 4o., in 1488, te Zwol gedrukt. Dezelfde figuren zouden later in een Biblia pauperum weder gebruikt zijn. - Bij geen ander auteur is mij deze van os als kunstenaar voorgekomen, en ik ben van meening, even als Nagler, dat dit gegeven berigt van Heinecke niet juist is.
| |
[Os, (Pieter Frederik van)]
OS, (Pieter Frederik van) reeds bij Immerzeel vermeld, vervolgt met den besten uitslag zijne gelief koosde Landschappen met vee, waarvan hij, op de meeste Tentoonstellingen, doorslaande blijken heeft geleverd. - De Heer van os werd, in 1859, tot Lid der Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten, te Amsterdam, benoemd.
| |
[Os (Pieter Gerardus van)]
OS (Pieter Gerardus van) is, naar verdienste, door Immerzeel vermeld,, die tevens zijn etswerk, als met 18 stuks compleet, opgeeft. Deze opgave van hem, die zijn vriend was, mogt als naauwkeurig kunnen worden geacht, doch ik heb acht-en-twintig stuks voor mij liggen, te weten, de volgende: Zes stuks staande en liggende Koeijen, in Landschappen; de Titel is alleen beteekend p.g. van os fec. Ao. 1798, in kl. fo.-oblong; hiervan zijn verschillende staten bekend. - Een Titeltje; een Haan bij een boomstam, waarop: Etswerk van p.g. van os. Ao. 1811, in 12o.; of er eenige prentjes van en omtrent dezelfde grootte tot dit Werkje behooren, kan ik dewijl ze niet genommerd zijn, niet beslissen; deze zijn: Een liggende Hond. - Een Paardenkop, in een haam getuigd. - Een Koekop, regts, op zijde te zien; allen beteekend en de gronden wit. - Verder Vijf stuks, met staande en liggende Schapen, Geiten en Rammen, en beteekend, (die met de geiten niet), op verschillende grootte, in 8o.-oblong. - Zes stuks liggende en grazende Koeijen en Schapen, en een Man bij een Ezel, met melkvaten beladen, waarbij eene geit, en de Titel, met een staanden gezadelden Ezel, en twee liggende geiten, bij eene schutting, waarop p.g. van os f. et excud. 1812; allen in fo.-oblong, van ongelijke hoogte en breedte, en beteekend; (de grazende koe, van achter te zien, bij twee liggende schapen, niet). - Een studieblad, waarop een Schaap, Paard, Ezel, Ram en Stierenkop; de grond wit, in fo.-oblong; beteekend. Hiervan zijn verschillende staten bekend. - Een Landschap, met een staande en liggende koe, drie lammeren en eene vrouw, bij een ruïne gezeten; n. berghem pinx. p.g. van os fec. in gr. fo. Hiervan zijn staten vóór alle letter. - Twee paarden in een Boerenschuur, bij boomgewas, waarbij het voorste, stel van een wagen enz,; p. potter pinx. p.g. van os fecit; weêrgaê van de vorige. - Een Riviergezigt, langs boomgewas, waarbij een windmolen; vier koeijen waden door de rivier, waarbij visschers in eene schuit enz.; s. ruisdaal pinx. p.g. van os f.; h. 225, br. 200 str. Ned. - Twee stuks: Eene Landhoeve, ter regterzijde een duingezigt; in het midden een stier, aan een touw vastgemaakt; bij hem twee
| |
| |
liggende Texelsche schapen en een ram. - Een Weiland; door het hek komt een melkmeisje met hare emmers; daarbij eenige melkkoeijen, bevallig gegroepeerd. Deze zijn, in 1803, bij Maaskamp, te Amsterdam, verschenen, in bisterdruk, ƒ10.50, in kleuren ƒ12. Zie Lijst van Nieuw uitgekomen Boeken, Amsterdam, bij (en door) A.B. Saakes, 1804, in 8o., III. deel, bl. 468. - Twee stuks, voorstellingen van gebeurtenissen in ons Vaderland, in 1813, als: Een bergachtig Landschap, vol gewoel, met gewapende boeren, kozakken, schutters, in het verschiet Pruissische troepen enz., zware rookwolken duiden het bivouac aan. - Een Dorpsgezigt, bij winter, waar alle man bezig is, een beladen schuit door het ijs te vlotten; op den voorgrond twee staande trekpaarden, die door een jongen worden vastgehouden enz.; beiden luchtig geëtst; niet beteekend; in fo.-oblong; onderaan is de marge zoo ruim, dewijl die voor het inschrift moest dienen, doch dat heb ik niet gezien. - Een Spotprent op de Franschen, het vaderland verlatende; aan een hek of barrière staan, bij geschut, de Engelsche en Oranje-tropheën geplaatst, waaruit een Rosinant vlugt, waarop een kale Haan staat, en met eene poot op de krop rust; een Pan, met vleêrmuis-vleugels, houdt een bezem in den linkerarm, en een waterpas in de regterhand enz.; boven Vlucht der Geplukte Haan, en onder een vierregelig vers, op de voorstelling doelende; niet beteekend, in fo.-oblong. - Ik heb een aantal teekeningen van dezen vluggen teekenaar gezien, welke hij van al de bivouacs der Kozakken in ons land heeft gemaakt; ook van die te Utrecht, in de Maliebaan, waar zij lang onder den blooten hemel hebben vertoefd; - zij werden, destijds, met grof geld, gretig gekocht. - Voor de bij Immerzeel vermelde schilderij: Het binnenkomen der Kozakken te Utrecht, den 28 November, 1813, in 1824 den Keizer van Rusland aangeboden, heeft hij een diamanten ring ontvangen; ik moet daar nog bijvoegen, dat dit geschenk van een vereerend schrijven, namens Z.K.M. door den Graaf van Nesselrode, uit St. Petersburg, 18 December, 1824, was verzeld, en welke brief in zijn geheel, in het Aanhangsel bij Van Eynden en Van der Willigen, bl. 73, te lezen staat. - In hoe ver zijne goede kunst gewild was, blijkt uit de Kunstverkooping van Prof. Bleuland, te Utrecht, waarop door den Heer Dr. G. Munnicks van Cleef, voor een Bergachtig Landschap, met allerlei soort van tam vee en beelden rijk gestoffeerd, ƒ1,530 werd betaald. - In het bekende Prentwerk van marcus komt zijn Portret, rookende uit een duitsche pijp, op bijna 40jarigen leeftijd, voor. Ik bezit datzelfde, door hem geteekend, doch met een sigaar in den mond.
| |
[Os, (Susanna van)]
OS, (Susanna van) geboren De la Croix, dochter van p.f. de la croix. - Zie verder over haar, aldaar, - Zij huwde, in 1775, met jan van os. - Onder de werken, die zeer geprezen worden, zijn portretten, uitmuntend door haar met zwart krijt vervaardigd.
| |
[Oseryn. (Isaak)]
OSERYN. (Isaak) Hoewel, in het midden der XVI. eeuw, te Koppenhagen, geboren, zoo heeft hij toch de kunst hier te lande, bij den destijds beroemden cornelis ketel, geleerd. Van Mander maakt daarom ook afzonderlijk melding van hem, als van een der beste leerlingen van ketel, en zegt, dat hij, na aldaar drie jaren vertoefd te hebben, naar Venetië vertrok, waar hij zich, even als te Rome, tot voortzetting zijner kunstoefening, ophield. Vervolgens keerde hij weêr naar Denemarken terug, waar hij veel opgang maakte, en, vóórdat hij het portret van zijn Koning had afgeschilderd, in den bloei zijner jaren, overleed.
| |
[Ossenbeek, of Ossenbeck, (Jan, of Joost van)]
OSSENBEEK, of OSSENBECK, (Jan, of Joost van) is bij Immerzeel vermeld, als geboren te Rotterdam, in 1627, en aldaar overleden, in 1678. Zoo hij van het laatste zeker was, waarom dan niet de bekende berigten wederlegd, die zeggen,
| |
| |
dat hij, in dat jaar, te Regensburg, overleed? Dit is de reden, waarom er in Nederland geen van zijne stukken voorkomen, dewijl hij zich, na zijne studiën, te Rome te hebben volbragt, naar Weenen begaf, en er voor de Kunstgalerij, zoowel daar, als ook in andere Duitsche steden, veel werken vervaardigde, en zich laatstelijk te Regenburg vestigde, waar hij ook zijne dagen geëindigd heeft. - Méér is hij bij ons door zijne fraaije etswerken bekend. Bij Nagler vindt men 27 stuks naar zijn eigen teekeningen, 40 naar andere meesters, en drie stuks, bij Bartsch niet bekend, beschreven. De goede afdrukken zijn zeldzaam, en worden door de liefbebbers wèl betaald: onder anderen, werden op de Kunstverkooping van Verstolk van Soelen, in 1847, te Amsterdam, gehouden, 11 stuks: ‘Nr. 228, Représentation d'une grande Fête équestre Impériale, donnée à Vienne, une grande planche, d'une finesse extrême, et dix autres, plus petites, inconnues à Bartsch et Rigal, extrêmement rare,’ met ƒ130 betaald.
| |
[Ostade. (Adriaan van)]
OSTADE. (Adriaan van) Dit Artikel is bij Immerzeel met warm gevoel voor de kunst geschreven. Ik moet, om der Kunstgeschiedenis-wil, er hier bijvoegen, dat, als de tijd steeds heeft geleerd, te ontdekken, wat ware kunstgewrochten zijn, dit ook met de werken van onzen van ostade het geval is geweest, waarvan tot een alles afdoend bewijs kan dienen, dat er op de Verkooping van den Heer J. Harman, te Londen, in Mei, 1844, eene schilderij van a. van ostade werd verkocht, die, sedert 1793, de volgende verhooging van prijs onderging, zijnde Een Binnenhuis. Anno 1793. Kabinet Praslin, ƒ4,163. - 1797. Idem Durny ƒ3,250. - 1802. Idem Montalean, ƒ3,878, - en, in 1844, Idem J. Harman, ƒ16,632. Zij heeft dus, in een tijdverloop van 53 jaren, eene verhooging van ruim drie kapitalen ondergaan. - In hetzelfde jaar werd aldaar voor een Hollandsch huisgezin ƒ15,840 betaald. Zie Konst- en Letterbode, 1844, Nr. 37. - Eene schilderij, onder Nr. 163 der beroemde Verkooping van Jan Gildemeester, te Amsterdam, in 1800 gehouden, heeft aldaar gegolden de som van ƒ2700, zijnde een Boeren-gezelschap, van zeven beelden, die onder de kapitaalste werd opgegeven, h. 14, br. 12 dm., Amsterdamsche maat. Dit stuk heeft, in 1844, op de Verkooping van Peurice, te Londen, ƒ17,040 opgebragt. Zie Kunstblad, 1844, Nr. 30. Doch de hoogste prijs, die voor zijn werk werd betaald, was op de Verkooping van den Heer van Saceghem, te Brussel, in 1851, waar een stuk van hem werd verkocht voor de aanzienlijke som van 58,000 francs. In 1857, werd dit stuk weder op de Verkooping van Th. Patureau, te Parijs, aan den Heer Moreau voor 51,500 frcs. afgestaan. Het berustte vroeger in de Verzameling van Van Leyden. - In de Galerie d'Aremberg a Bruxelles, par W. Burger, Paris, 1859, is eene schilderij, door a. van ostade, 1655, aanwezig, waarvan de Heer Burger, blz. 47 zegt: ‘Comme qualité et comme conservation, l'ostade de la vente Patureau ne valait pas celui-ci, qui vient des collections W. Smith, de Londres, Erard, de Paris, et Vrancken, de Lokeren.’ De hoofdgroep is van zeven personen, rond eene tafel gezeten, waarbij eene vrouw, in het volle licht geplaatst, uit een papier, hetwelk zij in de hand heeft, zingt, met meer personen. - Dezelfde auteur beschrijft in zijne Trésors d'Art, exposés à Manchester en 1857 etc., Paris, 1857, p. 113, Zes stuks schilderijen van ostade, van den eersten rang, waarvan Nr. 1 de vermelding wel waardig is, namelijk, de beroemde Aanbidding der Herders, beteekend 1667, waarop, onder den schijn der afbeeldingen van Jozef en Maria, de portretten van adriaan en zijne vrouw zouden voorkomen; ook zegt men, dat de vier herders, eene vrouw en een kind, mede de afbeeldingen zijner familie zouden zijn; gelijk verder, dat dit stuk, in 1736, in het Kabinet van Mevrouw De Reuver, te Haarlem, was. Dit is echter eene vergissing,
| |
| |
want het komt niet voor in den Catalogus, zoo als dat Kabinet, in zijn geheel, voor ƒ40,000, aan den Prins van Hessen werd afgestaan, en gelijk hij-zelf dit meldt. - Zie Catalogus van G. Hoet enz.; II, bl. 393. - Thans is het in 't bezit van den Heer John. Walter, van Times. - Het is merkwaardig, dat zijne, in de natuur zoo afzigtlijk gekozen onderwerpen, gansch Europa door, op den hoogsten trap der beschaving, als de meest-gevierde kunst, de waardigste plaats vinden, waarover Taillasson, in den uitbundigen roem van onzen van ostade uitweidende, het volgende zegt: ‘Beaucoup de vérité et l'imitation énergique de ce qu'il y a de plus laid et de plus ignoble dans la forme des hommes, font le caractère distinctif de son talent très-original. Soit qu'il cherche cette espèce de perfection, soit que telle fut sa manière d'imiter la nature, sans qu'il s'en doutât; aucun peintre n'a été aussi loin que lui dans cette singulière route; il est, dans la forme, le contraire parfait des statues antiques, et il s'est élevé jusqu'au sublime de laideur.’ Zie zijne Observations sur quelques grands Peintres etc.; Paris, 1807, in 8o., bl. 222. - Tot de bijzonderheden behoort ook wel: ‘Een stuk, verbeeldende een IJsgang, door adriaan van ostade, h. 28, br. 23 dm. Amst. maat, ƒ80,’ verkocht in 1758. Zie Catalogus enz. van P. Terwesten, bl. 205, en bl. 462: ‘Een kapitaal Wintergezigt langs eene Stad, met verscheiden Narre- en Vragtsleden, zeer natuurlijk, door a. van ostade, h. 34½, br. 70 dm. idem,’ verkocht te Amsterdam, in 1765, voor ƒ24. - Het is merkwaardig, dat voor de teekeningen van a. van ostade thans meer, dan 50 jaren vroeger voor zijne schilderijen, betaald wordt. Zoo werd er op de Verkooping van Clausin, te Parijs, voor Een Rooker ƒ88, - voor Reizende Muzikanten ƒ765, - voor Een Binnenhuis ƒ362, - voor Trictrac-spelers ƒ599, - voor Drinkende rookers ƒ640, alsmede tezelfder tijd, in 1844, voor een compleet stel - waarschijnlijk met veel bijprenten enz. - van zijn etswerk, ƒ3,440 besteed. - Verder wordt in Smith's Catalogue raisonné of the Works of the Dutch and Flemish Masters, vol. I, and Supplement, eene volledige beschrijving van ongeveer 380 stuks schilderijen, door a. van ostade, gevonden. - Eene der voornaamste afbeeldingen van onzen adriaan komt voor op eene schilderij in de Louvre, te Parijs, waarop hij zich-zelven, met zijne gansche familie, zoowel ouders als vrouw en kinderen, heeft geschilderd. Zijn Portret, daarnaar genomen, gaat in Lithographie uit, door hesse, in 1823, te Parijs, geteekend, in fo. - Behalve onderscheiden bekende afbeeldingen, zijn er die minder algemeen voorkomen, dan dat door j. gole, in 4o., in zwarte kunst, naar hem gegraveerd, in een mantel gewikkeld, met een hoogen breeden hoed op, waarvan ik een eersten druk vóór alle letter bezit. - Een Idem, buste in ovaal, met afhangende paruik op; c. dusart pinx. j. gole fec. heeft weinig overeenkomst met het laatstgenoemde. - Verder nog een, door l.b. cocler geëtst, hetgeen weêr naar eene andere schilderij, door hem-zelven geschilderd, is genomen, zittende bij een buste, gedeeltelijk door een gordijn bedekt; hij is met losse halsboord, een hoed op, eene hand bij de kraag, en de andere met handschoenen, op de tafel leunende, voorgesteld. - Bij Bartsch en Nagler vindt men al zijne etswerken gerangschikt en breedvoerig vermeld. - Welligt is er geen kunstenaar, wiens schilderijen meer algemeen verspreid, en waarnaar zooveel gravuren vervaardigd zijn, als naar die van den wereldberoemden adriaan van ostade.
| |
[Ostade. (Isaac, of Isack van)]
OSTADE. (Isaac, of Isack van) Ofschoon zijn geboorte- en sterfjaar, noch door Houbraken, noch door andere auteurs wordt vermeld, zoo heeft Immerzeel ze toch op 1613 en 1671 geboekt, zonder vermelding, hoe hij daartoe gekomen is; echter was het alweêr uit Pilkington, dat hij dit met zeker gezag heeft nageschreven. Het is
| |
| |
zeker, dat er verschil bestaat, en zal blijven bestaan, zoolang er geen authentiek bewijs van een en ander wordt gevonden. Immers Bryan-Stanley zegt, dat hij, in 1617, te Lubek geboren, en in 1654 overleden is. Daar het nu bekend is, en bejammerd wordt, dat hij zoo jong der kunst is ontvallen, zoo zou dit laatste berigt hem een ouderdom van 37 jaren geven, hetgeen in dit geval aanneemlijker is dan de 58jarige ouderdom van Immerzeel. Het wordt ook wel aan dit jeugdig overlijden toegeschreven, dat zijne schilderstukken zoo weinig voorkomen, en vooral uit zijn besten tijd, die de bruine kleur van zijne eerste stukken niet hebben, maar, integendeel, zilverachtig en van een verwonderlijk dartele en fiksche penseels-behandeling zijn; deze stukken zijn van af het jaar 1644 tot 1649 beteekend, en worden ook ruim betaald. Zoo werd in 1801 een stuk, op Robit's Verkooping voor ƒ4,332 verkocht, terwijl voor hetzelfde stuk, dat thans bij de Hertogin van Berry berust, in 1837, ƒ15,672 is betaald. In 1847, was er in de nagelaten Kunstverzameling van den Heer W. Koopman, te Utrecht, een IJsvermaak op eene rivier, enz,; h. 1 el 7 dm., br. 1 el 50 dm., afkomstig uit de Verzameling van De Smeth van Alphen, waaruit genoemde Koopman het in 1810, voor ƒ520, kocht, en dat bij den verkoop eene verhoogde som van bijna acht kapitalen, namelijk ƒ4,200 opbragt, en door den Makelaar Brondgeest is aangekocht. - In den Catalogus van Smith, bij a. van ostade genoemd, vindt men eene beschrijving van nagenoeg 112 bekende schilderijen van isaac van ostade. - Ook zijn veel zijner schilderijen in plaat gebragt, en is daaronder bijzonder meldenswaardig een werk in houtsnêde, naar zijne teekeningen, Boeren, satiriek en komiek als Dieren voorgesteld, 36 bladen, met den titel: XXXVI aardige Figuren, geinventeert door izaak van ostade; tot Haarlem. J. Enschede exc., in 4o., zonder naam van graveur. - De prentkenners zijn van meening, dat hij ook heeft geëtst, als het Luizenknipstertje enz., een zeer zeldzaam blad. - Een Boer, zittende op een half doorgezaagd vat enz., en, Een boer, die watert, bij een grooten boom enz., alle niet beteekend, en gewoonlijk voor werk van adriaan doorgaande, zegt Nagler. - Zijn Portret, met de pen en O.I. inkt gewasschen, h. 6½, br, 6½ dm Rijnl., was in de beroemde Verzameling van Van der Marck, te Leyden, verkocht te Amsterdam, in 1773. - Ik ken geen gravure van zijn Portret.
| |
[Ostermann. (Christiaan)]
OSTERMANN. (Christiaan) Deze verdienstlijke bouwmeester is in het levensberigt van den Architect christiaan kramm, bij Immerzeel, vermeld. - Hij is de zoon van wijlen Johann Frederich Ostermann en Maria Catharina Kramm, geboren te Utrecht, den 2. Augustus, 1819, en heeft zijne opvoeding en de opleiding in dat kunstvak, bij en van zijn genoemden oom genoten. Reeds in den aanvang zijner studiën, behaalde hij onderscheiden Medaljes, als: twee groote Zilveren, in den, van Stadswege, uitgeloofden prijskamp, voor de best vervaardigde bouwkundige afteekeningen van den Binnen-Domtrans, of de zoogenaamde Academie, te Utrecht. Deze fraaije teekeningen berusten op het Stedelijk Museum aldaar. - Bij onderscheiden gelegenheden heeft hij zich door zijn talent voor het algemeen bijzonder verdienstlijk gemaakt door smaakvolle en versieringen, sierlijke verfraaijingen, bij openbare feesten, voornamelijk bij het groote, en welligt in de Nederlanden, nimmer luisterrijker feest dan te Utrecht, tijdens het bezoek van Z.M. Koning Willem III, in 1853, werd gegeven, waarvoor hij het hoofdgebouw met al de decoratiën, in den renaissance-stijl, tot ontvangst van Zijne Majesteit, in de Maliebaan, heeft daargesteld, en waarvan, bij de beschrijving van dat feest, eene afbeelding in druk verschenen is. Evenzoo voor het groote Zangersfeest, in 1856, aldaar gehouden, zijnde hij van de Liedertafel Aurora tevens werkend lid en secretaris, waarvoor hij de prachtvolle groote zaal gebouwd en gedecoreerd heeft,
| |
| |
die zoozeer de algemeene goedkeuring mogt wegdragen, en waarover wij in de Stads-Courant van 25 Junij, 1856, in het Verslag van H.H. Commissarissen lazen, dat ‘een bijzonder woord van dankerkentenis verdient de Feestdirecteur, de Heer ostermann, als Architect, die het feestgebouw zoo doelmatig en algemeen juist en keurig heeft ingerigt.’ - Ook voor het groote Academiefeest, in hetzelfde jaar, te Utrecht, gehouden, heeft hij, op gelijke wijze, zijne diensten betoond, waarvoor hem een uitmuntend geschenk, tot aandenken, is vereerd geworden, zoo als men in genoemde Utrechtsche Courant van den 29, December, 1856, leest: ‘De Studenten-Vereeniging Mutua Fides heeft, dezer dagen, aan den Architect ostermann, onzen verdienstelijken stadgenoot, een kostbare marmeren-bronzen Pendule, met vereerend opschrift, ten geschenke gegeven, als een kiesch blijk harer waardering der vele en goede diensten, door hem aan de Vereeniging bewezen, ter gelegenheid, dat zij het 44. Lustrum der Utrechtsche Hoogeschool, op zoo waardige wijze, vierde, niet slechts met een prachtigen optogt in kostuum der XVII. eeuw, maar tevens door een rijk feestonthaal in de fraaije lokalen en tuinen van Tivoli, tot welk een en ander de Heer ostermann, onvermoeid, en op velerlei wijze, geheel belangloos, het zijne zoo nuttig bijgedragen heeft.’ - Reeds vroegtijdig bezocht hij België en Frankrijk, en heeft daarna met zijn oom, in 1851, eene kunstreis langs den Rijn, door Nassau, Keur-Hessen, Saxen, Pruissen en Hanover gedaan, en later ook Engeland bezocht. - Hij heeft achtervolgens vele werken ten uitvoer gebragt, als, onder meer anderen, twee Heerenhuizingen, buiten de Wittevrouwenpoort, op den hoek der steeg bij de R.K. kerk; - de verbouwingen aan 's Rijks-Munt, - en, de Nieuwe Hulp-Munt.- Verder werd hem, een tijd lang, het oppertoezigt over de Stadsgebouwen te IJsselstein opgedragen, alsmede de tijdelijke voorziening voor het Bouwkundig onderwijs aan de Technische School, te Utrecht, toevertrouwd.- Thans, door zijn huwelijk met Mevrouw de Weduwe P. Smits, geboren Charlotte Frederike Theodore Jung, in 1858 voltrokken, is hij meer bepaaldelijk werkzaam in de uitgebreide fabrieken, die onder die Firma gedreven worden
| |
[Ottens (Frederik)]
OTTENS (Frederik) is door Immerzeel op een te lage schaal geplaatst, dewijl hij graveerwerk heeft gemaakt, dat wel genoemd mag worden. Men zie slechts het Portret van François Halma, a. boonen pinx., voor zijn Tooneel der Vereenigde Nederlanden, en vooral een eersten druk. - De Afneming van het Kruis, naar j. jouvenet, in 4o., enz. - Hij heeft geestige etsjes gemaakt, gelijk ik er bezit, zoo ik meen, naar de teekeningen van l. backhuysen, zijnde een Gezigt op Amsterdam, van het IJ te zien. - In het groote Werk, Algemeene Geschiedenis enz. door Suikers en Verburg, heeft hij veel prenten, ook naar zijn eigen teekening, gegraveerd.
| |
[Ottens, (Jan)]
OTTENS, (Jan) een kunstgraveur en tijdgenoot van frederik ottens, zegt Nagler, van wien geen levensberigten bekend zijn. De vier Elementen, zonder naam van den schilder, en Mannen- en Vrouwenhoofden, naar f. breughel, zijn door hem gegraveerd.
| |
[Otteren, (Hubert van)]
OTTEREN, (Hubert van) een kunstgraveur, te Luik geboren, bloeide omstreeks het jaar 1713. Le Blanc noemt, van zijn werk, de platen voor de Plantarum historia universalis Oxoniensis. Pars secunda, de Rob. Morison; Oxonii, 1680-1699, seu 1715. - Idem voor de Memorie degli academici gelati de V. Zani, - en, Hieronimus de Praetis, eques.
| |
[Ottevaere. (August)]
OTTEVAERE. (August) Deze hoogst-verdienstlijke beestenschilder, door Immerzeel vermeld, heeft steeds den aan hem toegekenden lof in dat kunstvak blijven handhaven, tot het jaar 1856, toen ik in een berigt, uit Brussel, van den 5. Augustus, las, dat august ottevaere, te Gent, in den ouderdom van 47 jaren
| |
| |
was overleden. Hieruit leeren wij zijn geboortejaar 1809, en zijn doopnaam kennen, welk een en ander bij genoemden auteur onvermeld is gebleven. - Zie nog op ODEVAERE. (....)
| |
[Oucoop (Ja. Henricksz. van)]
OUCOOP (Ja. Henricksz. van) was een glasschilder, die, in het midden der XVII. eeuw, te Utrecht, bloeide, blijkens de hier volgende aanteekening: ‘Item ja. henricksz. van oucoop 12 gulden voor een glas, met Stadtswapen, in de huysinge van Jo. van Wynbergen, oudt-burgemeester van Amersfoort. Item 12 gulden voor een glas, met Wapen, in de huysinghe van den Heer Bilderbeeck, oudt-burgmeester van Amersfoort.’ - Kameraarsrekening der stad Utrecht, 1543, bij Dodt, Archief, III. deel.
| |
[Oudaan (Jan)]
OUDAAN (Jan) wordt, door Nagler, als een portretschilder, die, in den aanvang der XVIII. eeuw, te 's Gravenhage bloeide, vermeld, en hij zegt verder, dat hij het Portret van s. van hoogstraeten heeft geschilderd, dat door een onbekende is gegraveerd. Noch persoon, noch plaats, noch tijd is goed: alles is fout. Geen kunstenaar van dien naam is mij bekend, maar wel j. oudaan, de bekende historie-schrijver, die een eerevers onder het portret van en door samuel van hoogstraeten vervaardigd, maakte, dat vóór diens Werk: Inleyding tot de Hoogeschool der Schilderkonst, enz. Rotterdam, 1678, in 4o. voorkomt. Nagler is door dien naam misleid en heeft van de j. maar jan gemaakt, dat joachim zijn moet.
| |
[Oudenaerde. (Robert van) Zie bij Immerzeel op Audenaerd. (Robert van)]
OUDENAERDE. (Robert van) Zie bij Immerzeel op AUDENAERD. (Robert van)
| |
[Ouden Allen. (Folbertus van) Zie Allen. (Folbert van)]
OUDEN ALLEN. (Folbertus van) Zie ALLEN. (Folbert van)
| |
[Oudendyk (Adriaen)]
OUDENDYK (Adriaen) werd, volgens Bryan-Stanley, in 1648, te Haarlem, geboren, en had zijn vader evert oudendyk tot leermeester. Hij schilderde landschappen met vee, zegt Immerzeel, doch heeft ook stadsgezigten geschilderd, die door dirk maes, toen deze waarschijnlijk nog jong was, gestoffeerd zijn. De hoofdzaak zijner werken bestaat meestal uit kopijen, doch meer nog uit brokstukken, aan de werken van adriaen van de velde en thomas wyck ontleend, waardoor hij den naam van Rapianus verkregen heeft. - Zijn sterftijd is niet bekend, doch in 1696 was hij nog in leven, blijkens eene Teekening met Ruiters door hem, in den Kunst-Catalog van Weigel vermeld.
| |
[Oudendyk (Evert)]
OUDENDYK (Evert) was, waarschijnlijk, een Haarlemmer, die, in 1648, te Haarlem bloeide, want zijn zoon adriaan - Zie aldaar. - werd toen geboren. Immerzeel zegt alleen van hem: ‘hij schilderde bedelaars en dergelijke beeldjes uit den lagen stand.’ - Dit is te weinig gezegd van dezen bekwamen kunstenaar die veel andere tafereelen uit den deftigen huislijken stand heeft geschilderd. Immers, vond ik in de Kunstnalatenschap van Wierman, verkocht te Amsterdam, 1762, onder Nr. 55 en 56 van den Catalogus, de beschrijving der volgende stukken: ‘Een stukje, verbeeldende een Dokter in zijn Studeerkamer, zittende aan eene tafel, met eenige boeken en papieren, en kykende met veel attentie naar een Urinaal, dat hy in zyn eene hand houdt; alles mede zeer uitvoerig en krachtig gepenseelt door evert oudendyk, h. 10, br. 8½ dm., en, Een dito stukje verbeeldende een Advocaat in zyn Studeerkamer, zittende aan eene tafel, met al zyne daartoe behoorende documenten omringt; niet minder in kunst dan het vorige, zijnde een weêrgaê van en door denzelven; h. en br. als 't zelve.’ Deze twee stukken hebben ƒ64 opgebragt, dat voor dien tijd veel mag worden genoemd.
| |
[Oudenrogge, of Ouderogge (Johannes)]
OUDENROGGE, of OUDEROGGE (Johannes) is bij Immerzeel met een regel vermeld. Over dezen kunstenaar, wiens werken zeldzaam voorkomen, wil ik, om den aard zijner kunst meer van nabij te leeren kennen, het volgende meêdeelen. Onder de stukken, in het Schilderapartement van wijle Mevrouw catharina backer, - Zie aldaar. - die het vervolg uitmaken van den Catalogus der rijke
| |
| |
Verzameling van A. de la Court, verkocht te Leyden, 1766, komen, onder Nr. 194 en 195 voor: ‘Een Wever op zyn getouw, met zyn huisgezin, heel natuurlijk door ouderogge; h. 17, br. 2½ dm., - en, Een Schoenmaker, met zyn knecht, in een binnenhuis, door denzelve; h. 19, br. 23 dm.,’ - thans in 's Rijks Museum, te Amsterdam. - Nog vond ik op eene Verkooping van C.H. Schultz, te Amsterdam, in 1826 gehouden, onder Nr. 87 van den Catalogus: Eene Kockenbakster, met twee kinderen, door j. van oudenrogge. - Ik ben in het bezit van zijn Portret, zeer fraai met bruin geteekend, in een ovaal, in 4o. Ik meen, dat dit door hemzelven vervaardigd is. - De naam van Joost Ouderogge is mij voorgekomen op de Lijst der Schepenen van de stad Hulst, in Vlaenderen, op het jaar 1474. - Zie Beschryving der stad Hulst enz.; door J. van Lansberghe; 's Gravenhage, 1687, in 8o., bl. 131. - Welligt kan deze mededeeling leiden, om in de Archiven of Doopboeken, aldaar, berigten over dezen kunstenaar op te sporen.
| |
[Oudheusden (Dirc Henricsz. van)]
OUDHEUSDEN (Dirc Henricsz. van) was een Utrechtsch kunstschilder, blijkens de volgende aanteekeningen: ‘Item dirc henricsz van oudheusden, die schilder, van den Banier ende twee Schuttervaentgens te schilderen, 4 Phil. gulden.’ Kameraarsrekening, Ao. 1511, bij Dodt, Archief, III., 204.
| |
[Ouwater (Izaak)]
OUWATER (Izaak) is ter loops bij Immerzeel vermeld; ik moet er bijvoegen, dat, op 's Rijks Museum, te Amsterdam, twee schilderijen van hem aanwezig zijn, als: De onvoltooide toren der Nieuwe kerk, en De St. Anthonie-Waag, te Amsterdam.
| |
[Ouwater (Jacob)]
OUWATER (Jacob) is reeds, ter loops, bij Immerzeel vermeld, zonder eenig berigt betreffende zijn persoon. Ik vond in Pieter Terwesten, Ms., dat hij een Zeeuw van geboorte was, en, behalve bloemen en vruchten, ook landschappen schilderde, zooals er veel van hem voorkomen; voorts, dat hij een geruimen tijd te 's Gravenhage heeft gewoond, en vandaar naar Middelburg vertrokken is. - Het jaar 1754 voert zijn naam op de Lijst der Confrerie-kamer van Pictura, te 's Hage. - In den Catalogus van Schilderijen enz., van Mr. Pieter Cornelis, Hasselaar, verkocht te Amsterdam, in November, 1797, vond ik, op bl. 13, Nr. 32, eene schilderij van j. ouwater, h. 13, br. 15 dm., doek: ‘Dit aangenaam stukje verbeeldt Een Gezigt van buiten te zien naar een der Poorten van eene Stad, gestoffeert met verscheiden beeldjes, en verder een bevallig verschiet; alles is helder, zonachtig en uitvoerig gepenseelt.’
| |
[Ouwater. (Albert van)]
OUWATER. (Albert van) Het is, indedaad, eene grieve voor de geschiedenis der Hollandsche Schilderkunst, dat er, sedert Carel van Mander, tot heden, hoegenaamd geene levensberigten nopens dezen beroemden kunstschilder zijn opgespoord, en men alleen uit zijn bekende werken, zijn talent bewonderen kan. Door gebrek aan goede bouwstoffen, hebben de Biographisten, te zijnen aanzien niet alleen schrale en magere bescheiden te boek gesteld, maar raadselachtige oordeelvellingen uitgebragt over de werken die al of niet aan hem moeten worden toegekend. Hij is, welligt, de eerste geweest, die hier te lande de kunst van olieverw bij het schilderen te gebruiken, heeft ingevoerd, en zijne school te Haarlem vestigde, vanwaar alzoo is uitgegaan, wat de van eycken voor Brugge hebben gedaan; doch men moet de invoering zijner nieuwe bewerking altijd wat later, dan die van de genoemde van eycken stellen, hoewel onze albert een tijdgenoot van deze uitvinding is geweest. - Al de berigtgevers over hem hebben alleen Van Mander, als bron, kunnen raadplegen, en de vreemden hebben, wat deze over hem boekte, zeer verkeerd verstaan, waarvoor Pilkington den grond heeft gelegd, en deze is getrouw door latere auteurs nageschreven. Dit echter nog eens daargelaten; maar, hoe kon Immerzeel, die de Engelsche berigten
| |
| |
volgde, zoo maar rond weg zeggen: ‘albert van ouwater werd te Haarlem geboren, 1444, en was een der eersten, die met olieverw schilderde.’ Dit laatste strookt immers niet met zijn gemeld geboortejaar, en al doet men er 20 jaren bij, en wordt het alzoo 1464, dan weet toch nog iedereen, dat in ons land lang vóór dien tijd tafereelen in olieverw vervaardigd werden. - Latere auteurs zijn reeds op dit punt wakker geworden, en meenen zijn geboortejaar veel vroeger te moeten stellen, b.v. Zani, die zegt, dat hij in 1370, Balkema, dat hij in 1366, geboren werd, en in 1424 overleden is. Nagler stelt zijn werkkring omtrent 1400-1448, en voegt er bij, dat hij een tijdgenoot was, doch ouder, van jan van eyck. - Alfred Michiels heeft gelijk, als hij zegt: ‘Sedert den dood van den kronijkschrijver Van Mander, is er geen enkele tekst gevonden, die licht verspreidt over de geschiedenis van albert van ouwater: wij hebben niets dan onvolkomen berigten in de Schilderboeken.’ - Wat nu het gestelde geboortejaar 1444 betreft, dit kan niet in Van Mander worden gelezen, maar wel het tegendeel, hetgeen door de vreemde auteurs, zoo als ik hier boven zeide, niet goed gelezen is; trouwens, zij halen meestal de oude drukken van 1604, of 1618, in 4o.; aan, en nu kan men wel begrijpen, hoe vreemdelingen dien Hollandschen tekst hebben verstaan. Ziehier, om der geschiedenis wil, wat dienaangaande bij Van Mander, in de door hem bezorgde uitgave van 1604, wordt gevonden, en het is dus door hem-alléén, dat wij iets zekers van albert weten, die een Haarlemmer was, gelijk ook jan mostert, albert simonsz., en van mander-zelf. Deze waren allen kunstenaars van gevestigden roem, die hunnen albert niet konden vergeten, en, bijgevolg, veel over hem en zijne werken zullen hebben gesproken. Het is van deze gelegenheid, dat Van Mander in zijn tijd gebruik maakte, om op het spoor te komen, in welk jaar nagenoeg hij den bloei van albert stellen mogt. Hieruit blijkt, met hoeveel zorg en belang hij dit alles voor de eer zijner nagedachtenis heeft geboekt, en welk berigt ik ook volkomen vertrouw, als het naast met de waarheid overeenkomende, al zegt Bryan-Stanley (die Van Mander niet heeft begrepen), dat het aangevoerde op zwakke gronden berust. - Van Mander laat zich in dezer voege hooren: ‘albert van ouwater, Schilder van Haerlem. Alsoo ick in 't ondersoecken doende ben gheweest, om te weten de uytnemenste in onser konst, om van voor aen deselvighe by orden te laten den anderen achtervolghen: hebben vlytigh gheweest, de oudste eerst op myn Tooneel te stellen, met eenen my verwondert vernomen te hebben uyt geloofweerdige getuyghenis, van desen albert van ouwater, schilder van Haerlem, dat hy so heel vroegh een so constigh olyverwe-schilder is geworden; want ick acht, dat uyt eenighe wisse omstandicheden is te ramen, dat hy den tyd van joan van eyck soude bereycken; want een oud eerlyck man oft Schilder, albert simonsz., tot Haerlem, tuyght en segt waerachtigh te wesen, dat het nu in dit jaar 1604 is gheleden 60 jaer, dat hy, albert Discipel was, van den Haerlemschen jan mostart, den welcken doe ontrent oudt was 70 jaer, soo datter wel 130 jaeren zyn verloopen, van de gheboorte des voornoemden mostarts, tot desen teghenwoordighen tydt. Nochtans segt albert simonsz., een man wesende van goet onthoudt, dat mostart seyde noyt te hebben ghekent desen albert van ouwater, noch oock geertgen van st. jans. albert van ouwater is oock gheweest voor den vermaerden schilder geertgen tot st. jans, die een discipel van desen ouwater was gheweest. Dus laet ick nu den leser overlegghen en oordeelen, hoe vroegh te Haerlem de schilderconst van olyverwe is gheweest in ghebruyck.’ Uit deze oorkonde blijkt, dat hij in het laatst der XIV. eeuw is geboren, en in de eerste helft dor XV. heeft gebloeid, zoodat het door Immerzeel gestelde
| |
| |
jaar 1444 voor zijne geboorte, veeleer dat van zijn overlijden kan zijn. - Het Jaar 1604, door Van Mander aangegeven, toen hij de bovenstaande getuigenis van albert simonsz. te boek stelde, is door Sandrart ook over het hoofd gezien, en die heeft er 1504 van gemaakt, in het levensberigt van ouwater, zeggende, dat hij toen nog leefde; dit is dus almede eene dwaling. - Het beroemde Laatste Oordeel van ouwater, in de Maria-kerk, te Dantzig, aanwezig, is van eene uitmuntende compositie, en wel zóó juist gedacht, dat er fragmenten van worden aangehaald, om tot voorbeeld van de volledigheid dier voorstelling te dienen, zooals in het Conversations-Lexicon für bildende Kunst u.s.w., Leipzig, 1836, op het artikel Engel, waar, onder een aantal bijgebragte voorbeelden van onderscheiden kunstenaars, dat van den Aartsengel Michaël (de Engel van het Wereldgerigt) uit de genoemde schilderij, met eene keurig gesneden afbeelding wordt aangewezen. In de beschrijving daarvan, zeggen Romberg en Faber, dat deze schilderij een der hoofdwerken van hans hemling en niet van den Hollandschen ouwater is, zooals vroeger werd vermoed; - gelijk zij, op het artikel Dantzig, de geheele afbeelding hebben gegeven, doch geen bewijs aanvoeren, waardoor een en ander wordt bevestigd of wederlegd; Met allen eerbied voor het genoemde Werk, kan ik dit niet zoo gaaf aannemen, te minder, omdat er geen tegenbewijs voor de vroegere toekenning van ouwater wordt aangevoerd. De kunstlitterator G. Rathgeber, in zijne Annalen der Niederländischen Mahlerei, u.s.w.; Gotha, 1844, in fo., S. 121-124, zegt, immers, bepaaldelijk in de opgave der bekende werken van ouwater:’. Het Laatste Oordeel, beroemd Altaarstuk, te Dantzig, waar het van Parijs weêr terug kwam: hierover wordt na vele beoordeelingen, die het aan verschillende meesters wilden toekennen, door den bekenden kunstbeoordeelaar P.(assavant) in het Kunstblat, 1841, Nr. 10, bl. 39, de meening geuit, dat albert van ouwater daarvan de vervaardiger zou zijn. - Verder De koperen Slang, en, Christus aan het Kruis, als het Oude- en Nieuwe Verbond, rijk voorgesteld, in de Galerij, te Weenen. - Esther voor Ahasveros, teekening, rond, in de Verzameling van den Aartshertog Karel, te Weenen, - Mordechai wordt, te paard zittende, rondgeleid; in de Verzameling, als boven. - De Afneming van het Kruis, beteekend owa., vroeger in de Wallrafische Verzameling, thans in het Stedelijk Museum, te Keulen. - Christus van het Kruis afgenomen, te Weenen, volgens vroegere meening aan j. van eyck, doch onlangs echter door hetzelfde Kunstblat aan ouwater toegeschreven. - De anonyme Reiziger, door Morrelli uitgegeven, (bl. 76,) noemt eenige landschappen op van alberto de olanda, welke de kardinaal Grimano bezat. - Zijne Afbeelding komt voor in Van Mander in 8o., en is gevolgd naar eene zeer oude houtsnede, h. 62, br. 37 str. Ned., die, waarschijnlijk, aan laurens janszoon coster - Zie aldaar. - moet worden toegekend.
| |
[Ovens (Juriaen)]
OVENS (Juriaen) is bij Immerzeel, zonder geboorte- of sterftijd, vermeld. Bryan zegt, in navolging van Pilkington, dat hij te Amsterdam, in 1620, werd geboren, en stelt zijn overlijden op 1668, hetwelk Bryan niet heeft overgenomen, als wel bemerkende, dat zulks met eenige bekende zaken niet strookt. Later heeft zijn commentator, Stanley er bijgevoegd: ‘Nagler zegt, dat hij in 1600 is geboren, op grond eener Afbeelding van juriaen ovens, die het jaarmerk 1666, anno aetatis 66, voert, en dat hij in 1678 overleden is.’ Heller (L.) zegt, in Zweden, doch dit moet zijn Denemarken, en wel te Sleeswijk, waar tevens, in de Domkerk, eene Schilderij van hem, van 1644, en een idem, van 1670, aanwezig is. - In Frederikstad berust een Altaarstuk, j. ovens f. anno Chr. 1675, dus drie jaren vóór zijn overlijden vervaardigd. - In de Pinakotheek, te Munchen,
| |
| |
is, onder de werken van gerard dou: De Afbeelding van een ouden kunstschilder, voor zijn schildersezel gezeten, die voor het portret van juriaen ovens wordt gehouden; en, waarschijnlijk, hetzelfde stuk is, dat op de Kunstveiling van Jacob van Hoek, gehouden te Amsterdam, 12 April, 1719, onder Nr. 93 van den Catalogus, voorkomt: ‘Het Conterfeytsel van juriaen ovens, door g. douw geschilderd.’ - Hij heeft ook de graveerkunst beoefend, waarvan de prenten zeer zeldzaam zijn, als: De Inwijding der Universiteit te Kiel, waarvan de feestelijkheden in vele, zeer goed gesneden prenten, met karaktervolle figuren, zijn vervaardigd, voor het Werk Academiae Kiloniae fundatae ejusdem inaugurationis panegyrica descripta. Auclore A.J. Torquato; 1666, fo.; h. 7 dm. 3 str., br. 8 dm. - Jok. Adolph Kielmann Gettorplecker Kanzler; h. 8 dm. 7 l., br. 6 dm. 7 l. - Een Walvisch, waarop vier personen bezig zijn enz.; ju. ov. fec., 1659; h. 2 dm. 11 l., br. 4 dm. 9 l. Bij Houbraken en Descamps komt zijn Portret voor.
| |
[Overbeek. (Bonaventuur van)]
OVERBEEK. (Bonaventuur van) Ik heb bij dit Artikel van Immerzeel alleen te voegen, dat, in het bij hem aangehaalde Werk, Les Restes de l'ancienne Rome etc. van van overbeek, diens Portret, met zijn wapen, voorkomt, in gr. fo., j.c. le blon pinx. c. vermeulen sculp., waarnaar dat in Van Gool genomen is.
| |
[Overbeek (Leendert)]
OVERBEEK (Leendert) is bij Immerzeel vermeld, en ik laat hier eene opgave zijner etswerken, naar zijne teekeningen, volgen, als: 6 stuks Landschappen, met boerenwoningen en figuren, in 4o. - 6 stuks Idem met dieren en figuren, in fo. - 6 stuks Idem en Gezigten bij Haarlem, met stoffagie; met onderschrift, 1791-1793; in fo. - Twee Gezigten van Leyden, na het springen van het kruidschip, 12 Jan. 1807, gr. fo. - Twee kleine Landschappen met hutten enz. - De gestrande Zeevisch, tusschen Wijk-aan-Zee en Zandvoort, met veel figuren, in fo.
| |
[Overlaat, of Overlaet. (Antonie)]
OVERLAAT, of OVERLAET. (Antonie) Bij het berigt van Immerzeel moet ik nog voegen, dat deze teekenaar een bakker, te Antwerpen, was, die, enkel uit liefhebberij, de teekenpen hanteerde, en op den inval is gekomen, om, met pen en inkt, prenten zoodanig na te maken, dat de kopij van het origineel moeilijk te onderscheiden valt. Hij heeft deze bewerking langen tijd zeer geheim gehouden, en, zoo men zegt, menig liefhebber van zeldzame prenten daarmede verschalkt; althans heeft hij zoodoende meer waarde aan zijn werk gegeven, dan dikwijls in de originelen gelegen is. Zoo heb ik, in de Verzameling van wijlen den Heer Six van Hillegom, te Amsterdam, gezien eene ets van rembrandt, zijnde het portret, zoo ik het wèl heb, bekend onder den naam van Advokaat Tolling, waarbij de kopij, door een Engelsch kunstenaar, zeer bedrieglijk nagemaakt, was gevoegd, zoodat het genoegzaam onmogelijk werd, eenig onderscheid in beiden te kunnen ontdekken, voor welke zeldzame, ja, éénige proef van deze volmaakte kunstnabootsing door den Heer Six meer dan het dubbele der waarde van het origineel is betaald. - Ik bezit van overlaet eene op dezelfde wijze vervaardigde prentteekening, zijnde De doek van Veronica, Waarop een fraai hoofd van Christus, met de doornenkroon. Deze is vooral merkwaardig, omdat hierin, behalve de gewone graveerkunst, nog een grooter talent is aangewend, namelijk, dat alles door ééne onafgebroken lijn, die op den top van den neus begint, steeds cirkelvormig, als een spiraaltrek, rondgaat, en zoodoende door het verdikken en verdunnen der lijn, soms een weinig geslingerd, in den achtergrond een volkomen geheel vormt. Het teekeningje is groot 90 bij 73 streep Ned., beteekend ants. overlaet delint., 1765. Er bestaan onderscheiden gravuren in alle formaten van dit meesterstuk der graveerkunst, zooals die mede door c. mellan sculp. bekend is. - Hij heeft ook geëtst en veel met de drooge naald opgewerkt, als: Een Landshaap bij nacht, waarin, op den voorgrond, eene glasblazerij; door
| |
| |
de geopende deur ziet men, bij het felle vuurlicht, twee personen in gesprek; op den tweeden grond, een molen enz., bij eene rivier gelegen. In de marge: Gravé d'après le dessin original de rembrandt par overlaet. Sous la direction de martenaisie (sic), à Anvers, 1761; h. 142, br. 236 str. Ned., zonder marge; fraai bewerkt. - Een bedelaar en eene bedelaarster, naar rembrandt, 1760. - De ingang van een Hollandsch dorp; regts, eene vaart, met een ophaalbrug en een kasteel; naar rembrandt, overlaet sc., Antwerp., 1761, kl. fo., zeldzaam. - Nagler zegt, bij vergissing, dat hij een Amsterdammer was.
| |
[Overstraeten (Louis van)]
OVERSTRAETEN (Louis van) was een zeer bekwaam Belgisch bouwmeester, over wien men in de Astrea van Dr. Wap, 1851, blz. 278, het volgende vindt aangeteekend: ‘Met den Messager voor ons, merken wij tevens op, dat deze vroeger hulde deed aan de verdiensten van den Architect louis van overstraeten (Jaarg. 1849, bl. 359), en thans zijne grafstede, door joseph geefs-roelandt gebeeldhouwd, in eenige belangstellende regelen, behoorlijk beschrijft. (Jaarg 1851, bl. 415.)
| |
[Oya. (Sebastiaen d') Zie bij Immerzeel op Nooye (Sebastiaan van)]
OYA. (Sebastiaen d') Zie bij Immerzeel op NOOYE (Sebastiaan van)
|
|